direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zonnekamp Oost, Woonveld E en F
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2017003005-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het nieuwbouwplan Zonnekamp-Oost zijn verschillende woonvelden gelegen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de twee woonvelden E en F.

Woonveld E

In woonveld E mogen op basis van het vigerende bestemmingsplan aan de zijde van de Roodborst maximaal acht woningen worden gerealiseerd. Gebleken is dat bij verkaveling van deze strook, hier uitsluitend grote en moeilijk verkoopbare kavels gerealiseerd kunnen worden. Voor een betere verkaveling dient er één woning toegevoegd te worden.

Woonveld F

Voor woonveld F is in het bestemmingsplan Zonnekamp-Oost een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van ten hoogste twee extra woningen. Twee woningen in dit woonveld zal leiden tot (zeer) grote kavels, waarvoor vanuit de markt gezien geen behoefte bestaat. Ook hier is de wens om de bestemming te wijzigingen naar 'Woongebied', waarbij er maximaal drie woningen toegestaan zijn. Hier gaat het dus ook om te toevoeging van één woning.

De hierboven genoemde ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Zonnekamp-Oost (zie paragraaf 1.2). Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003005-0301_0001.png"

Figuur 1.1: De ligging van het plangebied (globaal met rood omlijnd)

1.2 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Zonnekamp-Oost', wat is vastgesteld

op 21 maart 2011. Voor Woonveld E is de bestemming 'Woongebied' van toepassing. Deze bestemming maakt het mogelijk om in het gebied minimaal 6 en maximaal 8 woningen te realiseren. Voor Woonveld F gelden de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarop aanvullend zijn deze gronden ook voorzien van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Deze aanduiding geeft aan dat de bestemming gewijzigd kan worden ten behoeve van de functie wonen, waarbij maximaal 2 woningen gerealiseerd mogen worden.

In onderstaande figuur is een uitsnede opgenomen van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003005-0301_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Zonnekamp-Oost'

Strijdigheid met geldende bestemmingsplan.

Conform het geldende bestemmingsplan is het niet toegestaan in Woonveld E negen woningen- en in Woonveld F drie woningen te realiseren. Het mogelijk maken van een extra woning per woonveld om op deze wijze de verkaveling te verbeteren en aan te sluiten op de behoefte vanuit de markt; past niet binnen het geldende plan.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens staat in hoofdstuk 3 een beschrijving van het beleid dat een relatie heeft met het plangebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het plan is gegeven in hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk gaat in op de bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige situatie en het voorgenomen initiatief. De huidige situatie is van belang, omdat dit het kader geeft waar binnen het initiatief ingepast moet worden. Het voorgenomen initiatief is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.

2.1 Huidige situatie

De gronden in Woonveld E en F liggen op dit moment braak en zijn in afwachting op de uitgifte van de kavels. De Woonvelden A en B zijn al grotendeels uitgegeven. Er wordt gestart met de uitgifte van Woonveld C. Gezien de huidige vraag naar nieuwe woningen in Olst is het van belang om de Woonvelden E en F ook zo snel mogelijk te ontwikkelen. Daarmee wordt het noordelijke deel van de wijk Zonnekamp-Oost afgerond.

In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003005-0301_0003.png"

Figuur 2.1: Huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

Woonveld E

Door de toevoeging van één woning in Woonveld E worden er maximaal negen woningen planologisch mogelijk. Het aantal uit te geven meters wijzigt niet. Doordat er veel vraag is naar 2-onder-1-kappers, waarbij de kavels smaller zijn dan bij vrijstaande woningen, is het maximum aantal van acht te weinig. In de Woonvelden A en B (die al zijn uitgegeven) is het aantal woningen dat daar maximaal gerealiseerd mocht worden, niet gerealiseerd. In Woonveld A en B mochten gezamenlijk maximaal 75 woningen gerealiseerd worden op basis van het geldende bestemmingsplan 'Zonnekamp-Oost'. In de feitelijke situatie zijn hier 71 woningen gerealiseerd. Er is geen gebruik gemaakt van de maximale planologische ruimte. Door het toevoegen van één woning in Woonveld E en één woning in Woonveld F neemt het aantal woningen in Zonnekamp-Oost niet toe. Er ontstaat in de betreffende woonvelden wel een verdichting, maar deze sluit aan bij de stedenbouwkundige structuur van de wijk.

Naast het toevoegen van een woning wordt het bouwvlak opgeschoven. Aan de voorzijde wordt de minimale afstand tot de perceelsgrens 5 meter in plaats van de 7 meter die in het vigerende plan staat. Dit sluit aan bij de flexibiliteit die wordt geboden bij de overige woonvelden. Hierdoor ontstaat er een keuze voor de potentiële kopers om of 5 meter of 7 meter uit de perceelsgrens te bouwen. In de overige woonvelden ligt de grens van het bouwvlak ook op 5 meter en dient op basis van de regels de voorgevel van een hoofdgebouw minimaal 5 m en maximaal 7 m van de perceelsgrens te worden gebouwd. De diepte van het bouwvlak is 15 meter. Dit wijzigt niet.

Tenslotte wordt de goot- en bouwhoogte van deze strook aangepast overeenkomstig de Woonvelden A, B en C. Ter plaatse van Woonveld E is in het vigerende bestemmingsplan 'Zonnekamp-Oost' een maximale goot- en bouwhoogte toegestaan van respectievelijk 4 en 10 meter. In het beeldkwaliteitsplan voor Zonnekamp-Oost (vastgesteld door de raad op 27 juni 2011) geldt voor Woonveld E twee straatprofielen. Het noordelijke deel is aangeduid als 'Wonen in woonstraten', waarvoor een vrije goothoogte geldt (net als in Woonveld B en C). Het zuidelijke deel heeft als straatprofiel 'Wonen aan groene hoofdstructuur'. Hiervoor is een hogere gootlijn voorgeschreven. Op basis van dit beeldkwaliteitsplan en de stedenbouwkundige visie is het wenselijk dat de goothoogte in Woonveld E aansluit op de hoogtes van Woonveld B en C. Dit betekent een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,5 en 11 meter.

Woonveld F

In het bestemmingsplan 'Zonnekamp-Oost' is opgenomen dat, daar waar eerst een ontsluitingsweg wordt aangelegd naar de Jan Schamhartstraat, deze weg op termijn kan worden vervangen door de bestemming 'Wonen'. Deze wijziging is opgenomen om het aantal aansluitingen op de Jan Schamhartstraat te beperken. Dit uitsluitend indien wordt voldaan aan voorwaarden die behoren bij deze wijziging. Zo dient bijvoorbeeld de woonwijk te allen tijde van twee zijden te worden ontsloten voor gemotoriseerd verkeer. De betreffende ontsluiting is inmiddels opgeheven. Wel is de wijk aan twee zijden ontsloten voor gemotoriseerd verkeer. Hier wordt aan voldaan.

De bestemming van Woonveld F wordt gewijzigd naar 'Woongebied'. Aansluitend op het straatbeeld aan de Jan Schamhartstraat wordt aan deze zijde één woning mogelijk gemaakt en aan de zijde van de Roodborst mogen maximaal twee woningen gerealiseerd worden.

Aan de noordzijde van Woonveld F ligt een kabels- en leidingstrook. Deze blijft eigendom van de gemeente, blijft openbaar gebied en wordt bestemd als 'Groen'. Daarnaast zal de zone van 3 meter breed worden voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding- leidingstrook'. Op deze strook mag niet gebouwd worden.

2.3 Stedenbouwkundige inpassing

Voor het gebied Zonnekamp oost is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is vastgesteld in de raad van 27 juni 2011

Het beeldkwaliteitsplan geeft de richtlijnen voor de bebouwing en geeft beeldkwaliteitseisen voor de straatprofielen in de wijk. In het beeldkwaliteitsplan worden de kwaliteitseisen niet per woonveld vastgelegd. Op basis van de hoofdopzet van de wijk is ervoor gekozen om sferen te ontwikkelen.

Deze sferen zijn voor een belangrijk deel gekoppeld aan de gewenste groenstructuur en straatprofielen. In het beeldkwaliteitsplan zijn daarom de volgende sferen onderscheiden:

  • wonen aan het lint (Jan Schamhartstraat);
  • wonen rond centraal groengebied;
  • wonen aan groene hoofdstructuur;
  • wonen in woonstraten;
  • wonen aan de noordrand;
  • wonen in aardehuizen.

De nieuw te bouwen woning in Woonveld F, welke is gesitueerd aan de Jan Schamhartstraat dient voor wat betreft de beeldkwaliteitseisen aan te sluiten aan 'Wonen aan het lint (Jan Schamhartstraat)'. Deze woning dient haaks op de weg gericht te zijn waarbij bijgebouwen los op de kavel gerealiseerd kunnen worden. Ook dient te woning voorzien te zijn van een lage gootlijn en een grote kap.

De overige nieuw te bouwen woningen in Woonveld E en F liggen aan de zijde van de Roodborst. Deze woningen dienen aan te sluiten bij de beeldkwaliteitseisen van 'Wonen in woonstraten'. Voor deze woningen (inclusief bijgebouwen) geldt een vrije bouwrichting. Daarbij mogen woningen gerealiseerd worden met zowel een hoge als een lage gootlijn en worden er geen voorwaarden gesteld aan de dakvorm.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk behandelt het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2 Bro).

Een plan om één woning toe te voegen in Woonveld E en in totaal drie woningen te realiseren in Woonveld F wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien (Raad van State, 27 augustus 2104, 201311233/1/R4, r.o. 3.3). De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Uit jurisprudentie blijkt dat wanneer een plan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie, kunnen worden aangemerkt, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt.

Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

In de Omgevingsvisie Overijssel 2017 wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel geschetst. De visie is daarbij gericht op 2030. De rode draden binnen het beleid zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.

Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkeling nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt. Het voorliggende plan betreft het realiseren van woningen in bestaande woonvelden binnen de woonwijk Zonnekamp-Oost. Het betreft geen nieuwe uitbreidingslocatie.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het huidige woonperceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'. De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Binnen dit ontwikkelingsperspectief is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stads milieus. In onderhavige situatie gaat het om de realisatie van in totaal vier extra woningen in een bestaande in aanbouw zijn woonwijk. Waarbij geldt dat twee van de vier woningen ook al mogelijk waren door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. In de lagenbenadering zijn per laag de daarbij horende gebiedskenmerken genoemd. Voor het plangebied zien de gebiedskenmerken van de verschillende lagen er als volgt uit:

Natuurlijke laag: 'oeverwallen'  

Voor de oeverwallen (langs de IJssel) zijn de natuurlijke variatie van bos op de hogere delen en de open ruigte langs de voet van de oeverwal als kwaliteiten aangewezen. Het herontwikkelen van twee woonvelden binnen het bestaande landschappelijk kader doet geen afbreuk aan deze kwaliteiten.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: 'oeverwallen'

Het huidige rivierengebied is ontstaan na bedijking van de rivieren en bestaat uit het winterbed met uiterwaarden, de dijk en oeverwal en de komgronden. De oeverwallen kennen een gevarieerd patroon van lanen, wallen, agrarische percelen, afgewisseld met boomgaarden en bebouwing. De bestaande structuur van gehuchten, landgoederen, linten en erven zijn dragers van de kwaliteit. Deze structuur wordt gerespecteerd.

Stedelijke laag: 'informele trage netwerk' 

Aanduiding van ruimtelijke kenmerken, karakteristieken en kwaliteiten die samenhangen met de ontwikkeling van bebouwing en het verbindende netwerk van infrastructuur.

Het plan past binnen de stedelijke laag, de bestaande structuur wordt gerespecteerd.

Lust- en leisurelaag: 'donkerte'

Het plan doet geen afbreuk aan de donkerte in het gebied.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie de Omgevingsverordening 2017 opgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang.

Bij het realiseren van nieuwe woningen dient aangetoond te worden dat de realisatie daarvan passend is binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

Op basis van de nieuwe afspraken over de woningbouwprogrammering (Regionale woonprogrammering West-Overijssel, april 2017) gaat de gemeente uit van een netto toevoeging van ongeveer 470 woningen in de komende tien jaar. Momenteel bedraagt de harde plancapaciteit 351 woningen. Dat betekent dat de harde plancapaciteit 75% bedraagt. Er is dus nog voldoende ruimte om plannen toe te voegen. Er zijn regionale afspraken gemaakt dat gemeenten woningbouwplannen vanaf 25 woningen binnen bestaand stedelijk gebied met gemeenten in de subregio afstemmen. In dit geval gaat het om de toevoeging van vier woningen en is regionale afstemming niet vereist.

Deze kleinschalige ontwikkeling past binnen de geldende woonafspraken. Bovendien neemt het totaal aantal woningen in de wijk Zonnekamp-Oost neemt niet toe.

De uitgangspunten uit de omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maken, passen binnen de beleidskeuzes van de provincie en aansluiten op het ontwikkelingsperspectief dat op het plangebied van toepassing is. Voorts wordt er geen afbreuk gedaan aan de kenmerken van het gebied.

In dit bestemmingsplan worden in totaal vier nieuwe woning mogelijk gemaakt. Uit de verordening blijkt dat een bestemmingsplan dat voorziet in de totstandkoming van nieuwe woningbouwlocaties in overeenstemming moet zijn met de woonvisie van de gemeente. Over de aard, omvang en locatie van de woningbouwlocatie moet overeenstemming zijn bereikt met buur gemeenten en Gedeputeerde Staten van Overijssel. De inpassing in de woonvisie is beschreven in de paragraaf 3.2.2.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Olst-Wijhe

De Toekomstvisie Olst-Wijhe is door de raad op 22 juni 2009 als structuurvisie vastgesteld voor het hele grondgebied van de gemeente Olst-Wijhe. De structuurvisie 'Versterken van een dijk van een gemeente' (7 april 2008), beschrijft in eerste instantie hoe de gemeente wil anticiperen op demografische ontwikkelingen, nieuwe vormen van werkgelegenheid, groei van het autoverkeer, stedelijke uitbreidingen en transformaties in het buitengebied. Daarnaast wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2025 aangegeven. Met de visie positioneert de gemeente zich als dynamisch gebied in de luwte tussen twee netwerksteden, waar het aangenaam wonen, werken en recreëren is. Wonen wordt in de Toekomstvisie gezien als krachtig middel voor een vitale gemeente. De inwoners van de gemeente moeten ook in de toekomst prettig kunnen wonen in woningen die aansluiten op hun behoefte. De gemeente wenst een zo gevarieerd mogelijk aanbod van woningen en woonmilieus tot stand te brengen. Daarbij gaat het niet alleen om nieuwe gebieden maar zeker ook om inbreidingslocaties, waar in de toekomst grote behoefte aan bestaat.

De gewenste ontwikkeling voldoet aan het beleid van de Toekomstvisie. Bij de realisatie van de woningen is er sprake van gebruik van bestaande locaties.

3.3.2 Structuurvisie 2011

In 2011 is een actualisatie van de Toekomstvisie vastgesteld. De reden van de actualisatie waren de economische crisis, de demografische ontwikkelingen (vergrijzing etc.) en de doorwerking daarvan op de woningmarkt. Deze actualisatie geeft daarom specifiek een actualisatie en concretisering van de woningmarkt. De gemeente streeft naar de toevoeging van ongeveer 800 tot 900 woningen in de periode tot en met 2020. Het gaat daarbij om reguliere woningen, dus uitgezonderd de woningbouw voor bijzondere doelgroepen. Met betrekking tot de woningdifferentiatie wordt zoveel mogelijk geanticipeerd op de demografische ontwikkelingen en rekening gehouden met de wensen van de verschillende doelgroepen. Aan de uitgangspunten, die in de Toekomstvisie zijn genoemd, veranderd de actualisatie ervan niets. Ook in het beleid van de actualisatie van de Toekomstvisie past de gewenste ontwikkeling.

3.3.3 Structuurvisie 2017

Er wordt gewerkt aan een nieuwe structuurvisie voor Olst-Wijhe. Naar verwachting wordt deze visie in de loop van 2017 vastgesteld. Het doel / de speerpunten uit deze visie zijn:

  • 1. Aantrekkelijk en veilig wonen voor jong en oud met passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen en mogelijkheden om te werken in en om de dorpen en buurtschappen.
  • 2. Evenwicht tussen leefkwaliteit, bereikbaarheid en mobiliteit.
  • 3. Vrijetijdsbesteding als impuls voor de lokale economie met de aantrekkelijke IJsselzone en 'IJsselfront Olst-Wijhe' als integrale gebiedsontwikkeling.
  • 4. Versterken van toekomstbestendige landbouw en landgoederen en aandacht voor

natuur- en landschapskwaliteiten.

  • 5. Inzetten op het duurzaam vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, op duurzame energie en energiebesparing in het kader van de energietransitie.
  • 6. Samenwerken aan circulaire economie, aan vestigingsmogelijkheden voor lokale ondernemers en daar waar mogelijk innovatie bevorderen.

Volgens de visie gaat de gemeente strategisch en flexibel om met de toevoeging van nieuwe woningen en hanteert daarbij onder meer de uitgangspunten dat vergevorderde woningbouwplannen op een goede manier worden afgerond en dat voorkeur wordt gegeven aan inbreiding boven uitbreiding in het landschap.

De gewenste ontwikkeling voldoet ook aan het toekomstige beleid van de nog vast te stellen structuurvisie.

3.3.4 Woonvisie Olst-Wijhe 2016-2020

Sinds 1 januari 2016 is de Woonvisie 2016 - 2020 van kracht. Gekozen is voor een visie op hoofdlijnen die veel ruimte laat voor verdere inkleuring. Dat past in een veranderende tijd waar flexibiliteit en maatwerk gevraagd worden. Daarbij raakt het thema wonen eenieder en dat vraagt zeker en vooral in de uitwerking om een participatieve aanpak. Ook wil de gemeente met deze invulling goed inspelen op nieuwe ontwikkelingen en niet kiezen voor een strak maatpak, dat immers minder goed bij deze tijd past. Het is de uitdaging om soepel in te kunnen blijven spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen. De visie luidt: 'Wij willen een aantrekkelijke vitale woongemeente zijn met leefbare duurzame kernen'. Dit vertaalt zich in onder meer de volgende uitgangspunten:

  • De gemeente streeft naar vitale kernen waar inwoners met plezier wonen. Daarvoor is de onderlinge noaberschap belangrijk, maar ook het initiatief van inwoners om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van hun woonomgeving.
  • De gemeente heeft een rijke differentiatie aan woonmilieus en wat aansluit bij de lokale behoefte die per kern kan verschillen. Het bieden van maatwerk staat daarbij voorop.
  • De gemeente heeft een gedifferentieerde woningvoorraad die aansluit bij de behoefte en wensen van onze inwoners; de voorraad is zoveel mogelijk levensloop geschikt en het nieuwbouwprogramma ondersteunt de gewenste ontwikkeling van de bestaande voorraad.

Toetsing aan geplande ontwikkeling
De geplande ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Woonvisie Olst-Wijhe 2016 - 2020. Het voornemen voldoet aan het gemeentelijk beleid. Het beleid heeft geen invloed op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. .

3.3.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Het voornemen voldoet aan het gemeentelijk beleid. Het beleid heeft geen invloed op de juridische regeling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden beschreven die voortvloeien uit de omgevingsaspecten.

4.1 Ecologie

4.1.1 Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De basis wordt gevormd door de zorgplicht (artikel 1.11) waarin gesteld wordt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

4.1.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bureau Ecogroen heeft voor het bestemmingsplan Zonnekamp Oost, welke in 2011 is vastgesteld, een verkennend onderzoek verricht. Uit het onderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied geen deel uit maakt van een gebied dat is beschermd

krachtens de Wet Natuurbescherming, Ecologische Hoofdstructuur of ander gebiedsgericht beleid. Op basis van de afstand, de aard van de ingreep en tussenliggende barrières zijn uitstralende effecten op dergelijke gebieden eveneens niet aan de orde.

In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode lijst gevonden of te verwachten. Wel zijn er beschermde diersoorten aangetroffen in Zonnekamp Oost, maar niet ter hoogte van woonveld E en F.

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'Uiterwaarden IJssel'. De uiterwaarden zijn ook aangewezen als EHS-gebied. Het plangebied ligt op een ruime afstand van ruim 500 meter vanaf het plangebied. Vanwege de aard van de ontwikkeling en de relatief grote afstand zijn er geen negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming 

Het gaat hier om braakliggende grond die regelmatig gemaaid wordt. Aangenomen kan worden dat de bouw van de woningen geen significante effecten heeft op de flora en fauna op het perceel en de naaste omgeving.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Normstelling en beleid

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Het archeologiebeleid van de gemeente Olst-Wijhe is vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie gemeente Olst-Wijhe (vastgesteld op 4 oktober 2010). Door een archeologische verwachtingskaart wordt het duidelijk waar zich (mogelijk) archeologische resten bevinden. Aan de op de kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld.

4.2.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Cultuurhistorische waarden

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Bovendien worden er geen grote fysieke ingrepen gedaan die mogelijk afbreuk doen aan eventuele cultuurhistorische waarden in de omgeving. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Het perceel heeft in de archeologische verwachtingskaart behorende bij de gemeentelijke Beleidsnota Archeologie (vastgesteld in oktober 2010) een hoge verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek is niet nodig bij vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing en als het gebied waar de bodem daadwerkelijk wordt verstoord kleiner is dan 2.500 m2. Deze ontwikkeling heeft primair betrekking op realisatie van vier extra woningen waarbij de ingreep kleiner is dan 2.500 m2, Op grond hiervan is geen archeologisch onderzoek nodig.

In december 2006 is door BAAC, een onderzoeksbureau voor bouwhistorie, archeologie, architectuur- en cultuurhistorie, een verkennend bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd naar archeologie in het plangebied Zonnekamp-Oost (rapport: Olst-Wijhe, Zonnekamp-Oost te Olst, Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, BAAC-project 06.174). Na onderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied, op de bouwvoor na, intact is. Er is geen jong rivierduin aangetroffen in de bodem. Wel zijn in drie boringen vondsten van archeologische resten gedaan, evenals veel oppervlaktevondsten. In vrijwel alle gevallen betreft het postmiddeleeuws mestaardewerk. Op basis van het onder concludeert bureau BAAC dat binnen het plangebied

Zonnekamp Oost geen vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van eventuele vindplaatsen noodzakelijk is. Binnen de voorgenomen verstoringsdiepte van 1 m zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.

4.3 Water

4.3.1 Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is het aspect water. De 'watertoets' is dan ook wettelijk verplicht gesteld. De watertoets wordt vooral gezien als een procesinstrument. Dit procesinstrument moet waarborgen, dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is een vroegtijdige afstemming van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Groot Salland.

4.3.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het beoogde voornemen heeft beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Het verhard oppervlak neemt als gevolg van de ontwikkeling beperkt toe. Het plan heeft geen invloed op gronden die voor het waterschap van belang zijn zoals waterkeringen, boezemkades en watergangen.

Ter invulling van de watertoets is het bestemmingsplan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Na het doorlopen van een aantal standaardvragen blijkt dat het plan geen waterschapsbelang heeft. Het automatisch gegenereerde rapport is als bijlage 1 opgenomen. Het plan wordt in het kader van het vooroverleg niet voorgelegd aan het waterschap. Uit de watertoets blijkt immers dat er geen waterschapsbelang is.

Overstromingsrisico

Als gevolg van de klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. Op de waterkaart zijn daarom zogenaamde dijkringgebieden vastgelegd. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De wettelijke norm voor een dijkring is een

overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar.

De wijk Zonnekamp Oost ligt binnen het dijkringgebied Salland. Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als gevolg van de ligging in de lage delen van Overijssel en de ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de IJssel. De gevolgen van een overstroming worden bepaald door inzichtelijk te maken wat de maximale waterdiepte is tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. Het plangebied ligt in een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. De maximale waterdiepte tijdens een overstroming is voor het plangebied in de huidige situatie ingeschat op 0,2-0,5 m overstromingsdiepte (water boven maaiveld).

Voor de hele wijk Zonnekamp Oost geldt dat het van belang dat wordt nagedacht over voorzieningen die de risico's kunnen beperken. Daarbij gaat het voor een deel om bewustwording. Voor te woonvelden E en F worden geen andere maatregelen voorgesteld, dan tot dusver gebruikelijk, mede in verband met de aansluiting van de wijk op de omgeving. De bereikbaarheid van de wijk wordt gewaarborgd, doordat deze in ieder geval aan twee zijden ontsloten blijft.

4.4 Verkeer en parkeren

Door de realisatie van vier extra woningen mogelijk te maken, zal de verkeersaantrekkende werking naar verwachting toenemen. Echter is deze toename van dermate kleine omvang dat daar geen belemmeringen worden verwacht.

In de huidige situatie wordt de woonwijk aan twee zijden ontsloten voor gemotoriseerd verkeer. Met dit bestemmingsplan zal de feitelijke situatie niet veranderen.

Met betrekking tot het parkeren zal in de woonwijk worden verzien in voldoende parkeergelegenheid. Voor het parkeren worden de volgende normen gebruikt:

  • 1,6 parkeerplaatsen voor vrijstaande woningen;
  • 1,4 parkeerplaatsen voor halfvrijstaande woningen;
  • 1,25 parkeerplaatsen voor de rijwoningen.

Deze parkeerplaatsen zullen gerealiseerd worden op eigen terrein worden. Daarop aanvullend zal (in totaal) ook worden voorzien in 1,2 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.

4.5 Milieuzonering

4.5.1 Normstelling en beleid

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt een woonbestemming een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige (milieubelastende) functies. Voor het bepalen in hoeverre de nieuwe woonbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is, is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

4.5.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen. Binnen het plangebied kan daarom een goed woon en leefklimaat worden gegarandeerd. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit de milieuzonering.

4.6 Bodem

4.6.1 Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.6.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Ten behoeve van de geplande ontwikkeling van de woonwijk Zonnekamp-Oost is door Van der Poel Consult uit Markelo een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De uitvoering van het onderzoek heeft in augustus en september 2010 plaatsgevonden. Uit dat onderzoek is gebleken dat er

milieuhygiënisch geen belemmering is voor de voorgenomen realisatie van een nieuw bestemmingsplan voor de onderzoekslocatie (hele wijk Zonnekamp Oost, inclusief woonveld E en F). Sinds het onderzoek liggen de gronden in woonveld E en F braak en hebben er geen voor de bodem belastende activiteiten plaatsgevonden.

4.7 Geluid

4.7.1 Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

4.7.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Er is sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder, omdat er sprake is van de bouw van vier extra woningen op een nieuwe locatie (Woonveld F). In principe is akoestisch onderzoek daarom verplicht.

De Jan Schamhartstraat is echter een straat waar het 30 km/uur regiem van toepassing is. Tevens is de Roodborst een 30 km/uur straat. Op basis daarvan is akoestisch onderzoek voor wat betreft weg verkeerslawaai niet nodig.

De Woonvelden E en F liggen voor wat betreft het aspect geluid buiten de invloedssfeer van de spoorlijn Deventer-Zwolle.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Normstelling en beleid

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
4.8.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit door het mogelijk maken van de realisatie van drie nieuwe woningen in het gebied. Luchtkwaliteit vormt daardoor geen beletsel voor de realisatie van het initiatief. Ook een goed woon- en leefklimaat wat betreft de luchtkwaliteit loopt door de ontwikkeling geen gevaar.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in diverse wet- en regelgeving.

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6 -contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

4.9.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op basis van het geldende bestemmingsplan Olst van 2009 en de risicokaart kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving van de locatie geen relevante risicobron voor externe veiligheid aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003005-0301_0004.png"

Figuur 4.1: Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

4.10 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Aan de noordzijde van Woonveld F is een strook met kabels en leidingen gelegen. Omdat op deze strook niet gebouwd mag worden en hier ook geen diepwortelende beplanting is toegestaan blijft deze grond in eigendom van de gemeente. Op deze manier blijft gewaarborgd dat de strook openbaar gebied blijft en deze toegankelijk blijft voor de nutsbedrijven.

De afstand waarbinnen aan-, uitbouwen en bijgebouwen van de te realiseren woningen in Woonveld F gebouwd mogen worden, hoeft op deze locatie niet 2,5 meter tot het openbaar gebied te zijn. Er mag tot op de grens gebouwd worden aan deze zijde, zolang de strook maar vrij blijft van bebouwing en diepwortelende beplanting.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de juridische opzet van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt eerst een algemene toelichting gegeven. Daarna volgt een toelichting op de gehanteerde bestemmingen.

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

5.1.1 RO standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld. De SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van onder andere het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.

Deze uniforme opbouw maakt het eenvoudig bestemmingsplannen te tonen en te raadplegen, wat gebeurt via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze site toont een overzichtskaart met alle bestemmingsplannen. Door een bestemmingsplan te selecteren kunnen vervolgens ook de bijbehorende regels en de toelichting worden geraadpleegd. Bestemmingsplannen worden hiertoe gecodeerd op basis van IMRO 2012 om digitale publicatie mogelijk te maken.

Aan deze digitale wijze van publicatie is gekoppeld dat de digitaal gepubliceerde versie van het bestemmingsplan de juridisch bindende versie is.

5.1.2 Planvorm

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan de afzonderlijke bestemmingen zijn gebruiks- en bouwmogelijkheden toegekend in de planregels.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een directe planvormen. Het gehele plan kent een directe wijze van bestemmen. Dit wil zeggen dat een aanvraag omgevingsvergunning direct aan het bestemmingsplan getoetst kan worden en indien de aanvraag passend is een omgevingsvergunning afgegeven kan worden. Hiervoor zijn geen wijzigings- of uitwerkingsprocedures nodig.

In de bestemmingsregels zijn kaders gesteld ten aanzien van de gebruiks- en bouwmogelijkheden. In algemene zin geldt dat zoveel als mogelijk aansluiting is gezocht bij de systematiek en regels uit het bestemmingsplan 'Zonnekamp-Oost' van de gemeente Olst-Wijhe.

5.2 Opzet

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 1 komen de 'Inleidende regels' aan bod. Het betreft hier de 'Begrippen' en de 'Wijze van meten';
  • In hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', zijn de regels behorende bij de verschillende bestemmingen opgenomen. Per hoofdfunctie is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:
    • 1. bestemmingsomschrijving: een beschrijving waarvoor de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden;
    • 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;

en indien van toepassing:

    • 1. nadere eisen: nadere eisen die gesteld worden;
    • 2. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    • 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden;
    • 4. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    • 5. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    • 6. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
    • 7. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen;
  • Hoofdstuk 3 'Algemene regels', bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2;
  • Tot slot zijn de 'Overgangs- en slotregels' opgenomen in hoofdstuk 4.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

Hoofdstuk 1 omvat de Inleidende regels. Dit zijn de definities van de in het plan gehanteerde begrippen en de wijze waarop de in het bestemmingsplan gehanteerde maten, gemeten moeten worden. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen - en het gebruik van gronden en bouwwerken geregeld. Bij iedere bestemming is een bestemmingsomschrijving – en zijn bouwregels opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die van toepassing zijn op alle in het plan opgenomen bestemmingen. In hoofdstuk 4 zijn de Slotregels opgenomen.

5.3.1 Enkelbestemmingen

Groen (Artikel 3)

Deze bestemming is opgenomen voor het gedeelte openbaar gebied wat in eigendom zal blijven van de gemeente. Op deze gronden is het niet toegestaan om gebouwen te realiseren. Wel is het toegestaan om deze gronden te gebruiken voor speel-, groen- en watervoorzieningen.

Woongebied (Artikel 4)

Bij het vormgeven van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij de gehanteerde systematiek van bestemmen in het bestemmingsplan Zonnekamp-Oost. Zo is de flexibiliteit wat geboden wordt in de woonvelden A, B en C ook overgenomen voor de twee woonvelden in het plangebied.

Binnen de twee woonvelden zijn middels de aanduidingen 'minimum aantal wooneenheden' en 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven hoeveel woningen minimaal en maximaal mogen worden gebouwd. Daar waar de woningen aaneengebouwd dienen te zijn is dit middels een aanduiding aangegeven op de verbeelding. De maximale bouw- en goothoogten en minimale dakhelling zijn in de planregels opgenomen.

5.3.2 Dubbelbestemmingen

Leiding - Leidingstrook (Artikel 5)

Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de leidingen, worden activiteiten die het bedrijfszeker en -veilig functioneren van leidingen kunnen schaden, geweerd. Daarom worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadiging van de leidingen kunnen leiden. Binnen deze dubbelbestemming mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken van geringe omvang ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding worden gebouwd. Tevens zijn diverse zaken omgevingsvergunningplichtig om de veiligheid en het onderhoud van de betreffende leiding te kunnen waarborgen.

5.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel ( Artikel 6 )

De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 7)

In dit artikel zijn regelingen opgenomen om beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn en mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van gronden, de verkeersveiligheid en fysieke veiligheid.

Algemene gebruiksregels (Artikel 8)

In dit artikel is bepaald welk gebruik in ieder geval als strijdig wordt gezien.

Overige regels (Artikel 9)

In een aantal gevallen wordt in dit plan verwezen naar een (andere) wettelijke regeling, begrip en/of functie uit die andere regeling. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van onderhavig plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling zou anders een wijziging van onderhavig plan met zich mee kunnen brengen, zonder dat hiertoe is besloten door de gemeenteraad.

Parkeergelegenheid

Dit is een regeling ten aanzien van aan te houden parkeernormen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht ( Artikel 10 )

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is geregeld in dit artikel. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Overgangsrecht gebruik

Dit artikel betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Slotregel ( Artikel 11 )

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan 'Zonnekamp Oost, Woonveld E en F' heeft van 26 oktober 2017 tot en met 6 december 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze ter inzage termijn heeft een ieder de mogelijkheid gehad om schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren te brengen. In deze periode is één zienswijze naar voren gebracht. Deze zienswijze is samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen (zie bijlage 2). De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven tot verandering van het bestemmingsplan.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld op 19 februari 2018. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Er is geen sprake van een bouwplan conform artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, waarvoor op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient te worden vastgesteld. Kostenverhaal in het algemeen en in het kader van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is daarom ook niet aan de orde.