Plan: | Boskamp, Koekoeksweg 100 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1773.BP2023006005-0201 |
Overkempe maakt deel uit van zorgorganisatie DeSeizoenen, een zorgorganisatie die bestaat uit veschillende woon- en werkgemeenschappen voor mensen met een verstandelijke beperking, meervoudige beperking en/of gedragsproblematiek in Oost- en Zuid-Nederland.
Wat de locaties bindt is de antroposofische identiteit. Iedere locatie heeft haar eigen ontstaansgeschiedenis, karakter, omvang en cliëntsamenstelling.
Het plangebied valt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Boskamp'. Dit plan is vastgesteld op 27 februari 2017 door de gemeenteraad van de gemeente Olst-Wijhe. Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Maatschappelijk'. Daarnaast kent het beoogde perceel ook de deels de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap. Tensotte heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 2'. Deze gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.
Daarnaast geldt op deze locatie ook het paraplubestemmingsplan Parkeren. Dit plan is vastgesteld op 10 september 2018 door de gemeenteraad van de gemeente Olst-Wijhe. Dit bestemmingsplan legt vast dat bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Overkempe levert op dit moment (WLZ)zorg aan 136 cliënten. Daarnaast zijn er (in beperkte mate) diverse vormen van dagbesteding voor cliënten van buiten de instelling. Begin jaren 90 van de vorige eeuw is Overkempe in gebruik genomen. Het terrein en de gebouwen hebben een kleinschalig en gespreid beeld. Gebouwen en landschappelijke aanleg zijn hecht verweven. Overkempe is gelegen tussen Olst en Boskamp en toont zich als een dorp in het groen. Het terrein heeft op twee plaatsen een aansluiting op de Koekoeksweg.
De wens om het complex aan te passen komt voort uit een aantal punten:
De renovatie bestaat uit de volgende onderdelen:
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toets aan initiatief
De NOVI laat zich niet specifiek uit over deze relatief kleinschalige ontwikkeling. De gewenste herontwikkeling sluit echter aan op het gewenste duurzame groeipotentieel en het combineren van meerdere functies. Het betreft een ontwikkeling waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zorgt voor de juridische borging van de nationale belangen, zoals omschreven in de SVIR. De Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld (en aangevuld op 28 augustus 2012) en heeft als doel goede ruimtelijke ordening te bevorderen vanuit een concreet nationaal plan. De algemene regels uit de Barro zorgen ervoor dat de nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Toets aan initiatief
Het onderliggende initiatief maakt geen deel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Hierdoor is de Barro niet van toepassing op het initiatief.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze Ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'. In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna 'Ladder') is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c in samenhang met artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wabo. Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
Op basis van jurisprudentie blijkt dat de vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor bijvoorbeeld wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
In voorliggend geval is er sprake van een herontwikkeling van een bestaand maatschappelijke functie. Aanleiding hiervoor is dat de huidige bebouwing niet meer voldoet aan de eisen van de tijd en de voorzieningen ook ruimte moeten bieden aan cliënten die meer op leeftijd zijn. Hoewel er een groot aantal kleinere veranderingen zijn, neemt het cliëntenaantal slechts met circa 6 toe. Er is sprake van een grotere vraag dan deze toename en deze groei is in overeenstemming met de gemaakte afspraken in het kader van de WMO. Daarmee is duidelijk dat er voorzien wordt in een bestaande behoefte.
Uit de toetsing aan de Ladder blijkt dat het voornemen in overeenstemming is met de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het rijksbeleid.
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste plannen betreffen de Omgevingsvisie Overijssel (Actualisatie Omgevingsvisie 2022) en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel (Actualisatie Omgevingsverordening 2022).
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Hieronder worden de generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Het toetsen van het initiatief aan de Omgevingsvisie Overijssel levert globaal het onderstaande beeld op.
1. Generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of – generieke beleidskeuzes' zijn in dit geval met name de volgende artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang:
Hierna wordt nader op bovenstaande artikelen ingegaan.
Artikel 2.1.2 (Principe van concentratie)
1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.
Toets aan initiatief
Voorliggend plan ziet toe op de herontwikkeling van het bestaande zorgcomplex. De herontwikkeling is gewenst omdat de eisen die de zorg stelt aan de gebouwen strenger worden en de gebouwen ook geschikt moeten zijn voor verouderende cliënten. Er wordt voorzien in de behoefte van een bijzondere doelgroep als bedoeld in lid 1.
Artikel 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit)
1. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
2. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
3. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
5. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Toets aan initiatief
Voorliggend plan ziet toe op de herontwikkeling van het bestaande zorgcomplex. De herontwikkeling is gewenst omdat de eisen die de zorg stelt aan de gebouwen strenger worden en de gebouwen ook geschikt moeten zijn voor verouderende cliënten Door middel van de uitbreiding met 6 cliëntenplaatsen wordt bovendien een bijdrage geleverd aan het verminderen van bestaande wachtlijsten. Verder wordt de bebouwing vernieuwd en voorzien van moderne gevel met verbeterde isolerende werking. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit en de duurzaamheid.
De uitbreiding met 6 cliëntenplaatsen is in overeenstemming met de gemaakte (regionale) afspraken ten aanzien van deze zorgplaatsen, waarbij er sprake is van een wachtlijst. Daarnaast zijn deze voorzieningen lokaal afgestemd in het kader van de lokale gebiedsagenda voor Boskamp.
Uit het vervolg van dit hoofdstuk zal blijken dat de bijdrage aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in voorliggend initiatief conform de geldende gebiedskenmerken gebeurd. Daarnaast blijkt hoe toepassing wordt gegeven aan het Uitvoeringsmodel en de Catalogus Gebiedskenmerken en dat het initiatief past binnen het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief.
2. Ontwikkelperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied kent twee perspectieven: 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' en 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen. Het plangebied is indicatief aangegeven met rode omlijning.
Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken
Steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Toets aan initiatief
Binnen gebieden met het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' is ruimte voor herstructurering, transformatie en inbreiding. In het voorgenomen is sprake van herstructering en inbreiding. Er kan worden geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met het ontwikkelingsperspectief.
Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, wil de provincie Overijssel in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Toets aan initiatief
Een deel van de gronden met dit ontwikkelingsperspectief worden met voorgenomen ontwikkeling bebouwd. Dit is noodzakelijk om het nieuwe gebouw, de Zorgster op een goede wijze in te passen in het bestaande bebouwingsbeeld. Er moet voldoende afstand tussen de bebouwing zijn om de ruime en groene invulling van het zorgcomplex te behouden, ook met de toevoeging van het nieuwe gebouw. De gronden die hiervoor benut worden maken al deel uit van het zorgcomplex, en bij de nieuwe inrichting wordt aangesloten bij de bestaande begrenzing, zodat de harmonie van de diverse functies in het buitengebied behouden blijft. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het ontwikkelingsperspectief.
3. Gebiedskenmerken
Met behulp van de gebiedskenmerken, de 'Natuurlijke laag', de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap', de 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving', wordt de doorwerking van het provinciaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de Omgevingsvisie op gebieds- en uitvoeringsniveau geborgd.
Bij ieder nieuw ruimtelijk initiatief moet getoetst worden aan deze gebiedskenmerken. Doordat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het stedelijk gebied ligt, heeft het voornemen geen negatieve invloed op de kenmerken afkomstig van de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap. Deze lagen worden daarom buiten beschouwing gelaten.
1. Stedelijke laag
Het plangebied behoort tot de bestaande woonmilieus binnen de stedelijke laag. De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden. Elke stad of dorp bezit zijn eigen karakteristieke ruimtelijke, sociale en functionele opbouw en kwaliteiten. Het plangebied is op gebiedskenmerkenkaart in de 'Stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Woonwijken 1955-nu'.
Woonwijken 1955 - nu
De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken, wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes.
Als ontwikkelingen plaatsvinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
Toets aan het initiatief
Bij het ontwerp van de voorgenomen ontwikkeling is rekening gehouden met het bebouwingskarakter en de stedenbouwkundige kenmerken van de omgeving. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de ruime en kleinschalige bebouwingsstructuur en wordt het terrein van het zorgcomplex groen ingericht. De invulling van het plangebied is in overeenstemming met de ter plekke geldende gebiedskenmerken van de 'Stedelijke laag'.
2. Laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart 'laag van de beleving' gelegen in de 'IJssellinie- inundatieveld' en binnen de zone 'Donkerte'.
IJssellinie inundatieveld
In de gebiedskenmerken is dit gebied één van de bakens in de tijd en geldt er een cultuurhistorische ambitie. Het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens die onderdeel van een groter geheel zijn, maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen is een onderdeel van die ambitie. Ook is het mogelijk bakens van deze tijd toe te voegen. Cultuurhistorische waarden dienen behouden te worden door ze bewust in te zetten in gebiedsopgaves.
Donkerte
Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de 'buitengebieden' van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.
Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.
Toets aan initiatief
Binnen het plangebied zijn geen resten zichtbaar zijn van de IJssellinie. Wel is er in het uiterste zuidwestelijk deel van het plangebied een anti-tankgracht uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig. Deze maakt geen deel uit van de IJssellinie.De anti-tankgracht is niet zichtbaar in het veld. Er is archeologisch onderzoek gedaan. De gracht lijkt te zijn gevuld met schone grond en niet met oorlogspuin. Daarmee verliest de anti-tankgracht voor een groot deel aan archeologische relevantie. Deze heeft wel een cultuurhistorische waarde en kan benut worden als inspiratiebron. De aanwezigheid kan met de inrichting van het terrein en met de wijze van beplanting weer zichtbaar en beleefbaar worden gemaakt.
De aanwezige inrichting en rust op en rond het terrein wordt behouden, met weinig verlichting en weinig bezoek en gebruik in de nachtperiode. Naar de aanwezige waarde is onderzoek gedaan. In het onderzoek is vastgesteld dat er geen hoge archeologische waarden aanwezig zijn. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gebiedskenmerken van de 'Laag van de beleving'.
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
De raad heeft op 4 december 2017 de nieuwe Structuurvisie Olst-Wijhe 'Ruimte voor initiatief en innovatie' vastgesteld. In deze structuurvisie is het beleidskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente verwoord. De visie schetst het toekomstbeeld voor Olst-Wijhe op weg naar 2025.
Het doel / de speerpunten uit deze visie zijn:
Volgens de visie gaat de gemeente Olst-Wijhe strategisch en flexibel om met de toevoeging van nieuwe woningen en hanteert daarbij onder meer de uitgangspunten dat vergevorderde woningbouwplannen op een goede manier worden afgerond en dat voorkeur wordt gegeven aan inbreiding boven uitbreiding in het landschap.
Toets aan initiatief
Met de voorliggende ontwikkeling wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke ambities. De herontwikkeling sluit aan bij het belang van passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen. De leefkwaliteit voor de kwetsbare groep bewoners wordt bevorderd en de maatschappelijke instelling krijgt de gelegenheid om de bestaande bebouwing ingrijpend te wijzigen en te verduurzamen. Ook wordt er bij de inrichting meer water gecreëerd bij de entree, zodat ingespeeld kan worden op veranderende omstandigheden. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de structuurvisie.
De hoofddoelstelling van de Woonvisie 2022-2025 luidt: Ontwikkelen van een toekomstbestendige eigenzinnige woongemeente waar we onze inwoners in staat stellen om goed te kunnen wonen.
Deze hoofddoelstelling sluit aan op de gekozen bestuurlijke focus, waarbij voor de komende 10 jaar een ambitie is uitgesproken om te groeien met 1000-1200 woningen. Daarbij wil de gemeente een aantrekkelijke woongemeente zijn die wordt gekenmerkt door groen, rust en sociale cohesie. En waar ruimte is voor innovatieve duurzame ontwikkelingen wat betreft wonen, de agrarische sector, economisch, recreatief en sociaal.
De belangrijkste pijlers voor deze Woonvisie zijn:
Bij aantrekkelijk wonen hoort ook een prettige, leefbare woonomgeving. Door voort te borduren op de aanwezige waarden en kwaliteiten van onze wijken en kernen borgt de gemeente dat het DNA van de kernen behouden blijft. Zodoende bevordert de gemeente ook dat extra woningbouw niet leidt tot vermindering van de eigenheid van de kernen, maar er juist een bijdrage aan kan leveren. Ook is de groene omgeving een belangrijke kwaliteit voor Olst-Wijhe als woongemeente.
Toets aan initiatief
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een maatschappelijke functie voor een bijzondere en soms kwetsbare doelgroep. De herontwikkeling sluit aan bij de wens om sociaal en inclusief te blijven bouwen. Daarnaast draagt de aanwezigheid van Overkempe bij aan de leefbaarheid in de kern Boskamp door de open en toegankelijke inrichting van het terrein, dat gelegenheid biedt voor wandelen en sporten. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld een bakkerij en een theehuis voorzien waar ook bezoek van elders welkom is. Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Woonvisie 2022-2025.
Op de Boskamp werkt de gemeente samen met inwoners en stakeholders vanaf het najaar 2021 aan een gebiedsaanpak. Er spelen in en rond de kern meerdere sociale en fysieke vraagstukken en ontwikkelingen die impact hebben op de leefbaarheid en levendigheid van het dorp. De gebiedsaanpak moet bijdragen aan een antwoord op die vraagstukken, om een positieve impuls te geven aan de toekomstbestendigheid van het dorp.
Een belangrijke mijlpaal in de gebiedsaanpak is de gebiedsagenda. De gebiedsagenda is gemaakt met inbreng van inwoners, de werkgroep Hart van de Boskamp (Belangengroep Beter Boskamp, kerk, werkgroep jong&oud en de gemeente) en stakeholders Carinova, SallandWonen en Overkempe. De gebiedsagenda is opgesteld door Beyond Now.
De gebiedsagenda geeft een beeld over hoe de toekomst van de kern van het dorp eruit kan zien. Wat gebeurt er met de leegstaande schoollocaties? Waar worden woningen gebouwd, voor wie en voor welke prijs? Is een woonconcept voor jong en oud haalbaar? Hoe behoudt Boskamp zijn dorpse karakter en het naoberschap? De gebiedsagenda geeft richtlijnen om deze vragen te kunnen beantwoorden.
De definitieve gebiedsagenda is donderdag 9 februari 2023 ondertekend door zeven partijen. De partners spreken hiermee de intentie uit om de gebiedsagenda als leidraad te gebruiken voor toekomstige ontwikkelingen in het dorpshart van de Boskamp en hier gezamenlijk uitvoering aan te geven. De volgende verdeling is gemaakt over wie welke deelopgave trekt, in samenhang met elkaar én sámen met de rest van het dorp:
SallandWonen is geen trekker van een deelopgave. Zij participeert in verschillende deelopgaven, omdat ze graag sociale huurwoningen realiseert passend bij de geformuleerde gebiedsagenda voor de Boskamp. Ook voor de werkgroep Jong&Oud Olst-Wijhe geldt dat die geen trekker van een deelopgave is maar participeert in de verschillende deelopgaven. Overkempe heeft geen trekkersrol wat betreft de opgaven uit de gebiedsagenda, wel is Overkempe volop bezig met de herontwikkeling van het terrein aan de rand van de Boskamp en wisselen partners informatie uit over beide ontwikkelingen en worden kansen voor samenhang verder geïnventariseerd.
Toets aan initiatief
De voorgenomen herontwikkeling is afgestemd met alle partners die betrokken zijn bij de gebiedsagenda en de daaruit voortvloeiende projecten. Er wordt regelmatig onderling overlegd en kansen voor samenhang worden verkend. Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de gebiedsaanpak voor de Boskamp.
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.
Op de beoogde locatie van de toe te voegen woning is een indicatief geluidsniveau van 48 dB. Bij de grens van 48 dB is geen onderzoek noodzakelijk, bij deze grens zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
Bron: Atlas Leefomgeving |
AAC heeft voorafgaand aan bouwplannen een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied Koekoeksweg 100 te Olst, gemeente Olst-Wijhe (Bijlage 1). Op basis van het door BAAC in 2023 uitgevoerde bureau- en booronderzoek was aan het huidige plangebied een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de prehistorie tot en met de vroege middeleeuwen toegekend. De resten werden direct onder de bouwvoor verwacht.
Uit het karterende booronderzoek bleek dat het plangebied deel uitmaakt van een relatief laaggelegen, licht golvend dekzandgebied waarin een veldpodzol is ontstaan. De veldpodzol is in het grootste deel van het plangebied door verploeging tot in de C-horizont afgetopt en in de 30 tot 40 cm dikke bouwvoor opgenomen. In het noordwestelijke deel van het plangebied is de bodem, mogelijk door aan het erf of de anti-tankgracht gerelateerde graafwerkzaamheden, dieper verstoord, waardoor hier sprake is van 80 tot 90 cm dikke humeuze bovengrond. De aanwezigheid van een relatief intacte veldpodzol in het centrale deel wijst erop dat dit oorspronkelijk het laagste deel van het plangebied vormde, dat door egalisatie buiten het bereik van de ploeg is geraakt. Archeologische resten zijn niet aangetroffen. Op basis hiervan wordt archeologische verwachting bijgesteld naar laag.
Gezien de uitkomsten van het onderzoek is er sprake van een lage archeologische verwachting. De aanwezige waarden vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor het wijzigen van het bestemmingsplan moet aangetoond worden dat de bodemkwaliteit voldoende is voor het gebruik van woningen op de beoogde locatie. Hiervoor is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk bij de uiteindelijke aanvragen om omgevingsvergunning. Het huidige gebruik wordt echter niet gewijzigd en er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek in het kader van deze bestemmingsplanprocedure. De locatie is onverdacht. Wel zal er bij de bestaande bebouwing mogelijk sprake kunnen zijn van asbest. Bij de renovatie moet dan ook een verkennend onderzoek worden uitgevoerd. Dit is echter geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bron: overijssel.omgevingsrapportage.nl |
In de buurt van het plangebied liggen geen risico's welke een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied.
Bron: Atlas Leefomgeving |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Dit is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van kwetsbare en beschermde dier- en plantensoorten
Gebiedsbescherming
Het plangebied bevindt zich op circa 1,5 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied 'Rijntakken'. Van direct negatieve effecten (geluid- en lichthinder) op het Natura 2000-gebied is geen sprake gezien de omvang van het masterplan. Er wordt één nieuw gebouw toegevoegd en bestaande bebouwing beperkt uitgebreid op grote afstand tot het Natura-2000 gebied
Soortenbescherming
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moeten compenserende maatregelen genomen worden en ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Het Masterplan wordt gedurende een langere periode uitgevoerd en zal op termijn gevolgen hebben, die op dit moment niet goed ingeschat kunnen worden bij een onderzoek. Bovendien geven deze onderzoeken na enige tijd niet meer een accuraat beeld van de aanwezige waarden. Er wordt daarom In de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van het uitvoeren van nader onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden alvorens met de bouw- en sloopwerkzaamheden te kunnen beginnen. Op deze wijze wordt geborgd dat de bouw- en sloopwerkzaamheden geen nadelige effecten hebben op eventueel aanwezige beschermde diersoorten.
Een stikstofdepositie berkening is noodzalijk voor de ontwikkel- en gebruiksfase PM
Onderliggend initiatief is kleinschalig, waarmee het initiatief niet in bekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtverontreiniging van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en
woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden
De voorgenomen ontwikkeling breidt het aantal cliënten slechts zeer beperkt uit (6 cliëntenplaatsen in de nieuwe Zorgster. Er wordt één gebouw toegevoegd ter vervanging van bestaande bebouwing die niet meer aan de huidige (zorg)normen kan voldoen. Dat bestaande gebouw wordt in de toekomst als kantoorlocatie in gebruik genomen. Daarmee blijft het aantal cliënten en het aantal verkeersbewegingen gelijk.
Zelfs bij een worst-case berekening waarbij er 100 voertuigen gemiddeld extra bijkomen waarvan 10% uit vrachtverkeer bestaat wordende grenswaarden niet overschreden.
Het effect op de waterhuishouding wordt in de watertoets opgenomen.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 5.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor de desbetreffende bestemming is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 5)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van (bijvoorbeeld) een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene bouwregels (Artikel 6)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Hieronder valt met name de regels ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
Algemene gebruiksregels (Artikel 7)
In dit artikel wordt parkeerregels weergegeven en wordt aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met de geldende bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 8)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Overige regels (Artikel 9)
In dit artikel worden de overige regels, waaronder de regels ten aanzien van werking wettelijke regels omschreven.
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In het overgangsrecht is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Algemeen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In voorliggend plan is met name aangesloten op bestemmingsplan "Boskamp" (vastgesteld op 27 februari 2017). Een deel van het plangebied ligt echter in het buitengebied. Voor dat deel is aangesloten op het "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe" (vastgesteld 12 april 2021). Op sommige punten is ervoor gekozen om af te wijken van bovenstaande plannen. In de rest van deze paragraaf worden deze keuzes nader toegelicht.
Bestemmingen
Artikel 3 Maatschappelijk
De gronden binnen het plangebied zijn bestemd tot 'Maatschappelijk'. De regels komen overeen met die in het bestemmingsplan "Boskamp". Om het planvoornemen mogelijk te maken zijn enkel bouwvlakken toegevoegd en vergroot.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
Confom het bestemmingsplan "Boskamp" is de archeologische dubbelbestemming overgenomen.