direct naar inhoud van 3.2 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Wijhe, Tuurweide 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2012004015-0301

3.2 Cultuurhistorie en archeologie

De bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied kunnen een uitwerking hebben op de ontwikkeling van het plangebied. Deze aspecten kunnen daarom ook invloed hebben op de uitgangspunten van dit bestemmingsplan.

Archeologie

Uit een analyse van de gemeentelijke archeologische kaart blijkt dat voor de ontwikkeling in het plangebied een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Voor een ontwikkelingsgebied groter dan 100 m2 en grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter is een onderzoek verplicht. Dit geldt voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals het plangebied.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plangebied is op circa 280 meter gelegen van de Wijhense Korenmolen en ligt daarmee dus binnen de molenbiotoop. Volgens de brief d.d. 8 maart 2012 van "De Hollandsche Molen" is geconcludeerd dat het bouwplan geen hinder met zich mee brengt voor de molen.

Onderzoek

Voor het plangebied zijn in 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een archeologisch karterend booronderzoek uitgevoerd. Beide onderzoeken zijn bijgevoegd in respectievelijk bijlage 1 en 2.

Bureauonderzoek

Op grond van het bureauonderzoek is een archeologische verwachtingsmodel opgesteld. In het plangebied komen oeverwallen voor. Op deze oeverwalafzettingen en oever nabije rivierkleiafzettingen kunnen resten aangetroffen worden vanaf de Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd. Op grond van de hoge archeologische verwachtingswaarde schrijft gemeente Olst Wijhe voor dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek dient te worden verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een verkennende fase, waarbij 6 boringen per ha dienen te worden gezet om de intactheid van de bodem te bepalen. Bij een intacte bodemopbouw dienen karterende boringen te worden gezet. Voor een betrouwbare steekproef achten wij het noodzakelijk dat er minimaal 5 karterende boringen in het plangebied worden gezet (1 boring 480 per m2).

De boringen worden uitgevoerd met een zogeheten megaboor (Ø 15 cm). De boorkernen dienen bij los gepakt zand te worden gezeefd op een metalen zeef met een maaswijdte van 4 mm en bij klei te worden versneden om archeologische indicatoren te traceren. Alle boringen worden gezet in de onverharde delen van het plangebied volgens een verspringend driehoeksgrid en gerelateerd aan maaiveld. De boringen worden beschreven conform de NEN 5740. Het eerste archeologische niveau kan direct onder het maaiveld verwacht worden. Een tweede archeologische niveau kan op circa 2 meter min maaiveld verwacht worden op de oeverwalafzettingen.

Karterend booronderzoek

Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een karterend booronderzoek.

De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit oevernabije afzettingen, waarop recentelijk (20e eeuw) nog een ophogingspakket is aangebracht. Het ophogingspakket bestaat uit diverse gemengde zanden kleilagen met recent puin, waarbij waarschijnlijk de oorspronkelijke top van de oevernabije afzettingen is meegeroerd. Ook het huidige bovenste deel van de onderliggende oevernabije afzettingen is verstoord tot bodemingrepen. Het verstoringsniveau reikt tot een diepte van gemiddeld 120 cm -mv.

Er zijn in de versneden kleilagen en gezeefde zandige lagen resten puin en baksteen aangetroffen van recente ouderdom, waarschijnlijk gekoppeld aan de bouw van de kerk in de 20e eeuw. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een vindplaats uit de periode van de 14e eeuw tot en met de 19e eeuw.

Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij geen archeologische relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen binnen het plangebied.
Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen. Wat betreft landschappelijke ligging en verwacht oorspronkelijk bodemtype geeft het booronderzoek een overeenstemmend beeld met dat wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek. De aanwezige bodemopbouw is wel verstoord door bodemingrepen. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt door het veldonderzoek niet bevestigd.

Selectieadvies

Op grond van het ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Olst-Wijhe), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen.