direct naar inhoud van Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum
Plan: Regels Buitengebied Olst-Wijhe
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.2009001001-0201

Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum annex kwekerij;
  • b. evenementen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   750 m³     4,5 m   10 m   20°/55°  
bijgebouwen       100 m²
 
3 m
 
6 m

 
20°/55°  
bedrijfsgebou- wen       bestaand*   5,5 m   10 m   12°/55°  
kassen       bestaand*   bestaand*   bestaand*    
windturbines   1         15 m    
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
       
1 m
2 m  
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -     -   3 m    

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, inclusief kassen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak, inclusief kassen, mag eenmalig met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.