Home
5.1
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor BEDRIJF
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
indien het betreft de begane grondlaag van
gebouwen:
-
bedrijven tot en met categorie 2 van
de lijst van bedrijven, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd;
-
wonen in bestaande woningen;
b
indien het betreft de verdieping(en) van gebouwen:
-
wonen in bestaande woningen;
met de daarbijbehorende gebouwen,
andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en
groenvoorzieningen, met dien verstande dat:
c
detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering
van detailhandel die uitsluitend plaatsvindt als
ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering
van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen
die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
d
Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
e
vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
f
Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
g
inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van
het Besluit m.e.r. 1994 niet zijn toegestaan.
5.2
Bouwvoorschriften
Op de tot BEDRIJF bestemde gronden
mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met
dien verstande dat:
5.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen
gelden:
a
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b
het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt
100;
c
de goothoogte en/of bouwhoogte mogen/mag niet meer
dan de op de plankaart aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte bedragen;
d
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan
750 m³ bedragen;
5.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende
bepalingen gelden:
a
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag,
indien zij vóór de voorgevel of een
naar de weg gekeerde zijgevel van een gebouw en het verlengde daarvan worden opgericht,
niet meer dan 1 m bedragen;
b
in andere gevallen mag de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
c
de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag
niet meer dan 6 m bedragen.
5.3
Vrijstelling
5.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in 5.1 en toestaan dat bedrijven worden
gevestigd die niet zijn genoemd in de lijst van bedrijven of die van een hogere
categorie zijn, indien die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving
gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende
categorieën, met dien verstande dat:
a
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
b
vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
c
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
5.3.2
De in 5.3.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a
het straat- en bebouwingsbeeld;
b
de milieusituatie;
c
de verkeersveiligheid;
d
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
e
de sociale veiligheid;
f
de externe veiligheid.
5.3.3
Procedure
Bij gebruikmaking van de
vrijstellingsbevoegdheid is de in 34.1.2 opgenomen procedure van
toepassing.
5.4
Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan
wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden ter plaatse van de
aanduiding wijzigingsbevoegdheid III wordt gewijzigd in WONEN en/of
TUIN, met dien verstande dat:
a
de wijziging uitsluitend plaatsvindt nadat de
desbetreffende bedrijfsactiviteit is beëindigd dan wel door (wijziging in) regelgeving of vergunning(verlening)
sprake is van een gewijzigde en het woonklimaat ten goede komende
bedrijfsvoering;
b
de in dit plan bij die bestemming(en) genoemde
voorschriften van overeenkomstige toepassing zijn;
c
geluidgevoelige functies - in geval van een
zonering als bedoeld in de Wet geluidhinder - zodanig worden geprojecteerd dat
de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde in acht wordt
genomen;
d
met inachtneming van het bepaalde in de
Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV) moet
worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
e
het totaal aantal woningen niet meer dan 4 mag
bedragen;
f
de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag
bedragen;
g
inzicht moet bestaan in de bodemkwaliteit;
h
de ontwikkeling in overeenstemming moet zijn met
het gemeentelijk woonbeleid en het externe veiligheidsbeleid;
i
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1
het straat- en bebouwingsbeeld;
2
de woonsituatie;
3
de verkeersveiligheid;
4
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5
de milieusituatie.
5.4.2
Procedure
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot
wijziging van het plan is de in 34.1.1 opgenomen procedure van
toepassing.