3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c;
-
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
-
d. landschappelijke inpassing conform het Landschappelijk inpassingsplan
Middelerstraat 4, gedateerd op 8 juli 2010 en opgesteld door Eelerwoude dat als bijlage 1 bij deze regels is opgenomen;
met daaraan ondergeschikt:
-
e. bed & breakfast;
-
f. evenementen;
-
g. extensieve dagrecreatie;
-
h. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
-
i. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
-
j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie
|
maximaal aantal m²
|
|
gronden in gebruik voor nevenfunctie
|
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
|
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten
|
-
|
100
|
inpandige opslag en stalling
|
-
|
500
|
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
|
-
|
200
|
kano-, boot- of fietsenverhuur
|
-
|
100
|
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)
|
gehele bedrijf
|
100
|
zorgboerderij (exclusief overnachten)
|
gehele bedrijf
|
200
|
- = niet van toepassing
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
-
b. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
-
d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
-
e. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximum hoogte van 4 m ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden;
-
f. verder geldt het volgende:
|
max. aantal per bouwvlak
|
max.
oppervlak
|
max. inhoud
|
max. goothoogte
|
max. bouwhoogte
|
dakhelling (min./max.)
|
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)
|
één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven
|
-
|
750 m³
|
4,5 m
|
10 m
|
20/55°**
|
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen
|
-
|
500 m²
|
-
|
|
6 m
|
-
|
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge
|
-
|
1.000 m²
|
-
|
5,5 m
|
12 m
|
12°/55°
|
overige bedrijfsgebouwen
|
-
|
volledig bouwvlak
|
-
|
5,5 m
|
12 m
|
12°/55°**
|
- sleufsilo's - voedersilo's - mestsilo's
|
-
|
-
|
-
|
-
|
2 m 15 m 6 m
|
-
|
mestopslagplaten
|
-
|
-
|
-
|
-
|
3 m
|
-
|
luchtwassers
|
-
|
-
|
-
|
-
|
10 m
|
-
|
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken
|
-
|
-
|
-
|
-
|
6 m
|
-
|
erf of terreinafscheiding: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
|
-
|
-
|
-
|
-
|
1 1 2
|
-
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
-
|
-
|
-
|
-
|
3 m
|
-
|
- = niet van toepassing
* = Zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende:
-
a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
-
b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
-
c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 100 m² bedraagt;
-
d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
3.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 3.2 onder f teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:
-
a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
-
b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruik gemaakt voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
3.4.3 Ten behoeve van regenkappen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a teneinde permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- de bevoegdheid tot afwijken is uitsluitend van toepassing op regenkappen behorende bij een fruitteeltbedrijf.
3.4.5 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
-
b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
-
c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden;
-
d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
-
e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
-
f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
-
g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
3.4.6 Realisatie biomassavergistingsinstallatie
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 3.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:
-
a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
b. realisatie van de biomassavergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
-
c. de gezamenlijke inhoud van de biomassavergistingssilo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
-
d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton per dag;
-
e. de biomassavergisting dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
-
a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan, met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
-
d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
-
e. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
-
f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
-
i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
-
j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
-
k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
-
l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
-
m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
-
n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
-
o. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
-
p. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
-
1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
-
2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
-
q. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
-
1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan met dien verstande dat trekkershutten wel zijn toegestaan en stacaravans niet;
-
3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25 waarvan ten hoogste 3 bestemd mogen worden voor een trekkershut;
-
4. de trekkershutten dienen aansluitend aan de bebouwing gerealiseerd te worden;
-
5. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
-
6. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
-
7. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
-
r. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
-
1. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
-
2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
-
3. de totale gezamenlijk oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m²;
-
s. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
-
1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
-
2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.
3.6.2 Ten behoeve van een aangepaste landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder i ten behoeve van een aangepaste landschappelijke inpassing met inachtneming van het volgende:
-
a. door middel van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende:
-
a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
-
c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
-
e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
-
f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
-
g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
-
h. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha, dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
-
i. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
3.7.2 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met inachtneming van het volgende:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij;
-
b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha;
-
c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
3.7.3 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:
-
a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
-
1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
-
2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
-
3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
-
c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
-
d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
-
e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
-
f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
-
g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
-
h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
-
i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
-
j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
-
k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
-
l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
-
m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
o. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
-
p. het aantal woningen mag niet toenemen;
-
q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
-
r. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
-
s. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
-
1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
-
2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
3.7.4 Ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning
Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch, met inachtneming van het volgende:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is;
-
b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
-
c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is;
-
d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
-
e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
-
f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m;
-
g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
-
h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
3.7.5 Ten behoeve van nieuwe natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:
-
a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
-
b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.
3.7.6 Ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:
- er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.