direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Boerhaar 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP20180001039-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Boerhaar 2 te Wijhe is een agrarisch bedrijf aanwezig. Doordat het bouwvlak op dit perceel zeer ruim is vastgelegd, ligt een geurcirkel over een deel van de te realiseren nieuwbouwwijk Noorder Koeslag.

Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf is niet volledig bebouwd. De situering van het bouwvlak kan worden aangepast, waarbij het bouwvlak rondom de bestaande bebouwing kan komen te liggen in plaats van langs de randen van het perceel. Hiermee komt het deel van de te realiseren nieuwbouwwijk buiten de geurcirkel te liggen.

Dit bestemmingsplan ziet er dan ook op toe om de maat en vorm van het bouwvlak op het perceel Boerhaar 2 te wijzigen en daarmee de situering van dit perceel ten opzichte van de nieuwbouwwijk te wijzigen.

1.2 Ligging plangebied

De locatie Boerhaar 2 is gelegen aan de zuidoostzijde van Wijhe, op ongeveer 10 kilometer ten zuiden van Zwolle en ten oosten van de IJssel. In de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP20180001039-0301_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging Boerhaar 2 te Wijhe

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2012.

Het plangebied is in dit bestemmingsplan voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Deze bestemming maakt het mogelijk om de gronden te gebruiken voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf.

Daarop aanvullend gelden op het perceel ook de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie-2' en 'Waarde - Landschap-2' in verband met de archeologische en landschappelijke waarden die in het plangebied aanwezig zijn. Over het gehele perceel is ook de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' van toepassing, wat betrekking heeft op het landbouwontwikkelingsgebied van de gemeente Olst-Wijhe en biedt mogelijkheden voor vergroting van agrarische bouwvlakken.

Op het perceel zijn binnen het bouwvlak twee aaneengebouwde bedrijfswoningen toegestaan. In figuur 1.2 is een uitsnede opgenomen van het geldende bestemmingsplan.

Voor het plangebied is op 06 februari 2018 een voorbereidingsbesluit genomen. Dit met betrekking tot de herstel van een eerder overeengekomen verlegging van het bouwvlak in het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied en daarmee het laatste deel van de nieuwbouwwijk Noorder Koeslag te kunnen realiseren.

Door het nemen van een voorbereidingsbesluit is het mogelijk om een omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteiten bouwen die past in het geldende bestemmingsplan aan te houden en het bouwvlak zo snel mogelijk in overeenstemming te brengen met de eerder overeengekomen verlegging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP20180001039-0301_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied'

Om de geurcirkel afkomstig van het agrarisch bedrijf te verkleinen wordt met dit bestemmingsplan het bouwvlak gewijzigd. Het wijzigen van het bouwvlak is niet mogelijk binnen de regels van het geldende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens staat in hoofdstuk 3 een beschrijving van het beleid dat een relatie heeft op het plangebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het plan wordt gegeven in hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk gaat in op de bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige situatie en het voorgenomen initiatief centraal. De huidige situatie geeft het kader weer waarbinnen het voorgenomen initiatief ingepast moet worden.

2.1 Huidige situatie

Op het perceel Boerhaar 2 is een agrarisch bedrijf aanwezig met een ruime bouwvlak en een geurcirkel die zich strekt over een gedeelte van de te realiseren nieuwbouwwijk Noorder Koeslag (zie afbeelding 2.1).

 

Op het perceel is een boerderij aanwezig met enkele bijgebouwen en bedrijfsgebouwen. De oppervlakte van het huidige bouwvlak bedraagt circa 9.100 m2. In figuur 2.2 is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP20180001039-0301_0003.png"

Figuur 2.1: Huidig bouwvlak en geurcirkel Boerhaar 2 te Wijhe

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP20180001039-0301_0004.png"

Figuur 2.2: Luchtfoto bestaande situatie Boerhaar 2 te Wijhe

2.2 Het voorgenomen initiatief

In de toekomstige situatie wijzigt er aan de bedrijfsvoering in het plangebied niets. Het aanwezige agrarische bedrijf zet zijn bedrijfsvoering voort zoals dat in de huidige situatie het geval is.

Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf is niet volledig bebouwd. De situering van het bouwvlak kan hierdoor worden aangepast, waarbij het bouwvlak strak rondom de bebouwing kan komen te liggen in plaats van langs de randen van het perceel. Het bouwvlak krijgt hierdoor een oppervlakte van circa 5.017 m2..Hiermee ligt de geurcirkel van dit bedrijf niet meer over de te realiseren uitbreiding van de nieuwbouwwijk. In figuur 2.3 is de maat en vorm van het nieuwe bouwvlak weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP20180001039-0301_0005.png"

Figuur 2.3: Toekomstige situering bouwvlak Boerhaar 2 te Wijhe

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk behandelt het provinciaal- en gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Omdat dit plan alleen toeziet op het verkleinen van het aanwezige bouwvlak, wordt voor het rijksbeleid- en een aanvullende uiteenzetting van zowel het provinciaal- als het gemeentelijk beleid, verwezen naar de toelichting van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Olst-Wijhe.

3.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Overijssel (2017)

In de Omgevingsvisie Overijssel (2017) wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel geschetst. De visie is daarbij gericht op 2030. Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening (2017) opgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen.

In de Omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen worden bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is. Eerst wordt gekeken of het past in de generieke beleidskeuzes, waar de ontwikkeling kan plaatsvinden en hoe.

Hoe aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven, is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van regels. In veel regels is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waarop de provincie de mogelijkheid wil hebben voor de inzet van juridische instrumenten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder.

Dit bestemmingsplan voorziet in het verkleinen van het aanwezige bouwvlak. Daarmee gaan geen ontwikkelingen gepaard en biedt het provinciaal beleid geen aanknopingspunten. De voorgenomen wijziging raakt geen provinciale belangen.

3.2 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie- en Structuurvisie Olst-Wijhe

De Toekomstvisie beschrijft in hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor de gemeente voor de komende jaren. De structuurvisie gaat over zaken als gebouwen, wegen, landschap, groen en water. Alle plannen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden aan deze visie getoetst.

In 2017 is de nieuwe Structuurvisie Olst-Wijhe, ‘Ruimte voor initiatief en innovatie’ vastgesteld. In deze structuurvisie is het beleidskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen verwoord en wordt het toekomstbeeld voor Olst-Wijhe op weg naar 2025. In deze visie wordt de ruimtelijke inrichting van haar grondgebied vastgelegd. Deze visie vormt een belangrijk uitgangspunt en toetsingskader voor ruimtelijke plannen, waaronder die voor het bestemmingsplan Buitengebied. Met de nieuwe visie speelt de gemeente in op ontwikkelingen als vergrijzing en bevolkingsdaling, leegstand en veranderende behoeften van bijvoorbeeld inwoners en ondernemers.

Dit bestemmingsplan voorziet in het verkleinen van het aanwezige bouwvlak. Daarmee gaan geen ontwikkelingen gepaard. Het gemeentelijk beleid biedt dan ook geen aanknopingspunten waar dit plan rekening mee dient te houden.

Parkeernorm

Eind 2014 is de Woningwet gewijzigd waarbij is bepaald dat een groot deel van de bouwverordening uiterlijk op 1 juli 2018 van rechtswege komt te vervallen. Het gaat dan onder andere om de stedenbouwkundige bepalingen waaronder de parkeernormbepaling. Vóór 1 juli 2018 moeten alle bestemmingsplannen op dit onderdeel zijn aangepast. Er kan dan niet meer verwezen worden naar stedenbouwkundige bepalingen. Dit geldt met name voor de parkeernormen. Voor alle bestemmingsplannen van de gemeente Olst-Wijhe dient hiervoor een bepaling worden opgenomen. Vanaf begin 2015 gebeurt dit al bij alle nieuwe bestemmingsplannen maar omdat vóór 1 juli 2018 niet alle bestemmingsplannen zijn herzien moet dus in elk bestemmingsplan de verwijzing naar de Bouwverordening worden verwijderd en is via deze parapluregeling een nieuw artikel opgenomen waarin het parkeerbeleid wordt geregeld. Om de parkeernormen ook van toepassing te laten zijn op dit bestemmingsplan zijn de bepalingen uit het Parapluplan Parkeren overgenomen. Hierdoor kunnen nieuwe aanvragen worden getoetst aan de vigerende parkeernormen van de gemeente Olst-Wijhe.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt daarbij is dat een goede omgevingssituatie dient te ontstaan.

In onderstaande paragrafen zijn de randvoorwaarden beschreven die voortvloeien uit de omgevingsaspecten die van toepassing zijn op dit bestemmingsplan. Voor een aanvullende uiteenzetting van de (overige) omgevingsaspecten wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Olst-Wijhe.

4.1 Water

4.1.1 Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is het aspect water. De 'watertoets' is dan ook wettelijk verplicht gesteld. De watertoets wordt vooral gezien als een procesinstrument. Dit procesinstrument moet waarborgen, dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is een vroegtijdige afstemming van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta.

4.1.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Ter invulling van de watertoets is het bestemmingsplan op 24 april 2018 aangemeld via www.dewatertoets.nl. Vervolgens is hierover op 3 mei 2018 overleg gevoerd met het waterschap waarna het onderstaande is geconcludeerd.

Waterparagraaf Geen Waterschapsbelang

Het plan betreft alleen een verkleining van het bouwvlak en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.

Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

4.2 Milieuzonering

4.2.1 Normstelling en beleid

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt een woonbestemming een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige (milieubelastende) functies. Voor het bepalen in hoeverre de nieuwe woonbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is, is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

4.2.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De omgeving van het plangebied wordt voornamelijk gebruikt ten behoeve van de agrarische functie. Op iets verdere afstanden bevindt zich de nieuwbouwwijk Noorder Koeslag (aan de westelijke zijde) en de Soestwetering aan de (oostelijke zijde). In het geldende bestemmingsplan is al toegelicht hoe voldaan wordt aan het Besluit landbouw en milieubeheer (Blm). Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig.

In het geldende bestemmingsregeling zijn afstandseisen en voorwaarden opgenomen ten behoeve van de afstemming tussen agrarische bedrijven en omliggende gevoelige functies (zoals woningen) door als criterium op te nemen dat nieuwe ontwikkelingen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Om de nieuwe ontwikkeling aan de westelijke zijde van het plangebied niet te belemmeren wordt het bouwvlak in het plangebied verkleind. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand (geur) van 100 meter.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de juridische opzet van dit bestemmingsplan . Daarbij wordt eerst een algemene toelichting gegeven. Daarna volgt een toelichting op de gehanteerde bestemmingen.

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, waar mogelijk. Omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen gepaard gaan zijn de regelingen overgenomen van het geldende bestemmingsplan.


Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Opzet

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 1 komen de 'Inleidende regels' aan bod. Het betreft hier de 'Begrippen' en de 'Wijze van meten';
  • In hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', zijn de regels behorende bij de verschillende bestemmingen opgenomen. Per hoofdfunctie is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:
    • 1. bestemmingsomschrijving: een beschrijving waarvoor de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden;
    • 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;

en indien van toepassing:

    • 1. nadere eisen: nadere eisen die gesteld worden;
    • 2. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    • 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden;
    • 4. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    • 5. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    • 6. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
    • 7. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen;
  • Hoofdstuk 3 'Algemene regels', bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2;
  • Tot slot zijn de 'Overgangs- en slotregels' opgenomen in hoofdstuk 4.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

Artikel 3 Agrarisch

Voor het plangebied is de enkelbestemming Agrarisch van toepassing, zoals deze is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Olst-Wijhe.

Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en veekeringen), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's, kuilvoerplaten en teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak worden gesitueerd. Gezien de beperkte natuur- en landschapswaarden zijn in de zone Agrarisch kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, rechtstreeks toegestaan. Kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken grenzend aan het bouwvlak, maar gescheiden door een weg vallen hier niet onder en zijn niet toegestaan.

In het plangebied zijn de bestaande twee agrarische bedrijfswoningen toegestaan. Deze zijn middels een maatvoeringsaanduiding aangegeven. De maximum inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen. Per bedrijfswoning is tevens 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

Binnen de bestemming is ook de mogelijkheid opgenomen voor tijdelijke waterberging. Omdat voor dit tijdelijk (mede)gebruik de bestemming niet hoeft te worden gewijzigd, is dit in de bestemmingsomschrijving opgenomen. Indien sprake is van permanente waterberging, kan dit via een wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd. De bestemming wordt gewijzigd indien er van agrarisch gebruik is geen sprake meer.

Afwijkingsregels

In de planregels zijn de volgende afwijkingsregels opgenomen:

  • ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak voor kleine overschrijdingen tot 25 m, met een maximum van 250 m²;
  • ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen;
  • ten behoeve van regenkappen;
  • ten behoeve van extra woonruimte voor een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak (zowel een agrarisch bouwvlak als een bouwvlak met de bestemming Wonen);
  • ten behoeve van biomassavergistingsinstallatie;
  • overschrijding van het bouwvlak tot 1,5 ha.

Zoals eerdergenoemd mogen binnen de bestemming kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken, lage permanente en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak (eventueel mits aansluitend aan het bouwvlak) gesitueerd worden.

Milieuhygiënische inpasbaarheid
In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Hieronder is weergegeven waar tijdens de toetsing rekening mee gehouden dient te worden:
- toetsing aan de eisen uit de Wet Natuurbescherming;
- toetsing van de geurhinder ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten (waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke cumulatie van geurhinder);
- toetsing aan de eisen uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen;
- aantonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geen onevenredige negatieve gevolgen voor het waterbeheer optreden;
- beoordeling van de inpasbaarheid voor de thema's verkeer, externe veiligheid en geluid.  

Wijzigingsbevoegdheid

Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheden:

  • ten behoeve van realisatie van agrarische bouwvlakken ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf. Dit is alleen mogelijk indien er elders in de provincie Overijssel een ander agrarisch bedrijf opgeheven wordt (saldering);
  • ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken;
  • ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij;
  • ten behoeve van vervolgfuncties. Iedere gewenste vervolgfunctie is mogelijk, mits voldaan wordt aan de opgenomen voorwaarden. Algemeen uitgangspunt bij het toestaan van een vervolgfunctie is dat er geen extra gebouwen mogen worden gebouwd. In de regels is bepaald dat het oppervlak aan bedrijfsgebouwen op gronden met deze bestemming niet mag worden vergroot, tenzij sanering plaats vindt. Daarbij geldt dat:
    • 1. na sanering tot 250 m² het gesloopte oppervlak mag worden teruggebouwd;
    • 2. indien meer dan 250 m² wordt gesloopt, in ieder geval 250 m² mag worden teruggebouwd;
    • 3. van het gesloopte boven de 250 m² mag 1/3 worden teruggebouwd tot een maximum van 850 m².

In tabel 5.1 zijn voorbeelden van deze rekenregel gegeven.

Tabel 5.1 Rekenvoorbeeld saneringsregeling

te slopen bestaande bebouwing (m2)   rekenregel   maximaal oppervlak te realiseren nieuwbouw (m²)  
100   < 250 m2   100  
200   < 250 m2   200  
250     250  
400   250 + 1/3 x (400-250)   300  
1.000   250 + 1/3 x (1.000-250)   500  
1.600   250 + 1/3 x (1.600-250)   700  
2.050   250 + 1/3 x (2.050 - 250)   850  
2.500   > 850 m2 dus geldt het maximum   850  
3.000   > 850 m2 dus geldt het maximum   850  

  • ten behoeve van een tweede bedrijfswoning;
  • ten behoeve van nieuwe natuur;
  • ten behoeve van waterberging.

Reconstructiewet

Ook de Reconstructiewet leidt tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven. Voor deze zone is een gebiedsaanduiding opgenomen die betrekking heeft op het verwevingsgebied.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 5.000 m². Wanneer sprake is van het oprichten van nieuwe bebouwing dient te allen tijde onderzoek gedaan te worden.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

Artikel 5 Waarde - Landschap - 2

Deze dubbelbestemming zijn opgenomen voor de kommen. Indien er in de bestemming Agrarisch mogelijkheden worden geboden die niet van toepassing zijn op de kommen is dat in dit artikel aangegeven.

Artikel 6 Waterstaat - Waterbergingsgebied

Gebieden voor de instandhouding van de waterhuishoudkundige werken zijn tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. Omdat in de gemeente geen waterbergingsgebieden op grond van de verordening dienen te worden bestemd, is deze dubbelbestemming opgenomen voor de primaire watergebieden. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 7 juni 2018 tot en met 18 juli 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn heeft een ieder de mogelijkheid gehad om schriftelijk dan wel mondeling een zienswijze naar voren te brengen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.

Ambtshalve wijzigingen

Tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan is geconstateerd dat in de regels van het ontwerpplan een onbedoelde onvolkomenheid stond.

Op grond van de in de Nota ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Buitengebied, Boerhaar 2 (zie Bijlage 1) genoemde wijzigingen, is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast, te weten:

  • de regels Artikel 8 Algemene bouwregels zijn aangevuld met artikel 8.4 voor parkeren zoals in het bestemmingsplan Parapluplan Parkeren;
  • de regels Artikel 9 Algemene gebruiksregels zijn aangevuld met artikel 9.1 voor parkeren zoals in het bestemmingsplan Parapluplan Parkeren;
  • in de toelichting is paragraaf 3.2 toevoegt, waarin een toelichting wordt gegeven op de beleidsregels met betrekking tot parkeren.

Vaststelling

De college van burgermeester en wethouders heeft het uitwerkingsplan vervolgens op 10 september 2018 gewijzigd vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling betreft een initiatief van de gemeente. Met dit plan is echter geen sprake van een bouwplan conform artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, waarvoor op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient te worden vastgesteld. Kostenverhaal in het algemeen en in het kader van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is daarom ook niet aan de orde.

Planschade

Over het verkleinen van het bouwvlak tot 5.000 m2 en het verhalen van planschade heeft de gemeente in 1998 privaatrechtelijke afspraken gemaakt in een gesloten overeenkomst met de perceeleigenaar van destijds. Sindsdien is de eigendomssituatie niet gewijzigd.