Plan: | Buitengebied, Bremmelerstraat 16 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1773.BP2013001041-0301 |
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Indirect geeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de 'omgekeerde werking' genoemd. De reden hiervoor is duidelijk: een geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder.
De ruimtelijke plannen waarvoor de omgekeerde werking moet worden beoordeeld, zijn met name bestemmingsplannen waarin locaties voor woningbouw, zoals een woonwijk of een ruimte-voor-ruimte-woning, of recreatie en toerisme worden vastgelegd. Bij de besluitvorming hieromtrent moet opnieuw de milieutoets op de omgekeerde werking worden uitgevoerd, er wordt immers opnieuw bestemd.
Voor nieuwe woningen dient indien gelegen in het buitengebied ten opzichte van bestaande agrarische bedrijven een afstand van 50 meter aangehouden te worden.
In de omgeving van de Bremmelerstraat 16 zijn meerdere veehouderijen gelegen.
Voor melkrundvee is geen geuremissiefactor vastgesteld. Het geurgevoelige object is gelegen in het buitengebied en daarom geldt een minimaal aan te houden afstand van 50 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
Naast de voorgrondbelasting (geurcirkels) dient ook de achtergrondbelasting worden bekeken. Het betreft de totale geurbelasting ter plaatse van een geurgevoelig object. Met name intensieve veehouderijen dragen bij aan de achtergrondbelasting. Aangezien de afstanden van intensieve veehouderijen tot het plangebied dusdanig groot zijn en het hier een buitengebied betreft, waarin voor de achtergrondbelasting een (aanzienlijk) hogere waarde acceptabel wordt geacht dan voor een dorpskern, kan naar redelijkheid worden gesteld dat het ter hoogte van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat betreft. In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied is geconcludeerd dat het achtergrondnivo goed tot zeer goed is.