Plan: | Reparatieplan bestemming Wonen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1773.BP2022012005-0201 |
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op vijf locaties in de gemeente Olst-Wijhe. Op deze locaties is gebleken dat enkele aspecten niet goed zijn opgenomen in de huidige ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Wijhe" en "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe". In het voorliggende bestemmingsplan worden de volgende aspecten gerepareerd c.q. aangepast:
Om de benodigde correcties mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Bovendien wordt in voorliggend bestemmingsplan aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
Het plangebied bestaat uit vijf deelgebieden, waarvan vier in de kern Wijhe en één in het buitengebied van Wesepe. Hieronder wordt ingegaan op de ligging van de afzonderlijke locaties.
Het deelgebied Dijk 28 in Wijhe ligt in de bebouwde kom van de kern Wijhe. Het deelgebied staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie F, perceelnummer 6728. In afbeelding 1.1 is de ligging van het deelgebied in Wijhe (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) weergegeven.
Afbeelding 1.1: Ligging van het deelgebied Dijk 28 in Wijhe en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Het deelgebied Honingklaver 2 in Wijhe ligt in de bebouwde kom van de kern Wijhe. Het deelgebied staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie E, perceelnummer 2666. In afbeelding 1.2 is de ligging van het deelgebied in Wijhe (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) weergegeven.
Afbeelding 1.2: Ligging van het deelgebied Honingklaver 2 in Wijhe en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Het deelgebied Molenstraat 4 in Wijhe ligt in de bebouwde kom van de kern Wijhe. Het deelgebied staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie F, perceelnummer 5380 In afbeelding 1.3 is de ligging van het deelgebied in Wijhe (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) weergegeven.
Afbeelding 1.3: Ligging van het deelgebied Molenstraat 4 in Wijhe en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Het deelgebied Wittemerslag 23 t/m 29 in Wijhe ligt in de bebouwde kom van de kern Wijhe. Het deelgebied staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie E, perceelnummers 2055, 2056, 2057, 2058, 2257, 2258, 2259 en 2260. In afbeelding 1.4 is de ligging van het deelgebied in Wijhe (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) weergegeven.
Afbeelding 1.4: Ligging van het deelgebied Wittemerslag 23 t/m 29 in Wijhe en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Het deelgebied Zonnenbergerweg 14 in Wesepe ligt in het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe, op circa 1,6 km ten zuidoosten van de kern Wesepe. Het deelgebied staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie H, perceelnummer 74 en 75. In afbeelding 1.5 is de ligging van het deelgebied ten opzichte van Wesepe (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) weergegeven.
Afbeelding 1.5: Ligging van het deelgebied Zonnenbergerweg 14 ten opzichte van Wesepe en de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Het bestemmingsplan ''Reparatieplan bestemming Wonen” bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het plan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het deelgebied Dijk 28 in Wijhe bevindt zich binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Wijhe" (vastgesteld op 16 december 2009), "Parapluplan archeologie" (vastgesteld op 28 april 2014) en "Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018).
Het deelgebied ais op basis van het geldende bestemmingsplan "Wijhe" voorzien van de bestemmingen 'Wonen' met een bouwvlak en 'Tuin'. Tevens geldt in het westen van het plangebied de dubbelbestemming 'Waterstaatsdoeleinden'. Binnen het bouwvlak in de bestemming 'Wonen' geldt de maatvoeringsaanduiding 'hoogte; goothoogte; maximum goothoogte: 4 m'. Bovendien geldt binnen het hele deelgebied op basis van het "Parapluplan Archeologie" de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.
Ter plaatse van dit deelgebied bevindt het bouwvlak zich niet op dezelfde locatie als het hoofdgebouw (de woning). Het bouwvlak dient naar het noordwesten te worden verplaatst, zodat deze overeenkomt met de locatie van de woning.
In afbeelding 1.6 is een uitsnede van de verbeelding van de geldende planologische situatie weergegeven. Het deelgebied is hierop aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.
Afbeelding 1.6: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Wijhe" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Wonen'
Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. In de bouwregels is onder meer bepaald dat hoofdgebouwen in casu woonhuizen uitsluitend binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd. De goothoogte en/of bouwhoogte mogen/mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte.
Enkelbestemming 'Tuin'
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor erkers, ingangspartijen en luifels ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen' geldt dat deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing de bouwvlakgrens over maximaal de halve gevelbreedte met niet meer dan 2 m mag overschrijden.
Dubbelbestemming 'Waterstaatsdoeleinden'
De voor 'Waterstaatsdoeleinden' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de (hoofd)waterkering, de afvoer van oppervlaktewater, de waterhuishouding en groenvoorzieningen, met de daarbijbehorende andere-bouwwerken, andere-werken en voorzieningen.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld worden gebouwd, tenzij de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Het deelgebied Honingklaver 2 in Wijhe bevindt zich binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Wijhe" (vastgesteld op 16 december 2009), "Parapluplan archeologie" (vastgesteld op 28 april 2014) en "Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018).
Het deelgebied is op basis van het geldende bestemmingsplan "Wijhe" voorzien van de bestemmingen 'Wonen' met een bouwvlak en 'Tuin'. Binnen het bouwvlak in de bestemming 'Wonen' geldt de maatvoeringsaanduiding 'hoogte; goothoogte; maximum goothoogte: 4 m'. Bovendien geldt binnen het hele deelgebied op basis van het "Parapluplan Archeologie" de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.
Ter plaatse van dit deelgebied is de woonbestemming per abuis kleiner gemaakt dan in een voorgaand bestemmingsplan het geval was. De situatie dient te worden hersteld door de woonbestemming te vergroten en evenwijdig aan de weg te leggen.
In afbeelding 1.7 is een uitsnede van de verbeelding van de geldende planologische situatie weergegeven. Het deelgebied is hierop aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.'
Afbeelding 1.7: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Wijhe" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Wonen'
Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. In de bouwregels is onder meer bepaald dat hoofdgebouwen in casu woonhuizen uitsluitend binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd. De goothoogte en/of bouwhoogte mogen/mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte.
Enkelbestemming 'Tuin'
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor erkers, ingangspartijen en luifels ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen' geldt dat deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing de bouwvlakgrens over maximaal de halve gevelbreedte met niet meer dan 2 m mag overschrijden.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld worden gebouwd, tenzij de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Het deelgebied Honingklaver 2 in Wijhe bevindt zich binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Wijhe" (vastgesteld op 16 december 2009), "Parapluplan archeologie" (vastgesteld op 28 april 2014), "Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018) en "Waardevol dorpsgezicht historisch hart van Wijhe" (vastgesteld op 6 juni 2016).
Het deelgebied is op basis van het geldende bestemmingsplan "Wijhe" voorzien van de bestemmingen 'Centrum'' met een bouwvlak. Binnen het bouwvlak geldt de maatvoeringsaanduiding 'hoogte; goothoogte; maximum goothoogte: 6 m'. Tevens geldt binnen dit deelgebied op basis van het bestemmingsplan "Waardevol dorpsgezicht historisch hart van Wijhe" de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol dorpsgezicht" en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop". Bovendien geldt binnen het hele deelgebied op basis van het "Parapluplan Archeologie" de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.
Ter plaatse van de Molenstraat 4 in Wijhe bevindt zich een woning, echter heeft het perceel per abuis de bestemming 'Centrum' gekregen. Deze bestemming dient te worden gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.
In afbeelding 1.8 is een uitsnede van de verbeelding van de planologische situatie op basis van het bestemmingsplan "Wijhe" weergegeven. Bovendien is in afbeelding 1.9 een uitsnede van het bestemmingsplan "Waardevol dorpsgezicht historisch hart van Wijhe" weergegeven. Het deelgebied is in deze afbeeldingen aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.
Afbeelding 1.8: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Wijhe" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Afbeelding 1.9: Uitsnede verbeelding "Waardevol dorpsgezicht historisch hart van Wijhe" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Centrum'
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn op de begane grondlaag van gebouwen hoofdzakelijk bestemd voor detailhandel en daaraan gerelateerde horeca, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en daaraan gerelateerde horeca en wonen in bestaande woningen. Tevens zijn de gronden op de verdieping(en) van gebouwen bestemd voor wonen en opslagdoeleinden. In de bouwregels is onder meer bepaald dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte.
Dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol dorpsgezicht'
De voor 'Waarde - Waardevol dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht, bestaande uit onder andere het patroon van straten, wegen, het profiel en de groenvoorziening van de openbare ruimte en de kleinschaligheid en de (variatie in) afmetingen, bouwmassa's en vormgeving van de bebouwing.
Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
Binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen dat niet hoger mag worden gebouwd dan de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, gerekend vanaf het maaiveld ter plaatse van de molen, zijnde 5,6 m +NAP.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld worden gebouwd, tenzij de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Het deelgebied Wittemerslag 23 t/m 29 in Wijhe bevindt zich binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Wijhe" (vastgesteld op 16 december 2009), "Parapluplan archeologie" (vastgesteld op 28 april 2014) en "Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018).
Het deelgebied is op basis van het geldende bestemmingsplan "Wijhe" voorzien van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met een bouwvlak. Binnen het bouwvlak in de bestemming 'Tuin' geldt de maatvoeringsaanduiding 'hoogte; goothoogte; maximum goothoogte: 6 m'. Bovendien geldt binnen het hele deelgebied op basis van het "Parapluplan Archeologie" de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'.
De woonpercelen aan de Wittemerslag 23 t/m 29 in Wijhe hebben abusievelijk de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze bestemming dient te worden gewijzigd naar 'Wonen'.
In afbeelding 1.10 is een uitsnede van de verbeelding van de geldende planologische situatie weergegeven. Het deelgebied is hierop aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.
Afbeelding 1.10: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Wijhe" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Wonen'
Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. In de bouwregels is onder meer bepaald dat hoofdgebouwen in casu woonhuizen uitsluitend binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd.
Enkelbestemming 'Tuin'
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor erkers, ingangspartijen en luifels ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen' geldt dat deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing de bouwvlakgrens over maximaal de halve gevelbreedte met niet meer dan 2 m mag overschrijden.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld worden gebouwd, tenzij de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Het deelgebied aan de Zonnenbergerweg 14 in het buitengebied van Wesepe bevindt zich binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" (vastgesteld op 12 april 2021) en "Parapluplan Parkeren" (vastgesteld op 10 september 2018).
Het deelgebied is op basis van het geldende "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" voorzien van de bestemmingen 'Wonen' met een bouwvlak en 'Agrarisch'. Tevens geldt binnen het hele deelgebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'. Binnen het bouwvlak in de bestemming 'Wonen' geldt de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2'.
Een gedeelte in het zuidwesten van het perceel aan de Zonnenbergerweg 14 in Wesepe heeft per abuis de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Dit gedeelte van het perceel dient de bestemming 'Wonen' te krijgen.
In afbeelding 1.11 is een uitsnede van de verbeelding van de geldende planologische situatie weergegeven. Het deelgebied is hierop aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.
Afbeelding 1.11: Uitsnede verbeelding "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Wonen'
Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn hoofdzakelijk bestemd voor het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis. In de bouwregels is onder meer bepaald dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn.
Enkelbestemming 'Agrarisch'
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. In de bouwregels is onder meer bepaald dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2 of minder diep dan 50 cm onder maaiveld worden gebouwd, tenzij de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Bovengenoemde correcties worden in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Om de voorgenomen correcties (planologisch) mogelijk te kunnen maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin. In deze plantoelichting wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 een weergave van de huidige situatie en de gewenste situatie gegeven. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Olst-Wijhe beschreven. In Hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieuthema's de revue. Hoofdstuk 5 gaat in op de wateraspecten. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op het vooroverleg, de inspraak en de zienswijzen.
In onderstaande tabel worden de correcties in de afzonderlijke deelgebieden kort toegelicht. De voorgenomen ontwikkeling bestaat slechts uit onderstaande planologische wijzigingen. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats.
Deelgebied | Huidige bestemming -> toekomstige bestemming | Nadere uitleg |
Dijk 28, Wijhe | 'Wonen' en 'Tuin' -> 'Wonen' en 'Tuin' | Het bouwvlak dient naar het noordwesten te worden verplaatst, zodat deze overeenkomt met de daadwerkelijke locatie van het hoofdgebouw c.q. de woning. |
Honingklaver 2, Wijhe | 'Wonen' en 'Tuin' -> 'Wonen' en 'Tuin' | De woonbestemming van het perceel dient aan de oostzijde van het perceel te worden vergroot, op zo'n manier dat deze evenwijdig loopt aan de weg. Hiertoe dient een gedeelte van de bestemming 'Tuin' in het oosten van het perceel te worden omgezet naar 'Wonen'. |
Molenstraat 4, Wijhe | 'Centrum' -> 'Wonen' | Het perceel is per abuis bestemd als 'Centrum'. Hieraan wordt in de nieuwe situatie de bestemming 'Wonen' met een bouwvlak toegekend. |
Wittemerslag 23 t/m 29, Wijhe | 'Wonen' en 'Tuin' -> 'Wonen' en 'Tuin' | Een gedeelte van het perceel (ter plaatse van de woningen) heeft per abuis de bestemming 'Tuin' met een bouwvlak gekregen. Hieraan wordt in de nieuwe situatie de bestemming 'Wonen' met een bouwvlak toegekend. |
Zonnenbergerweg 14, Wesepe | 'Wonen' en 'Agrarisch' -> 'Wonen' | Een gedeelte van het perceel heeft per abuis de bestemming 'Agrarisch' gekregen. In de nieuwe situatie heeft het gehele perceel de bestemming 'Wonen'. |
Met voorliggend initiatief vinden planologische correcties plaats binnen vijf deelgebieden in de gemeente Olst-Wijhe. Als gevolg van de gewenste ontwikkeling worden echter geen nieuwe functies of woningen opgericht. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats. De bestaande woningen binnen de vijf woonpercelen blijven behouden conform de bestaande situatie. De parkeerbehoefte en verkeersgeneratie wijzigen dan ook niet ten opzichte van de huidige situatie. Daarom kan een nadere toetsing aan de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie achterwege blijven.
Een bestemmingsplan mag niet in strijd zijn met de verschillende beleidsdocumenten op nationaal, provinciaal, regionaal of gemeentelijk niveau. Daarom is er in de toelichting van elk bestemmingsplan een hoofdstuk opgenomen waarin het bepaalde in het bestemmingsplan getoetst wordt aan de geldende beleidskaders.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een herziening, of feitelijk een reparatieplan, van het bestemmingsplan "Wijhe" (vastgesteld op 16 december 2009) en "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" (vastgesteld op 12 april 2021). De zaken die door middel van dit plan gerepareerd worden zijn over het algemeen van beperkte omvang en van ondergeschikte aard.
Er worden geen nieuwe woningen of andere functies mogelijk gemaakt als gevolg van voorliggend bestemmingsplan. Er is slechts sprake van het aanpassen van de percelen naar het feitelijk gebruik. Hierdoor kan toetsing vaan het beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau achterwege blijven. Er worden immers geen nieuwe bestemmingen en of ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Voor de toetsing aan de beleidsaspecten wordt tevens verwezen naar Hoofdstuk 2 van de toelichting van bestemmingsplan "Wijhe" en Hoofdstuk 4 van de toelichting van het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe". Vanwege het niet mogelijk maken van nieuwe functies in dit bestemmingsplan en de te verwaarlozen ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, voldoet voorliggend bestemmingsplan aan het beleid zoals dat uiteen is gezet in de toelichting van de vastgestelde bestemmingsplannen "Wijhe" en "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe".
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en besluit milieueffectrapportage.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan/wijzigingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
Op grond van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. In dit geval worden echter geen nieuwe geluidsgevoelige objecten opgericht. Er is slechts sprake van de planologische inpassing van bestaande woningen op vijf verschillende locaties. Als gevolg van het reparatieplan worden geen extra woningen toegestaan. In artikel 76 van de Wgh is bepaald dat de geluidsbelasting van wegen op bestaande woningen niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden. Geconcludeerd wordt dat toetsing aan de aspecten weg-, rail- en industrielawaai achterwege gelaten kan worden.
Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
In voorliggend geval is slechts sprake van de planologische inpassing van bestaande woningen op vijf verschillende locaties. Er vinden geen fysieke (bodem)ingrepen plaats, waardoor het niet noodzakelijk is om een bodemonderzoek uit te voeren.
Het aspect 'bodem' staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.
Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling, in verhouding tot de categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 4.3.1.1 kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Daarnaast wordt geconcludeerd dat er geen gevoelige bestemmingen in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen' worden mogelijk gemaakt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
Het transporteren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In voorliggend geval worden geen gevoelige objecten opgericht. Tevens worden geen nieuwe risicovolle functies mogelijk gemaakt. Er is slechts sprake van het planologisch inpassen van een bestaande situatie op vijf woonpercelen in de gemeente Olst-Wijhe. Daarom vormt het aspect 'externe veiligheid' geen belemmering voor de ontwikkeling en kan een nadere toetsing achterwege blijven.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Het deelgebied Molenstraat 4, Wijhe ligt nabij het centrum van Wijhe. In de omgeving van dit deelgebied is sprake van een hoge functiemenging van centrumfuncties, maatschappelijke functies en woonpercelen. De omgeving van dit deelgebied kan daarom het beste worden aangemerkt als 'gemengd gebied'.
De overige deelgebieden (Dijk 28, Honingklaver 2, Wittemerslag 23 t/m 29 en Zonnenbergerweg 14) liggen in een omgeving waar sprake is van een lage functiemenging. Voor de omgeving van deze deelgebieden wordt daarom uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
De volgende tabel geeft de richtafstanden voor de verschillende omgevingstypes weer.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
In voorliggend geval is slechts sprake van het planologisch inpassen van bestaande woonpercelen. De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie. Er is geen sprake van aantasting woon- en leefklimaat omliggende functies.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving en andersom of de nieuwe functie de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven aantast.
Dijk 28, Wijhe
In de nabije omgeving van het deelgebied Dijk 28, Wijhe (straal 130 meter) bevinden zich geen milieubelastende functies. De milieubelastende functies buiten deze straal betreffen functies met een maximale milieucategorie 2. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de bijbehorende grootste richtafstand van 30 meter.
Honingklaver 2, Wijhe
In de nabije omgeving van het deelgebied Honingklaver 2, Wijhe (straal 250 meter) bevinden zich geen milieubelastende functies. De milieubelastende functies buiten deze straal betreffen functies met een maximale milieucategorie 3.1. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de bijbehorende grootste richtafstand van 50 meter.
Molenstraat 4, Wijhe
Aangrenzend aan het deelgebied Molenstraat 4, Wijhe bevinden zich percelen met de bestemming 'Centrum'. Hier zijn, op basis van het geldend bestemmingsplan, detailhandel en daaraan gerelateerde horeca, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en daaraan gerelateerde horeca en wonen in bestaande woningen toegestaan. Dergelijke functies hebben een maximale milieucategorie 2 op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. De grootste richtafstand voor dergelijke functies in het omgevingstype 'gemengd 'gebied' bedraagt maximaal 10 meter. Aan deze afstand wordt niet voldaan voor de naastgelegen percelen aan de Langstraat 84, 86 en 88.
Echter wordt opgemerkt dat in de bestaande situatie reeds sprake is van een woning op het perceel aan de Molenstraat 4 in Wijhe. Bovendien zijn op deze locatie, op basis van het geldend bestemmingsplan, reeds woningen toegestaan op zowel de begane grond als de etages. De gebruiksmogelijkheden nemen dan ook niet toe als gevolg van de correctie van de bestemming van 'Centrum' naar 'Wonen'. Er is daarmee geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat ten opzichte van de huidige situatie. Omgekeerd worden andere functies niet (verder) in hun bedrijfsvoering belemmerd als gevolg van de gewenste ontwikkeling.
Wittemerslag 23 t/m 29, Wijhe
In de nabije omgeving van het deelgebied Honingklaver 2, Wijhe (straal 100 meter) bevinden zich geen milieubelastende functies. De milieubelastende functies buiten deze straal betreffen functies met een maximale milieucategorie 1. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de bijbehorende grootste richtafstand van 10 meter.
Zonnenbergerweg 14, Wesepe
Ten westen van het deelgebied Zonnenbergerweg 14 in Wesepe bevindt zich een bedrijfsperceel. Hier zijn, op basis van het geldend bestemmingsplan, bedrijven met een maximale milieucategorie 2 toegestaan. De grootste bijbehorende richtafstand bedraagt 30 meter. Het bedrijfsperceel bevindt zich op 38 meter ten westen van het deelgebied (gemeten tussen de gevel van de gevoelige bestemming en het bestemmingsvlak van het bedrijfsperceel). Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Tevens bevindt zich op circa 125 meter ten noordwesten van het deelgebied een agrarisch bedrijfsperceel. Bij agrarische bedrijven zijn niet de adviesafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend. Hier wordt in paragraaf 4.6 nader op ingegaan. In deze paragraaf zullen de richtafstanden bij veehouderijen voor wat betreft het aspect geur daarom buiten beschouwing blijven, maar worden de overige milieuaspecten wel behandeld. Wanneer het aspect 'geur' buiten beschouwing wordt gelaten, geldt op basis van de VNG-publicatie voor agrarische bedrijven een grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Binnen 50 meter van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven aanwezig.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden functies in de omgeving niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 2 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 8 odeur units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Op grond van het bepaalde in artikel 1 van de Wgv is een geurgevoelig object als volgt gedefinieerd: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruik.
Vanaf 1 januari 2013 is het Activiteitbesluit ook van toepassing op agrarische activiteiten. Het Besluit landbouw milieubeheer is tegelijkertijd komen te vervallen. Agrarische bedrijven hebben geen vergunning meer nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Dit zijn type B-bedrijven, zoals veehouderijen, kinderboerderijen (en andere bedrijven die kleinschalig dieren houden), glastuinbouwbedrijven, bedrijven met teelt in gebouwen, bedrijven met open teelt, agrarische loonwerkers en losse opslagen (bijvoorbeeld mest). Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Zo gelden binnen en buiten de bebouwde kom dezelfde normen als in de Wgv. Ook de geurbelasting wordt bepaald volgens het bepaalde in de Wgv. Hetzelfde geldt voor het meten van de afstanden.
In voorliggend geval worden geen nieuwe geurgevoelige objecten toegevoegd. Tevens bevinden de vier deelgebieden in de kern Wijhe zich niet in de nabijheid van agrarische bedrijven. Ten aanzien van het deelgebied Zonnenbergerweg 14, in het buitengebied van Wesepe, wordt opgemerkt dat het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf zich op circa 125 meter ten westen van het deelgebied bevindt. Hiermee wordt ruimschoots gedaan aan de vaste afstand van 50 meter.
Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden omliggende bedrijven niet onevenredig geschaad in hun belangen.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
De deelgebieden liggen niet binnen een Natura 2000-gebied. Tevens wordt opgemerkt dat in voorliggend bestemmingsplan slechts sprake is van het planologisch inpassen van een bestaande situatie op vijf woonpercelen. Er is geen sprake van fysieke ingrepen (bouwwerkzaamheden) op de percelen. Tevens worden geen nieuwe functies opgericht, waardoor de verkeersgeneratie niet zal wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie. Hierdoor worden significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de ontwikkeling niet aannemelijk geacht. Het uitvoeren van een stikstofonderzoek is in dit geval dan ook niet noodzakelijk.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De deelgebieden behoren niet tot een als NNN aangewezen gebied. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling (planologische inpassing van een bestaande situatie) en gezien de deelgebieden niet binnen het NNN liggen, is geen sprake van een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel, leiden de voorgenomen activiteiten daarnaast niet tot wettelijke consequenties.
Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
In dit geval is slechts sprake van een planologische inpassing van een bestaande situatie op vijf woonpercelen in de gemeente Olst-Wijhe. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats als gevolg van de ontwikkeling, waardoor er geen sprake is van mogelijke negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Daarom is het uitvoeren van een Quickscan natuurwaardenonderzoek in voorliggend geval niet noodzakelijk.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
In voorliggend geval is slechts sprake van de planologische inpassing van een bestaande situatie op vijf locaties in de gemeente Olst-Wijhe. Er vinden geen bodemingrepen plaats als gevolg van het voornemen, waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De archeologische dubbelbestemmingen in de nu geldende bestemmingsplannen worden in dit bestemmingsplan overgenomen, waarmee mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn beschermd. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
De deelgebieden kennen, op basis van de Rijksmonumenten en Werelderfgoed kaart van Atlas Leefomgeving, geen bijzondere cultuurhistorische waarden. Tevens vinden geen fysieke ingrepen plaats, aangezien slechts sprake is van het planologisch inpassen van een bestaande situatie op vijf woonpercelen. Deelgebied Molenstraat 4 ligt binnen het waardevolle dorpsgezicht en binnen een molenbiotoop. In voorliggend bestemmingsplan zijn de dubbelbestemming en gebiedsaanduiding die de cultuurhistorische waarden van het waardevolle dorpsgezicht en de molenbiotoop beschermen overgenomen. Daardoor wordt gesteld dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor voorliggend project.
Geconcludeerd wordt dat in het kader van dit plan geen sprake is van negatieve effecten op archeologische en cultuurhistorische waarden.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. Beoordeling gehanteerd.
De deelgebieden liggen niet binnen een Natura 2000-gebied. Tevens wordt opgemerkt dat in voorliggend bestemmingsplan slechts sprake is van het planologisch inpassen van een bestaande situatie op vijf woonpercelen. Er is geen sprake van fysieke ingrepen (bouwwerkzaamheden) op de percelen. Tevens worden geen nieuwe functies opgericht, waardoor de verkeersgeneratie niet zal wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie. Hierdoor worden significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de ontwikkeling niet aannemelijk geacht.
Het plan is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig. Hiermee ontstaat dan ook geen m.e.r.-plicht op basis van artikel 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming.
Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is mogelijk sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
Aangezien hier in dit geval mogelijk sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag om er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
De in het voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van het planologisch inpassen van de bestaande situatie op vijf woonpercelen in de gemeente Olst-Wijhe. Het gaat om een (zeer) kleinschalige ontwikkeling. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een ontwikkeling die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op het vorenstaande en de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten.
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is niet m.e.r.-plichtig en niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022-2027 (vastgesteld 18 maart 2022). Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Drents Overijsselse Delta (voorheen Reest en Wieden & Groot Salland), Vechtstromen en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.
Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft de taken vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. Hieronder volgt een toelichting op de doelen in het waterbeheerplan.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
In voorliggend geval is sprake van een correctieve herziening van het bestemmingsplan, waarbij slechts sprake is van het planologisch inpassen van de bestaande situatie op vijf woonpercelen in de gemeente Olst-Wijhe. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats, waardoor er geen sprake is van waterschapsbelang. Het uitvoeren van een digitale watertoets is daarom in dit geval achterwege gelaten.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd. Hierbij is door middel van de volgende gebiedsaanduidingen doorverwezen naar de begrippen van de geldende moederplannen:
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden. Hierbij is tevens door middel van de volgende gebiedsaanduidingen doorverwezen naar de wijze van meten van de geldende moederplannen:
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels van de ter plaatse geldende moederplannen zijn onverkort van toepassing verklaard. Deze regels bestaan uit:
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor de desbetreffende bestemming is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij zijn de regels van de binnen het deelgebied geldende moederplannen onverkort van toepassing verklaard. Het onderscheid tussen de moederplannen is ondervangen door drie aanduidingen op te nemen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:
Hierbij is aangegeven dat ter plaatse van de bovengenoemde aanduidingen alleen de algemene regels van de ter plaatse geldende moederplannen onverkort van toepassing worden verklaard. Dit om te voorkomen dat de, op sommige punten niet overeenkomende, algemene regels uit verschillende moederplannen van toepassing worden verklaard binnen ieder deelgebied.
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In het overgangsrecht is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
'Tuin'
De gronden ter plaatse van de tuinen bij de woonpercelen binnen de kern Wijhe zijn voorzien van de bestemming 'Tuin'. Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De regels van de bestemming 'Tuin' van het bestemmingsplan "Wijhe" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
De woonpercelen binnen de kern Wijhe zijn voorzien van de bestemming 'Wonen - 1'. Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. De regels van de bestemming 'Wonen' van het bestemmingsplan "Wijhe" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
Het deelgebied in het buitengebied (Zonnenbergerweg 14, Wesepe) is voorzien van de bestemming 'Wonen - 2'. Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis. De regels van de bestemming 'Wonen' van het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
Ter plaatse van de gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde in de kern Wijhe is de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' toegekend. De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' van het bestemmingsplan "Parapluplan Archeologie" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
Ter plaatse van de gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde in de kern Wijhe is de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toegekend. De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' van het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1'
Ter plaatse van het deelgebied in het buitengebied (Zonnenbergerweg 14, Wesepe) is de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' toegekend. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' van het bestemmingsplan "Parapluplan Archeologie" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
'Waarde - Waardevol dorpsgezicht'
Ter plaatse van het deelgebied Molenstraat 4, Wijhe is de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol dorpsgezicht' opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht. De regels van de bestemming 'Waarde - Waardevol dorpsgezicht' van het bestemmingsplan "Waardevol dorpsgezicht historisch hart van Wijhe" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
Ter plaatse van een gedeelte van het deelgebied Dijk 28 in Wijhe is de dubbelbestemming 'Waterstaatsdoeleinden' opgenomen. Deze gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de (hoofd)waterkering, de afvoer van oppervlaktewater, de waterhuishouding en groenvoorzieningen, met de daarbijbehorende andere-bouwwerken, andere-werken en voorzieningen. De regels van de bestemming 'Waterstaatdoeleinden' van het bestemmingsplan "Wijhe" van de gemeente Olst-Wijhe zijn onverkort van toepassing verklaard.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het corrigeren van een aantal fouten in de geldende bestemmingsplannen van de gemeente Olst-Wijhe. De gemeente is in dit geval zelf initiatiefnemer van dit plan. Voor de ontwikkeling geldt dat er sprake is van een sluitende grondexploitatie. Voor alle kosten is dekking. Hiermee is het project financieel haalbaar.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het bestemmingsplan wordt, aangezien één van de deelgebieden zich in het buitengebied bevindt, ter vooroverleg naar de provincie Overijssel gestuurd.
Aangezien er slechts sprake is van het planologisch inpassen van een bestaande situatie en er geen fysieke ingrepen plaatsvinden, is er geen sprake van waterschapsbelang.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval wordt geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Deze paragraaf wordt ingevuld nadat het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen.