Plan: | Buitengebied, Fortmonderweg 21 en De Wellenberg 2 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1773.BP2020001064-0201 |
De initiatiefnemers willen op Fortmonderweg 21 te Olst en De Wellenberg 2 te Wijhe, de KGO regeling
toepassen. Verdeelt over deze twee locaties wordt er circa 970 m2 aan landschapontsierende bedrijfsbebouwing slopen en circa 2 hectare aan nieuwe natuur ontwikkeld. In ruil voor deze kwaliteitsprestaties worden twee compensatiewoningen op de locatie aan de Wellenberg 2 gerealiseerd.
De gemeente heeft aangegeven in principe mee te willen werken aan het verzoek. De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende bestemmingsplannen 'Uiterwaarden' voor locatie Fortmonderweg 21 Olst en bestemmingsplan 'Buitengebied' voor locatie De Wellenberg 2 Wijhe (zie paragraaf 1.2). Om de ontwikkelingen mogelijk te maken is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan dient hiervoor. De ruimtelijke onderbouwing welke voorafgaand aan dit plan is opgesteld, is toegevoegd als bijlage aan dit bestemmingsplan (bijlage 1).
De ligging van de plangebieden is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Ligging plangebieden (bron: Google Maps)
De Wellenberg 2
Het perceel aan De Wellenberg 2 te Wijhe is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2012. Het perceel is voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met een bouwvlak. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
Hiernaast heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' (voor een klein deel Waarde - Archeologie 2) en 'Waarde - Landschap 2'. Deze dubbelbestemmingen zijn mede besteld voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen.
Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
Strijdigheid met het geldende bestemmingsplan
Het voorgenomen plan past niet binnen het geldende bestemmingsplan, aangezien er geen agrarisch bedrijf meer actief zal zijn, de (voormalige) bedrijfswoning als burgerwoning gebruikt wordt en er twee nieuwe woningen worden gerealiseerd. Deze twee nieuwe woningen en de burgerwoning zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.
Figuur 1.2: Geldend bestemmingsplan De Wellenberg 2
Fortmonderweg 21
Het perceel aan de Fortmonderweg 21 te Olst is geregeld in het bestemmingsplan 'Uiterwaarden', vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2017.
Het plangebied is voorzien van de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Wonen' met de functieaanduiding 'Specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' en de bouwaanduiding 'Karakteristiek'. De gronden die bestemd zijn met 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. De gronden met de enkelbestemming 'Wonen' met de eerdergenoemde functieaanduiding zijn bestemd voor wonen met daaraan ondergeschikt: voormalige bedrijfsbebouwing.
Hiernaast heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Tot slot heeft een deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - Natura 2000'. Deze gronden zijn mede bestemd voor
Strijdigheid met het geldende bestemmingsplan
Aan de noordoostkant van het erf wordt circa 2 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. Ter plaatse geldt de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'. De nieuwe natuur is in strijd met het deze bestemming. De enkelbestemming dient te worden gewijzigd naar de bestemming 'Natuur'.
Figuur 1.3: Geldend bestemmingsplan Fortmonderweg 21
Paraplubestemmingsplan 'Parapluplan parkeren'
Voor de gehele gemeente Olst - Wijhe is een paraplubestemmingsplan op 10 september 2018 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling voor de gemeente Olst – Wijhe. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er is als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd. De parkeerregeling is ook van toepassing op dit bestemmingsplan en wordt overgenomen in de planregels, zie artikel 13.4
In Hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens staat in Hoofdstuk 3 een beschrijving van het beleid dat een relatie heeft op het plangebied en/of de ontwikkeling. In Hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het plan wordt gegeven in Hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk gaat in op de bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. Tenslotte gaat Hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het plan.
Op het erf aan De Wellenberg 2 te Wijhe was een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is inmiddels beëindigd. De boerderij is als burgerwoning in gebruik. De grote stallen zijn opgeruimd, waardoor de grote karakteristieke volumes van een erf zijn verdwenen. Op het perceel is één woning aanwezig, met aangebouwd bijgebouw. Deze gebouwen zijn in goede staat. Daarnaast zijn er twee landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig, die hun functie inmiddels hebben verloren. In de figuren 2.1 en 2.2 zijn afbeeldingen van het erf opgenomen.
Het erf ligt in het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe, aan de noordkant van de kern Wijhe. Aan de oostkant van het erf liggen twee woningen. Aan de noordwestzijde van het erf ligt op circa 80 meter een agrarisch erf.
Figuur 2.1: Plangebied De Wellenberg 2 (bron: www.pdok.nl)
Figuur 2.2: Huidige situatie De Wellenberg 2
De locatie Fortmonderweg 21 is gelegen in het buitengebied van Olst, in de buurtschap Fortmond. Het buurtschap ligt midden in het natuurontwikkelingsgebied de Duursche Waarden, in een bocht van de IJssel tussen Deventer en Zwolle. Het is gelegen in de uiterwaarden (buitendijks). Het grootste deel van Fortmond is aangewezen als Natura2000 gebied (Rijntakken (deelgebied Uiterwaarden IJssel)).
De meeste gronden van Fortmond zijn ingericht als natuur en/of worden extensief beheerd. Het aantal agrarische bedrijven in het gebied is de afgelopen jaren sterk verminderd. Op dit moment zijn er nog maar twee agrarische bedrijven actief, waarvan het ene bedrijf zeer extensief is en het tweede bedrijf de gronden vrijwel allemaal binnendijks (buiten Fortmond) heeft liggen.
Op het erf zijn een aantal voormalige agrarische opstallen aanwezig, die grotendeels ten dienste staan aan het huidige gebruik. De schuren betreffen een kapschuur, welke in gebruik is als opslagruimte voor hout en materieel voor het beheer van de gronden, een kleine veestalling en een carport met veranda. Deze schuren staan aan de noordwestzijde van het erf tegen de bosrand aan. Ze zijn vanaf de openbare weg niet tot nauwelijks zichtbaar. Naast deze nog in gebruik zijnde schuren is op het erf een voormalige varkensstal aanwezig. Deze stal, met een oppervlakte van 260 m², staat direct achter de woonboerderij, is vanaf de openbare weg goed zichtbaar en is landschapsontsierend. Op de kapschuur na, zijn de opstallen voorzien van een asbest dakbedekking.
Figuur 2.3: Plangebied Fortmonderweg 21 (bron: www.pdok.nl)
De huidige eigenaar wil het erf van De Wellenberg 2 transformeren naar een woonerf. De huidige bedrijfswoning blijft hierbij behouden, en wordt bestemd als burgerwoning. Ook het aangebouwde bijgebouw (de voormalige woonboerderij) blijft behouden. Deze gebouwen zijn in goede staat. De twee landschapsontsierende bedrijfsgebouwen (van circa 710 m2) worden gesloopt. Ter compensatie hiervan, en ter compensatie van kwaliteitsinvesteringen op en rond het erf Fortmonderweg 21(zie paragraaf 2.2.2), worden twee nieuwe woningen met bijgebouwen op het bestaande erf gerealiseerd. Het erf wordt hierbij landschappelijk ingepast.
Ten behoeve van het voorgenomen plan aan De Wellenberg 2 is een inrichtingsplan opgesteld (Bijlage 2). In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van het inrichtingsplan beschreven.
Ontwerpfilosofie
In het ontwerp blijft de voormalige woonboerderij het hoofdgebouw. De andere gebouwen zijn ondergeschikt aan de boerderij. De huidige orthogonale structuur wordt gehandhaafd. Het erf herstelt het groene karakter van de erven, zoals in het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan genoemd: 'Bebouwing en erfbeplantingen in losse setting op hogere gronden'. Als basis voor de erfopbouw is de historische opbouw gehanteerd. De nieuwe woningen worden ingepast met de achtererfkenmerken als uitgangspunt. Erfelementen die voor de rafelige contour zorgen, maar ook voor privacy zijn:
De nieuwe woningen zijn op het landschap georiënteerd en delen de oprit.
Beplanting
Op basis van de bodemsoort en grondwaterniveau kan het potentieel natuurlijke bostype van wintereiken- beukenbos ontstaan (PNV8). Dit is leidend geweest voor de soortkeuze van het beplantingsplan. Al het plantmateriaal wat wordt toegepast is inheems, waardoor het een grotere meerwaarde heeft voor de biodiversiteit. Bloei- en besdragende soorten vormen voor mens en dier een meerwaarde, dus waar mogelijk hebben deze een plek gekregen in het plan.
Figuur 2.2: Inrichtingsplan erf De Wellenberg 2
Beeldkwaliteit
In het inrichtingsplan, is ook een beeldkwaliteitsplan opgenomen. Deze is hierna samengevat.
Sfeer
Om het erfsilhouet te herstellen, is de stijl van de nieuwe bouwvolumes sober, zoals een schuur. De beplanting zorgt voor het zachte silhouet en verbindt de bouwvolumes.
Hoofdvorm en massa
De nieuwe gebouwen bestaan uit langvormige, uniforme bouwmassa's, die de praktische bouwstijl van agrarische gebouwen nabootst. Dakkapellen worden nagenoeg niet gebruikt.
Materialen
De gebruikte materialen in de woningen zijn natuurlijk: baksteen, hout en pannendaken en ook als zodanig herkenbaar. Glas wordt subtiel toegepast. Bijvoorbeeld door het toepassen van houten lamellen aan de gevel. Zeer ondergeschikt kan gebruik gemaakt worden van materialen zoals zink, beton, metaal, etc.
Detaillering
De detaillering van de schuurwoningen is zeer subtiel en het trekt niet de aandacht. Van een afstand blijft het een eenvoudig bouwwerk.
Het ontwerpen van de twee nieuwe woningen zijn nog niet definitief, maar de woningen worden op basis van bovenstaande uitgangspunten verder uitgewerkt.
De bewoners van het erf zijn voornemens de voormalige varkensstal met een oppervlakte van 260 m² te slopen (zie figuur 2.3). Naast de sloop van de landschapsontsierende schuur, zijn de bewoners voornemens circa 2 hectare nieuwe natuur te ontwikkelen (zie figuur 2.5), de asbest dakbedekking van de overige schuren te verwijderen, de schuren te verfraaien en het erf in te richten met streekeigen erfbeplanting met aandacht voor biodiversiteit. Als tegenprestatie voor genoemde kwaliteitsinvesteringen, wordt een woningbouwkavel ontwikkeld op de locatie De Wellenberg 2 te Wijhe, zoals beschreven in paragraaf 2.2.1.
Figuur 2.3: Bebouwing erf Fortmonderweg 21
Ten behoeve van het plan is een inrichtingsplan opgesteld voor het erf en de omliggende gronden aan de Fortmonderweg 21 (Bijlage 3). Deze paragraaf bevat een korte samenvatting van dit inrichtingsplan.
Het erf Fortmonderweg 21 wordt ingericht met streekeigen erfbeplanting (zie figuur 2.4). Verschillende (meidoorn)hagen, een kruidenrijke bloemenweide, verschillende borders en een hoogstam fruitgaard maken in ieder geval deel uit van het plan. Verder wordt het erf natuurlijk ingericht met als doel zo veel mogelijk ruimte te bieden aan flora en fauna en daarmee een grote biodiversiteit. Het landschapsontwikkelingsplan (LOP)(zie paragraaf 3.3.3), de structuurvisie Olst-Wijhe (zie paragraaf 3.3.1) en de folder mijn natuurerf (Landschap Overijssel) vormen belangrijke inspiratiebronnen.
Figuur 2.4: Inrichtingsplan erf Fortmonderweg 21
Aan de noordoostzijde van het erf wordt circa twee hectare agrarische grond omgevormd naar natuur. Deze twee hectare is weergegeven in figuur 2.5 met de groene arcering. De overige 1,14 hectare, weergegeven met de gele arcering, wordt ingezet ter ondersteuning van de natuurontwikkeling
Figuur 2.5: Gronden Fortmonderweg 21 welke natuurlijk worden ingericht
In eerste instantie wordt gericht op de ontwikkeling van kruiden en faunarijk grasland. Indien dit stadium is bereikt wordt er gericht op de ontwikkeling van droog schraalland. Het eindbeeld wordt uiteraard medebepaald door de potenties van de gronden. In veel situaties kan het perfecte droog schraalland niet worden geëvenaard en is er sprake van een overgangssituatie. In het bijgevoegde document 'Inrichtingsplan Fortmonderweg 21' (Bijlage 3) is uitgebreid weergegeven hoe deze gronden worden ingericht en beheerd.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben de centrale overheden beleidsvrijheid.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling die geen inbreuk maakt op nationale belangen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS/NNN, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het Ijsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (bij besluit van 21 april 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met de aanpassing van de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In het voorliggende plan worden voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt en wordt de realisatie van twee nieuwe woningeenheden mogelijk gemaakt (waarbij één een verplaatsing betreft). Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk. Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden. De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.
Het plangebied aan de Wellenberg 2 maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied. Een deel van het plangebied aan de Fortmonderweg 21 ligt het Natura 2000 gebied 'Rijntakken'. De voorgenomen natuurontwikkeling op deze locatie, sluit hier goed op aan. De aard en kleinschaligheid van de werkzaamheden van de ontwikkeling maakt dat eventuele effecten uitsluitend tot het plangebied zelf beperkt blijven. Een uitgebreide toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming (o.a. m.b.t. soortenbescherming) is opgenomen in paragraaf 4.2. Hieruit blijkt dat het voorgenomen plan voldoet aan de wet- en regelgeving.
Door het toenemend hoogwater in rivieren, wateroverlast, een versnelde stijging van de zeespiegel en groeiende behoefte aan schoon drinkwater is het Waterbeleid 21e eeuw vormgegeven. Het oude systeem van waterbeheer waarbij de nadruk werd gelegd het scheiden en gescheiden houden van land en water is niet in staat om toekomstige ontwikkelingen op te vangen. Om Nederland de komende eeuwen veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden is een omslag in het waterbeleid en denken over water noodzakelijk. Samengevat komt het erop neer dat water weer de ruimte moet krijgen in plaats van worden ontnomen. Daarbij wordt de strategie gevoerd van vasthouden, bergen en tenslotte afvoeren. Dit principe gaat ervan uit dat een overvloed aan water allereerst wordt opgevangen waar deze ontstaat. Water wordt hierbij niet meer zo snel mogelijk afgevoerd, maar zolang mogelijk wordt vastgehouden. Wanneer vasthouden niet meer mogelijk is, zal dit geborgen worden in daarvoor toegewezen gebieden. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Zo wordt het watertekort bestreden. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening betekent dit dat in dit voorliggende plan tevens is gekeken hoe op verstandige wijze om te gaan met het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige gevolgen van het onderhavige plan. Er wordt voldaan aan het principe vasthouden, bergen en tenslotte afvoeren. Het regenwater kan infiltreren in de grond.
De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' worden elk jaar bijgewerkt. Dit gebeurt in een jaarlijkse actualisatieronde. Het gaat om alle eerder vastgestelde wijzigingen in het beleid die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie en/of Omgevingsverordening. Ook worden omissies hersteld. Op 26 september 2018 hebben Provinciale Staten de Actualisatie 2017/2018 vastgesteld. Op 1 november 2018 zijn deze aanpassingen van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening in werking getreden. De Actualisatie Omgevingsvisie 2018/2019 is op 13 november 2019 door de Provinciale Staten vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarmee staat onder andere de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederland (NNN) vast. Binnen de begrenzing van de NNN heeft de provincie de gronden opgenomen die nodig zijn om de doelen te halen voor Natura 2000. Voor de begrenzing van de ontwikkelopgave Natura 2000 heeft de provincie gebiedsdocumenten en maatregelkaarten laten opstellen. Voor het realiseren van de NNN en de Ontwikkelopgave Natura 2000 zijn landbouwgronden nodig. Deze gronden worden gebruikt voor het realiseren van nieuwe natuur of om maatregelen te nemen voor de naastgelegen natuurgebieden. Deze maatregelen zorgen veelal voor vernatting van de gronden en/of hebben betrekking op minder of geen bemesting. Hierdoor worden deze gebieden minder of ongeschikt voor de landbouw.
Met de vaststelling van het 'nieuwe' Omgevingsbeleid is invulling gegeven aan de:
Voor het voorliggende plan is het met name van belang dat het plan geen negatieve invloed op de NNN en de Natura 2000 heeft. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.2.
Het beleid Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO-beleid) is ontstaan om ontwikkelingen in het landelijk gebied mogelijk te maken in ruil voor een impuls van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' is ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse regelingen waaronder het Rood voor Rood-beleid. Er is een werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de 'Catalogus Gebiedskenmerken'. De gemeente Olst-Wijhe heeft het KGO-beleid ook van toepassing verklaard en nader uitgewerkt in de 'nota Ruimtelijke Kwaliteit'. De 'nota Ruimtelijke Kwaliteit' vervangt onder andere het gemeentelijke Rood voor Rood-beleid.
Toetsing beleid
Omdat de ontwikkeling in het landelijk gebied plaatsvindt, moet het initiatief voldoen aan het KGO-beleid. Twee principes zijn hierbij leidend;
Uitgangspunt is dat plannen ontwikkelingsruimte krijgen als deze passen binnen het generieke beleid en de ontwikkelingsperspectieven van de provincie en worden uitgewerkt conform de gebiedskenmerken. Voorwaarde daarbij is dat de geboden ontwikkelingsruimte in evenwicht is met de te leveren kwaliteitsprestaties. Bij elke ontwikkeling hoort een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke inpassing, zoals situering van gebouwen en erfbeplanting. Voor het bepalen van de hoogte van aanvullende kwaliteitsprestaties wordt het plan getoetst aan de volgende drie variabelen:
Randvoorwaarden vanuit KGO:
Figuur 3.1: Balans onwikkeling vs Kwaliteit verbetering (bron: provincie Overijssel)
1. Gebiedseigen of gebiedsvreemd
In het voorliggende plan worden op twee locaties voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt, wordt asbest gesaneerd, wordt erfverharding verwijderd, wordt op één locatie nieuwe natuur gerealiseerd en wordt op één locatie de realisatie van twee nieuwe wooneenheden mogelijk gemaakt. De transformatie van het voormalige agrarische erf aan de Wellenberg 2 tot woonerf past goed in dit gebied. De functie is veelvoorkomend en de nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd binnen de contouren van het huidige erf. Aan de Fortmonderweg 21 wordt circa 2 hectare agrarisch gebied, gewijzigd naar natuur. Dit betreft een kwaliteitsinvestering die aansluit op de huidige functies in dit gebied. Het erf aan de Fortmonderweg 21 wordt namelijk nu al deels omsloten door natuurgebied. De betrokken erven worden daarnaast landschappelijk goed ingepast en ingericht, met inheems plantmateriaal. In zijn algemeenheid geldt dat hoe beter de nieuwe functies in het gebied passen, des te kleiner de vereiste extra investering is.
2. Schaal van de ontwikkeling en impact op de omgeving
De nieuwe ontwikkelingen op beide locaties passen qua schaal goed in het landschap en zijn qua impact relatief klein, ook vergeleken met de huidige situatie. De ontwikkelingen worden op beide locaties goed ingepast in de omgeving.
3. Eigen belang versus maatschappelijke belangen
Door de realisatie van twee nieuwe woningbouwkavels aan de Wellenberg 2 wordt de voorgenomen ontwikkeling op beide locaties economisch uitvoerbaar. De betrokken erven worden landschappelijk ingepast. Functies in de omgeving van het plangebied (bij beide erven) worden niet beperkt. Het totale project dient daarmee eigen belangen, maar ook maatschappelijke belangen
Conclusie
Conclusie is dat het voorliggende plan past binnen he KGO beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening. De ontwikkelingsruimte die geboden wordt is in balans met de investeringen in ruimtelijke kwaliteit.
Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie figuur 3.2).
Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
De volgende niveaus komen aan de orde:
Figuur 3.2: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)
1. Generieke bedrijfskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS/NNN, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc. Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit. Wel maakt het plangebied gedeeltelijk deel uit van 'overstroombaar gebied'. Hiertoe dient een overstromingsparagraaf opgenomen te worden. Hier wordt op ingegaan in paragraaf 4.5.
2. Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn daarnaast geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.
Het voorliggende plangebied aan De Wellenberg 2 ligt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalige landschap' (zie figuur 3.3).
Figuur 3.3: Ontwikkelingsperspectief De Wellenberg 2 (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)
Bij dit perspectief ligt het accent op de agrarische productie; het zijn gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen. Dit ontwikkelingsperspectief omvat twee aspecten. Enerzijds open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt en anderzijds gaat het om landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) die voorkomen in diverse landschapstypen en waar ruimte is voor ontwikkeling van intensieve veehouderij. Dit ontwikkelingsperspectief omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwingen en bosstroken optimaal in harmonie zijn met deze schaalvergroting. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.
De voorgenomen ontwikkeling aan De Wellenberg 2, waarbij landschapsontsierende agrarische bebouwing (inclusief erfverharding) wordt gesloopt en twee nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd, past binnen dit ontwikkelingsperspectief. Hoewel het agrarische erf definitief wordt omgevormd naar een woonerf, worden geen omliggende agrarische bedrijven in hun ontwikkeling beperkt. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan. Het erf past bij de maat en schaal van het landschap en het erf wordt landschappelijk ingepast met inheems plantmateriaal.
Het erf en de omliggende gronden aan de Fortmonderweg 21 liggen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland'. De sloop van een voormalige varkensschuur en de wijziging van agrarische gronden naar natuurlijk ingerichte gronden, sluiten aan bij dit ontwikkelingsperspectief.
3. Gebiedskenmerken
In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden.
Het plangebied aan De Wellenberg 2 ligt in een dekzandvlakte en ruggen-gebied (zie figuur 3.4). De dekzandvlaktes beslaan een groot deel van de oppervlakte van de provincie. In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandvlaktes voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, bijvoorbeeld door egalisaties ten behoeve van de landbouw. De ambitie is de hoogteverschillen te versterken en het verschil in landschap met natuurlijke beplanting te accentueren.
Figuur 3.4: Natuurlijke laag De Wellenberg 2 (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)
Normerend uitgangspunt:
Richtinggevende uitgangspunten:
In het voorliggende plan vindt een ruimtelijke ontwikkeling plaats binnen het erf aan De Wellenberg 2. Voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, en erfverharding wordt verwijderd. De hoeveelheid erfverharding en het bouwvolume neemt af en bij de herinrichting wordt inheemse beplanting gebruikt. Hierdoor wordt het hoogteverschil weer beter beleefbaar. Met het plan wordt geen reliëf aangetast.
De sloop van de voormalige varkensstal en de natuurlijke inrichting van de gronden aan de Fortmonderweg 21 sluit aan op de daar geldende gebiedskenmerken van de natuurlijke laag 'Rivierengebied – rivier en uiterwaarden'. Hier zijn met name de instandhouding van een robuust watersysteem, de waterkwaliteit, ruimte voor water en de natuurkwaliteit van belang.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen, daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Het plangebied aan De Wellenberg 2 ligt in het Oude hoeven (zie figuur 3.5).
Figuur 3.5: Laag van het agrarisch cultuurlandschap De Wellenberg 2 (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)
Het oude hoevenlandschap heeft verspreide erven met vaak een 'eigen' es. Ze zijn ontstaan nadat de complexen met grote essen 'bezet' waren. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Dit is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. Het betreft contrastrijke landschappen met veel variatie op de korte afstand: open es, kleinschalige flank met erf, kleinschalige natte laagtes met veel houtwallen, open heidevelden en -ontginningen. Daartussen kleinere bovenlopen van beken. De ambitie is de kenmerkende afwisseling te versterken. Het gaat hierbij met name om de open es, de routes over de erven, de erven en de landschapsbeplanting.
Normerend uitgangspunt:
Richtinggevende uitgangspunten:
In het voorliggende plan wordt een bestaand erf aan De Wellenberg 2 geherstructureerd. Twee voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, en erfverharding wordt verwijderd. De hoeveelheid erfverharding en het bouwvolume neemt af en bij de herinrichting wordt inheemse beplanting gebruikt. Hierdoor wordt het hoogteverschil weer beter beleefbaar. Met het plan wordt geen reliëf aangetast. Het erf en de omliggende gronden aan de Fortmonderweg 21 liggen binnen het 'Rivierenlandschap – rivier en uiterwaarden'. Het voorliggende plan, waarbij o.a. een voormalige varkensschuur wordt gesloopt, waarbij het erf landschappelijk wordt ingepast met inheems plantmateriaal en waarbij agrarische gronden en natuurlijk worden ingericht, tast de gebiedskenmerken hier niet aan.
Stedelijke laag
In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen. Daarbij wordt kwaliteit, eigenheid en onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker. Agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft. De opbouw, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. Bij de transformatie van erven in het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De ambitie is de erven levend te houden, verbonden met het landschap.
Voor het plangebied (beide locaties) zijn de aanduidingen 'informele trage netwerk' en 'verspreide bebouwing' van toepassing. Relevante uitgangspunten zijn:
Met deze uitgangspunten is waar mogelijk rekening gehouden in de inrichtingsplannen. Zo wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd (landschappelijk inpassing en sloop landschapsontsierende schuren) en zijn de betrokken erven gekoppeld aan het landschap.
Laag van de beleving
De laag van de beleving heeft geen rechtstreekse doorwerking op dit plan, behalve dat beide plangebieden in 'donkertegebied' liggen. Hier is rekening mee gehouden door extra lichthinder te beperken. Ook ligt het plangebied in 'IJssellinie inundatieveld', wat geen rechtstreekse doorwerking heeft op dit plan.
In 2017 is de nieuwe Structuurvisie Olst-Wijhe, 'Ruimte voor initiatief en innovatie' vastgesteld. In deze structuurvisie is het beleidskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen verwoord en wordt het toekomstbeeld voor Olst-Wijhe op weg naar 2025. In deze visie wordt de ruimtelijke inrichting van haar grondgebied vastgelegd. Deze visie vormt een belangrijk uitgangspunt en toetsingskader voor ruimtelijke plannen, waaronder die voor het bestemmingsplan Buitengebied. Met de nieuwe visie speelt de gemeente in op ontwikkelingen als vergrijzing en bevolkingsdaling, leegstand en veranderende behoeften van bijvoorbeeld inwoners en ondernemers.
Op de beleidskaart is het plangebied aan De Wellenberg 2 is gelegen in het ‘Sallandse platteland’. Het Sallandse platteland kenmerkt zich door een zekere mate van diversiteit, openheid en kleinschaligheid. Behalve door landbouwgronden wordt het Sallandse platteland ook sterk bepaald door de bewoning. Regelmatig verspreid over het platteland liggen de Sallandse boerderijen. Langs de IJsselvallei liggen boerderijen die tot de IJsselhoeven worden gerekend. Van oorsprong behoren deze boerderijen tot het hallenhuistype. Dit type bestaat uit langgerekte, driebeukige gebouwen, met de deel (ruimte in de stal of schuur) in het midden en stallen aan weerskanten. Deze boerderijen zijn vaak voorzien van een rieten dakbedekking. Bijzondere waarde heeft het complex van boerderij en erf, bestaande uit een tuin met solitaire bomen en leilinden, eventueel een moestuin en beschermd door houtwallen. De bewoning in combinatie met de agrarische werkzaamheden op het platteland was en is belangrijk voor de sociale structuur. De verspreiding van erven maakte een goede ontsluiting al vroeg noodzakelijk. Nog altijd is dit netwerk van kleinschalige infrastructuur van grote waarde als recreatieve verbinding en als ontsluiting voor onder andere het landbouwverkeer. Vanaf deze wegen is het kleinschalige landschap voor toeristen en bezoekers goed beleefbaar. Daarbij zijn de aangeboden streekproducten en de overnachtingsmogelijkheden op het platteland van groot belang voor de belevingswaarde.
In de structuurvisie is aangegeven dat door bedrijfsbeëindiging veel gebouwen op het platteland vrij komen boerderijen krijgen een nieuwe functie, zoals een woonfunctie al of niet gecombineerd met bedrijfsruimten bed&breakfast, zorg en wellness. Het faciliteren van nieuwe functies voor vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) is de opgave voor de komende jaren, waarbij functie en beleving belangrijke randvoorwaarden zijn.
Het plangebied aan de Fortmonderweg 21 is gelegen in de ’Prachtige IJsselzone’. In cultuurhistorisch opzicht heeft de IJsselzone bijzondere waarden. De reden waarom veel mensen zich vestigden in deze omgeving was de vruchtbare kleigrond. Het grondgebruik is nog altijd afwisselend natuur en agrarisch. Een andere bijzondere waarde betreft onder meer de aanwezige cultuurhistorische relicten, zoals: molens, de restanten van een steenfabriek bij Fortmond en nog enkele bestaande dijkhuizen. Deze relicten vertellen iets over het grondgebruik en de historie van het gebied. Natuurlijk behoort hiertoe ook de IJssellinie, opgericht als verdedigingslinie tijdens de Koude Oorlog. De IJssellinie moest het westen van Nederland door middel van inundatie beschermen tegen een landinvasie vanuit het Oosten. Verspreid langs de IJssel werden kazematten, bunkers en verschillende tanks geplaatst, waarvan nog velen aanwezig zijn. Vanaf landgoed De Haere ten zuiden van Olst zijn enkele van deze verdedigingswerken publiekelijk te bezoeken. Duidelijk is daarmee dat de IJsselzone ook een belangrijke recreatieve waarde heeft en daarmee van economisch belang is. Zowel Olst als Wijhe zijn verbonden met de overzijde van de IJssel (Veluwe), via verschillende pontverbindingen. Daarnaast is in Wijhe een recreatieve pleisterplaats ontwikkeld waar de nieuwe passantenhaven onderdeel van uit maakt. Met deze passantenhaven en de pontverbindingen, waarmee ook de buurtschappen Welsum en Marle via de Ijssel bereikbaar zijn, heeft de IJsselzone bovendien een belangrijke kwaliteit als overstappunt van oost naar west en vice versa. Aantrekkelijke fiets- en wandelroutes voeren de recreant door de uiterwaarden met het landgoed De Haere, de IJssellinie of richting Fortmond waar de rust en de natuur beleefd kunnen worden.
De gemeente blijft de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’ gebruiken bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Wanneer er negatieve effecten van een plan optreden voor de leefomgeving, kunnen er maatregelen noodzakelijk zijn om deze effecten te compenseren. Deze compensatie kan plaats vinden in natura (directe maatregelen) of door middel van een afdracht aan de Voorziening Ruimtelijke Kwaliteit.
Het voorliggende plan past binnen de kaders van de structuurvisie. Voormalige agrarische erven krijgen een nieuwe functie conform de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’. Het plan doet ook geen afbreuk aan de beschreven waarden van de IJsselzone, maar leidt hier juist tot een aanmerkelijk kwaliteitsverbetering.
De woonvisie is in 2016 vastgesteld waarbij is gekozen voor een visie op hoofdlijnen die veel ruimte laat voor verdere inkleuring. Dat past in een veranderende tijd waar flexibiliteit en maatwerk gevraagd worden. Eén van de speerpunten in de Woonvisie is dan ook het realiseren van meer flexibiliteit, differentiatie en maatwerk op de woningmarkt. Dit vraagt om variatie in aanbod, maar ook om flexibiliteit in bestemmingsplannen.
De voorgenomen ontwikkeling is gericht op maatwerk en landschappelijke inpassing, zoals beschreven in paragraaf 2.2.1 en 2.2.2 en bijlage 1. De ontwikkeling sluit daarom goed aan bij de uitgangspunten van de woonvisie.
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Salland is vastgesteld in 2008 en zet in op het benutten van gebiedsdynamiek om de verschillende landschapstypen te versterken. Het gaat daarbij in eerste plaats om landbouw, waarbij ook schaalvergroting een 'motor' kan zijn. Ook waterbeheer, natuurontwikkeling, recreatie en 'rood' in het landelijk gebied kunnen aanleidingen bieden voor kwaliteitsverbetering.
Volgens het LOP ligt het plangebied aan De Wellenberg 2 in het 'kommenlandschap'. Voor dit gebied geldt als uitgangspunt het ruimtelijk versterken van gronden door beplantingen en nieuwe bedrijven, passend in de maat en schaal van het landschap. Nieuwe ontwikkelingen op erven moeten aansluiten op karakteristieken van het deelgebied. In het voorliggende plan is waar mogelijk rekening gehouden met deze uitgangspunten. Op het erf vindt een reductie van het bouwvolume plaats, waarbij landschapsontsierende schuren worden gesloopt. Het erf krijgt een nieuwe vervolgfunctie, die veel voorkomend is in de omgeving van het plangebied. Het erf blijft gekoppeld aan de weg, en het erf wordt goed landschappelijk ingepast, passend binnen de gebiedskenmerken.
Volgens het LOP ligt het erf aan de Fortmonderweg 21, met omliggende gronden, in het 'Rivier en uiterwaarden-gebied'. Belangrijk hier is het behouden van het contrast tussen de openheid van de uiterwaarden en de verdichte oeverwal. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke karakteristiek. Het voorliggende plan draagt daaraan bij.
Met de voorgenomen ontwikkeling gaat een erfinrichtingsplan gepaard, zie bijlage 2 en 3 waarmee bovenstaande voorwaarden worden gewaarborgd
In de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel is de "Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving" (KGO) opgenomen. De gemeente Olst-Wijhe heeft dit overgenomen en uitgewerkt in de "Nota Ruimtelijke Kwaliteit", welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 24 februari 2014. Uitgangspunt van dit beleid is dat aan een plan dat niet binnen het geldende bestemmingsplan past, planologische medewerking kan worden verleend bij verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij het bepalen van de ruimtelijke kwaliteitswinst speelt het plan zelf, de schaal en impact op de omgeving een grote rol evenals de belangen en reikwijdte van de doelen die ermee gediend worden.
Hierbij spelen onderstaande vragen:
Bij het uitwerken van het voorliggende plan is rekening gehouden met dit beleid, wat overeenkomstig het provinciale beleid is. De toets aan dit 'KGO-beleid' is opgenomen in paragraaf 3.2.2 van dit bestemmingsplan. De conclusie is dat met de gehele ontwikkeling daadwerkelijk kwaliteit wordt toegevoegd.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden, zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Archeologie
Binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Olst-Wijhe' zijn dubbelbestemmingen opgenomen die archeologische waarden borgen. Het plangebied heeft op beide locaties de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 1'. Voor deze dubbelbestemming geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is als over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, de grond dieper dan 50 cm onder maaiveld wordt geroerd. Het plangebied aan De Wellenberg 2 heeft ook voor een klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Hiervoor geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is als over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2, de grond dieper dan 50 cm onder maaiveld wordt geroerd. Met het voorliggende plan is hier geen sprake van. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen. Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden gesloopt of aangetast. Er bevinden zich in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten die worden gesloopt. Ook worden andere cultuurhistorische waarden niet aangetast.
De Wellenberg 2
Voor de ontwikkelingen op en rond het erf aan De Wellenberg 2 heeft een Quickscan flora en fauna plaatsgevonden (Bijlage 4). Dit heeft geleid tot de volgende conclusies en adviezen:
Naar aanleiding hiervan heeft er een vervolgonderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van beschermde functies van kerkuilen in het plangebied (Bijlage 5). Dit onderzoek heeft geleid tot de volgende conclusies:
Op basis hiervan is een activiteitenplan opgesteld (Bijlage 6) en is ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd. In het activiteitenplan zijn maatregelen opgenomen ten gunste van aanwezige kerkuilen. Hiermee kan de ontheffing worden verleend en kan worden geconcludeerd dat het voorliggende plan aan De Wellenberg 2, m.b.t. soortenbescherming, uitvoerbaar is.
Fortmonderweg 21
Ook ten behoeve van de voorziene ontwikkelingen aan de Fortmonderweg 21 is een quickscan uitgevoerd (Bijlage 7).
De conclusie is dat er vanuit de Wet Natuurbescherming geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het voorziene plan. Opgemerkt wordt wel dat werkzaamheden die (in gebruik zijnde) nestplaatsen van vogels (incl. hun functionele omgeving) verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het plangebied vooraf te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, inmiddels Wet natuurbescherming, beschermd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Natuurnetwerk Nederland (NNN) betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.
Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Hieronder valt ook beschadiging door vee. Onder bos wordt verstaan:
Natura 2000 - gebieden
In de directe omgeving van beide plangebieden, dit geldt met name voor de Fortmonderweg 21, ligt het Natura 2000 gebied 'Rijntakken'. De aard en kleinschaligheid van de werkzaamheden van de voorziene ontwikkelingen maakt dat eventuele effecten uitsluitend tot de betrokken plangebieden zelf beperkt blijven. Derhalve is er geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Wel dient aanvullend een stikstof-berekening uitgevoerd te worden.
Ten behoeve van het plan zijn daartoe stikstofberekeningen uitgevoerd (Bijlage 8). Op basis van de berekeningen en onderbouwingen is gebleken dat de uitvoering van het voorliggende plan geen significant negatief effect heeft op het verstoringsgevoelig Natura 2000-gebied. De ontwikkelingen aan De Wellenberg 2 en aan Fortmonderweg 21 hebben een stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jaar.
Houtopstanden
In het plangebied worden geen bomen gekapt. De bescherming van houtopstanden is niet van toepassing.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied (zowel aan de Fortmonderweg 21 als aan De Wellenberg 2) maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Een toetsing aan het NNN-beleid is daarom niet noodzakelijk.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
In het voorliggende plan wordt alleen het erf aan De Wellenberg 2 omgevormd naar een woonerf, waarbij twee wooneenheden worden toegevoegd. Wonen betreft een geluidsgevoelige functie. Met betrekking tot het plangebied is railverkeerlawaai niet van toepassing. De woningen komen op een afstand van circa 80 en 140 meter van de agrarische bedrijfsbestemming van het melkrundveebedrijf aan De Wellenberg 5 te liggen. Aan de richtafstand geluid van 30 meter wordt ruim voldaan. Het bedrijf wordt door de woningen niet beperkt in geluidruimte. Voor het overige liggen er geen bedrijven in de directe omgeving van het plan. Wegverkeerslawaai komt van de Liederholthuisweg. De twee nieuw te bouwen woningen liggen in de geluidzone van de Liederholthuisweg. Gezien de afstand van 170 meter tot de weg is voldoende aannemelijk dat de geluidbelasting wegverkeer op beide woningen ruim onder de voorkeursgrenswaarde (van 48 dB) van de Wet geluidhinder is gelegen.
Op het erf aan de Fortmonderweg 21 worden geen geluidsgevoelige functies toegevoegd. Daarmee is het plan op dit aspect uitvoerbaar.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een projectgebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
De Wellenberg 2
Voor de locatie aan De Wellenberg 2 is een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 9).
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat uit milieukundig oogpunt mogelijk bezwaar bestaat tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien een ernstige bodemverontreiniging met asbest aanwezig kan zijn, met betrekking tot de aangetoonde asbestverontreiniging in enkele inspectiegaten en een druppelzone op het zuidelijke terreindeel.
De bodem wordt, na eventuele sanering, geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Hiervoor heeft vervolgens aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van het aanvullende onderzoek luidt dat er vanuit milieukundig oogpunt geen milieutechnische bezwaren bestaan tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen. De vastgestelde verontreinigingen leveren geen gezondheidsrisico's op. Het bodemadvies van de Omgevingsdienst IJsselland is toegevoegd als bijlage 11.
Fortmonderweg 21
Voor deze locatie is in 2008 een historisch en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (10). Ondanks dat dit een verouderd bodemonderzoek is, zijn de resultaten nog actueel. Het bodemadvies van de omgevingsdienst voor deze locatie is toegevoegd als bijlage 12.
Het erf aan de Fortmonderweg 21 heeft in de huidige situatie een woonbestemming. Op deze locatie wordt alleen een voormalige varkensstal gesloopt en asbest gesaneerd. Voor deze activiteiten is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Circa 2 hectare agrarische grond wordt gewijzigd naar natuur. De gronden waarop dit gebeurd zijn niet verdacht van verontreiniging. Ook hier is geen verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. De plangebieden liggen in het beheergebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta
De Wellenberg 2
Invloed plan De Wellenberg 2 op de waterhuishouding
Binnen het plangebied aan De Wellenberg 2 worden twee woningen (met bijgebouwen) gerealiseerd. Dit bedraagt ruim minder dan 10 wooneenheden. Er vindt ook geen toename van het verharde oppervlak met meer dan 1500 m2 plaats. Het verhard oppervlak neemt juist af. Het plangebied aan De Wellenberg 2 bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte aangehouden van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil gehanteerd. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door onder andere te voorkomen dat afstromend hemelwater vanaf het straatoppervlak naar binnen kan stromen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te het infiltreren in de bodem. Schoon hemelwater kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. In het voorliggende plan wordt hemelwater geïnfiltreerd in de bodem.
Het plan ligt in een dijkringgebied. Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de IJssel. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De gevolgen van een overstroming zijn bepaald door inzicht te geven in de maximale waterdiepte tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. De wettelijke norm voor de dijkring is een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar. Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en derhalve zullen eerst de laaggelegen gebieden onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd kan in het plangebied overstroming plaatsvinden. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.
Het voorliggende plangebied aan De Wellenberg 2 is goed ontsloten en een overstroming van de IJssel is naar alle redelijkheid goed te voorspellen, waarbij tijdig ge-evacueert kan worden. Bij de verdere ontwikkeling van het plan dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Hierbij kan gedacht worden aan:
Watertoets De Wellenberg 2
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (Bijlage 13). Uit de digitale watertoets komt dat de 'korte procedure' van toepassing is.
Fortmonderweg 21
Invloed plan Fortmonderweg 21 op de waterhuishouding
Op en rond het erf aan de Fortmonderweg 21 is alleen sprake van sloop van een voormalige varkensstal, asbestsanering, en het natuurlijk en landschappelijk inrichten van agrarische gronden. Het plangebied ligt binnen de 'Invloedzone Grote Rivieren', maar heeft geen negatieve invloed op de functies en kwaliteiten van de rivier de IJssel en de uiterwaarden. Ook heeft het plan geen negatieve invloed op de overige waterhuishouding.
Watertoets Fortmonderweg 21
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (Bijlage 14). Uit de digitale watertoets komt dat de 'normale procedure' van toepassing is. Het waterschap heeft doorverwezen naar Rijkswaterstaat als bevoegd gezag, gezien de ligging in de uiterwaarden van de IJssel. Het plan is vervolgens afgestemd met Rijkswaterstaat, en Rijkswaterstaat heeft hierbij een positief advies afgegeven
Advies Rijkswaterstaat
De locatie Wellenberg 2 valt niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Fortmonderweg 21 wel. De Waterwet is van toepassing. Het initiatief is een vergunningsplichtige activiteit op grond van de Waterwet namelijk onder andere het realiseren van natuur. Initiatiefnemer dient een vergunningsaanvraag op grond van de Waterwet in te dienen.
De activiteiten zijn niet nadelig voor de waterstaatkundige belangen. Verwacht wordt dat ook geen ontoelaatbare waterstandseffecten ontstaan. Onderhavige ontwikkeling is vergunbaar mist:
Voor de natuurontwikkeling wordt in het kader van de Waterwet een vergunning aangevraagd. Bij deze aanvraag wordt rekening wordt gehouden met, en aangesloten op, de genoemde uitgangspunten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Aan het erf De Wellenberg 2 te Wijhe worden twee compensatiewoningen toegevoegd. Voor de naastgelegen melkrundveehouderij (De Wellenberg 5) geldt een richtafstand va 100 meter m.b.t. geur. Hier wordt niet aan voldaan (het erf ligt op ongeveer 80 meter van de dichtstbijzijnde nieuwe woning). In plaats van de richtafstand geldt voor geur echter de wettelijke afstand van 50 meter die op basis van de wet geurhinder en veehouderij geldt in het buitengebied. Aan deze wettelijke afstand wordt voldaan.
Aan de Fortmonderweg 21 te Olst wordt geen woning toegevoegd en is geen toets aan richtafstanden van toepassing.
Wet geurhinder en veehouderij
Voor de nieuw te realiseren woning geldt dat deze als geurgevoelig object is aan te merken op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. Voor een geurgevoelig object gelden vaste aan te houden afstanden van 50 meter, wanneer gelegen in buitengebied. Met geurverordening kunnen andere afstanden worden gesteld. Voor veehouderijen met dieren waarvoor geuremissie factoren gelden (o.a. voor varkens, pluimvee, schapen, vleeskalveren en stieren) geldt tevens dat geurnormen van toepassing zijn. De gemeente Olst-Wijhe heeft geen geurbeleid.
In de nabijheid van het plangebied aan de Wellenberg 2, daar waar twee nieuwe woningen worden gerealiseerd, ligt één agrarisch bedrijf (Wellenberg 5) op een afstand van circa 80 meter. Hiermee wordt voldaan aan de geldende normen vanuit de Wet geurhinder en veehouderij.
In de omgeving (< 1 km) van het plan op locatie de Wellenberg 2 zijn geen grote intensieve veehouderijen aanwezig. Voldoende aannemelijk is dat wordt voldaan aan de geurnorm 14.0 odeur die op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
De ontsluiting is in de toekomstige situatie hetzelfde als in de huidige situatie. Vanaf De Wellenberg 2 is de Lierderholthuisweg te bereiken. Vanaf deze weg kan het plangebied in noordelijke en zuidelijke richting verlaten worden.
Het parkeren aan De Wellenberg 2 vindt, net als in de huidige situatie, plaats op het eigen terrein. Volgens het 'Parapluplan Parkeren' van de gemeente Olst-Wijhe en de parkeernormen van het CROW, zijn er in totaal acht parkeerplaatsen nodig. Op het erf is voldoende parkeergelegenheid. Aan de Fortmonderweg zijn geen extra parkeerplaatsen nodig.
Regels met betrekking tot parkeren zijn vastgelegd in het 'Parapluplan Parkeren' van de gemeente Olst-Wijhe. De regeling uit dit parapluplan zijn opgenomen in artikel 13.4 van dit bestemmingsplan.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.
Externe werking
In het voorliggende plan gaat het 'slechts' om de nieuwbouw van twee extra woningen. Ook doen zich geen andere ontwikkelingen voor die tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leiden. Het plan kan daarmee zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Interne werking op het plan achtergrondwaarden
Op de 'grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland', gepubliceerd door het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu zijn op een schaal van vierkante kilometer vakken de gemiddelde achtergrondconcentraties aangegeven van diverse luchtverontreinigende stoffen. Op de deze kaart is voor km2 vak waarin het plan is gelegen aangegeven dat de achtergrondconcentratie Stikstofdioxide (NO2) voor het plangebied aan De Wellenberg 2 11.0 µg/m3 bedraagt. Dit is ruim onder grenswaarde NO2 40 µg/m3 van de Wet milieubeheer bijlage 2 voorschrift 2.1. De achtergrondconcentratie fijnstof PM10 voor het plangebied is 15,6 µg/m3. Dit is ruim onder grenswaarde PM10 40 µg/m3 van de Wet milieubeheer bijlage 2 voorschrift 4.1. De achtergrondconcentratie fijnstof PM2,5 voor plangebied is 9,3 µg/m3. Voor fijn stof (PM10 en PM2,5) bevinden de concentraties zich onder de WHO-advieswaarde.
Beoordeling luchtkwaliteit fijnstof melkrundveebedrijf
Voor de twee nieuwe woningen aan De Wellenberg 2 geldt voor het aspect luchtkwaliteit dat ook moet worden beoordeeld of de fijnstof bijdrage van het nabijgelegen melkrundveebedrijf op het plan voldoet aan de concentratiegrenswaarden van de wet milieubeheer en of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de vuistregel veehouderijen. Met deze vuistregel kan men aantonen of de fijnstofbijdragen van de veehouderijen op het plan is te beschouwen als Niet in Betekenende Mate (NIBM).
De emissie fijnstof van het melkveebedrijf bedraagt 13.000 gram per jaar. Op een afstand van 80 meter is de vuistregel een emissie 387.000 gram per jaar aangegeven als 3 % grens NIBM. De bijdrage van het bedrijf op de woningen in het plan voldoet aan NIBM.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabijheid van het plangebied aan De Wellenberg 2 geen risicobronnen aanwezig zijn. De nieuw te bouwen woningen zijn niet gelegen binnen aan te houden afstand voor het plaatsgebonden risico PR10-6 van inrichtingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), aangewezen transportroute voor gevaarlijke stoffen onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) of buisleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het voorgenomen plan is ook niet gelegen binnen een invloedgebied van Bevi inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen, waarvoor een verantwoording van het groepsrisico is vereist. Wel ligt het plangebied in een gebied waar een middelgrote kans is op overstromingen. Dit aspect is nader onderbouwd in paragraaf 4.5. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor planrealisatie aan De Wellenberg 2.
Aan de Fortmonderweg 21 worden geen gevoelige functies toegevoegd. Ook liggen er geen transportleidingen, daar waar bijvoorbeeld de nieuw natuur wordt gerealiseerd. Externe veiligheid vormt ook geen belemmering voor planrealisatie aan de Fortmonderweg 21.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.
In de bodem van het plangebied liggen voor zover bekend, op beide locaties, geen primaire hoofdleidingen.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het voorliggende plan is niet m.e.r.-plichtig. Uit de uitgevoerde onderzoeken is daarbij gebleken dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op het milieu. Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO-standaarden ontwikkeld. De SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van onder andere het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.
Deze uniforme opbouw maakt het eenvoudig bestemmingsplannen te tonen en te raadplegen, wat gebeurt via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze site toont een overzichtskaart met alle bestemmingsplannen. Door een bestemmingsplan te selecteren kunnen vervolgens ook de bijbehorende regels en de toelichting worden geraadpleegd. Bestemmingsplannen worden hiertoe gecodeerd op basis van IMRO 2012 om digitale publicatie mogelijk te maken.
Aan deze digitale wijze van publicatie is gekoppeld dat de digitaal gepubliceerde versie van het bestemmingsplan de juridisch bindende versie is.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan de afzonderlijke bestemmingen zijn gebruiks- en bouwmogelijkheden toegekend in de planregels.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een directe planvormen. Het gehele plan kent een directe wijze van bestemmen. Dit wil zeggen dat een aanvraag omgevingsvergunning direct aan het bestemmingsplan getoetst kan worden en indien de aanvraag passend is een omgevingsvergunning afgegeven kan worden. Hiervoor zijn geen wijzigings- of uitwerkingsprocedures nodig.
In de bestemmingsregels zijn kaders gesteld ten aanzien van de gebruiks- en bouwmogelijkheden. In algemene zin geldt dat zoveel als mogelijk aansluiting is gezocht bij de systematiek en regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied' en het bestemmingsplan 'Uiterwaarde' van de gemeente Olst-Wijhe.
De planregels zijn als volgt opgebouwd:
en indien van toepassing:
Hoofdstuk 1 omvat de Inleidende regels. Dit zijn de definities van de in het plan gehanteerde begrippen en de wijze waarop de in het bestemmingsplan gehanteerde maten, gemeten moeten worden. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen - en het gebruik van gronden en bouwwerken geregeld. Bij iedere bestemming is een bestemmingsomschrijving – en zijn bouwregels opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die van toepassing zijn op alle in het plan opgenomen bestemmingen. In hoofdstuk 4 zijn de Slotregels opgenomen.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
In het plangebied zijn, een deel van de gronden ter plaatste van de locatie aan de Fortmonderweg 21 bestemd met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Deze gronden worden ingezet ter ondersteuning van de natuurontwikkeling en bestaande agrarische functie. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Overige gebouwen, geen gebouw zijnde zijn wel toegestaan.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1
Voor de locatie aan de Wellenberg 2 zijn gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 zijn in de eerste plaats bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf of het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen. Er is geen bouwvlak opgenomen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Overige gebouwen, geen gebouw zijnde zijn wel toegestaan.
De bestemming Natuur is toegekend aan bestaande natuurgebieden en natuurgebieden die sinds de inwerkingtreding van het vorige bestemmingsplan voor de uiterwaarden zijn aangewezen en/of gerealiseerd. Dit is dan vaak gebeurd op basis van de aanwijzing als natuurnetwerk Nederland-gebied.
De bestemming richt zich op het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en bos. Binnen de regels zijn gebouwen dan ook niet toegestaan, tenzij deze noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel van de bestemming. Ontwikkelingen zijn echter mogelijk, maar alleen voorafgegaan door een omgevingsvergunning. Het gaat daarbij om werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden. Een limitatieve lijst van deze werken en werkzaamheden is opgenomen in de regels en gebaseerd op de geldende regeling en de beleidsuitgangspunten van het rijk en de provincie. Een uitzondering hierop zijn de concrete locaties waar vergraving van de gronden is gepland. Deze zijn aangeduid en specifiek geregeld.
In het bestemmingsplan is de bestaande woningen aan de Fortmonderweg 21 bestemd met de bestemming wonen. De gebruiks- en bouwregels zijn gebaseerd op de geldende regeling, zodat de rechten voor de bewoners niet wijzigen.
Een voorbeeld van een regeling die is overgenomen is die voor de maximale oppervlakte per woning. Hiervoor is een specifieke regeling opgenomen. Hiermee blijft het watervoerend vermogen van de IJssel en de uiterwaarden gehandhaafd en het aantal getroffenen bij een overstroming zo beperkt mogelijk.
Tevens ligt erop de bestemming Wonen een voorwaardelijke verplichting. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming Wonen mogen enkel in gebruik worden genomen indien de landschapsmaatregelen uit het Inrichtings- en beplantingsplan worden aangelegd en in stand worden gehouden.
Gronden met de bestemming Wonen - 1 zijn bestemd voor gebouwen waar wordt gewoond, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis, en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en parkeervoorzieningen. De voormalige agrarische bedrijfswoning mag qua bestaande aard en omvang aanwezig zijn en blijven. De nieuwe woningen mogen een inhoud hebben van maximaal 750 m³. Daarnaast is per woning 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak zijn drie vrijstaande woningen toegestaan. Om dit te borgen is op de verbeelding een aanduiding op genomen.
Tevens ligt erop de bestemming Wonen - 1 een voorwaardelijke verplichting. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming Wonen mogen enkel in gebruik worden genomen indien de landschapsmaatregelen uit het Inrichtings- en beplantingsplan worden aangelegd en in stand worden gehouden.
In het bestemmingsplan komen de dubbelbestemmingen
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1, Artikel 9 Waarde - Archeologie 2, Artikel 10 Waarde - Landschap 2 en
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie voor.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1, en Artikel 9 Waarde - Archeologie 2,
De archeologische dubbelbestemmingen hebben het doel om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. De regels laten daarom alleen (bouw)activiteiten toe wanneer onderzoek is uitgevoerd of overleg is geweest. De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 2.500 m² (Waarde - Archeologie - 1) of 5.000 m² (Waarde - Archeologie - 2) en 50 cm. Wanneer sprake is van het oprichten van nieuwe bebouwing dient te allen tijde onderzoek gedaan te worden.
Artikel 10 Waarde - Landschap 2
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor respectievelijk de essen en de kommen. Indien er in de agrarische bestemmingen mogelijkheden worden geboden die niet van toepassing zijn op de essen of de kommen is dat in dit artikel aangegeven.
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie" is bedoeld voor bescherming van de waterstaatkundige functie van de IJssel en uiterwaarden. Deze bescherming komt voort uit de in het Barro opgenomen beleidsuitgangspunten en regelingen. Ter bescherming hiervan is een regeling in de bestemming opgenomen wat een verbod op uitbreiding van bebouwing geeft. Daarnaast kent de bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Deze regelt dat enkele werken en werkzaamheden alleen mogelijk zijn, na verlening van een omgevingsvergunning.
Anti-dubbeltelregel (artikel 12 )
De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels (artikel 13 )
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.
Overschrijding van bouwgrenzen
Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Parkeergelegenheid
Dit is een regeling ten aanzien van aan te houden parkeernormen en de regels uit het 'Parapluplan Parkeren' van de gemeente Olst-Wijhe.
Voorwaardelijke verplichtingen
Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. Hier is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die het gebruik van de nieuwe woning verbiedt indien de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 en Bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichting- en beplantingsplannen niet binnen een bepaalde tijd ten uitvoer zijn gebracht en vervolgens in stand worden gehouden.
Algemene gebruiksregels (artikel 14 )
In dit artikel is bepaald welk gebruik in ieder geval als strijdig wordt gezien.
Algemene afwijkingsregels (artikel 16)
Algemene afwijkingssregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor 1 specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, de herbouw van een (bedrijfs) woning buiten de bestaande fundering en de realisatie van kleinschalige windenergie.
Algemene aanduidingsregels (artikel 17)
Naast de (dubbel)bestemmingen zijn op de verbeelding ook aanduidingen opgenomen. De meeste aanduidingen zijn geregeld binnen de regels van de daar geldende (dubbel)bestemming.
In het bestemmingsplan is de een aanduiding opgenomen voor het Natura 2000 gebied 'Rijntakken'. De gronden zijn mede bestemd voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied met inachtneming van het beheerplan. Bij de uitleg van het bestemmingsplan naar de vraag aan welke bestemming het meeste gewicht moet worden toegekend (de basisbestemming of het mede bestemd zijn voor Natura 2000 gebied) moet het beheerplan worden betrokken. In het beheerplan staat dat het gebruik van de militaire oefenterreinen volgens het 'Voorschrift gebruik en schietterreinen VS2-1014'en 'Standaard oefen kaarten (SOK)' vergunningsvrij is. Bij dit gebruik is evident dat er geen strijd is met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Voor woningen geldt dat bestaande erven en tuinen geen deel uitmaken van het Natura 2000-gebied.
Algemene wijzigingsregels (artikel 18 )
Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:
Overige regels (artikel 19 )
In een aantal gevallen wordt in dit plan verwezen naar een (andere) wettelijke regeling, begrip en/of functie uit die andere regeling. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van onderhavig plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling zou anders een wijziging van onderhavig plan met zich mee kunnen brengen, zonder dat hiertoe is besloten door de gemeenteraad.
Overgangsrecht (artikel 20 )
Overgangsrecht bouwwerken
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is geregeld in dit artikel. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.
Overgangsrecht gebruik
Dit artikel betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.
Slotregel (artikel 21 )
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
Overleg
Er is vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, gevoerd met de provincie Overijssel en Rijkswaterstaat. De provincie Overijssel heeft geoordeeld dat het plan in het ruimtelijk beleid van de provincie past. Ook Rijkswaterstaat heeft een positief advies afgegeven.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.
Vaststellingsfase
Zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het (al dan niet gewijzigde) bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden mede gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om het plan te kunnen realiseren. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit geval wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin zijn onder de kosten met betrekking tot het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure en daaraan verwante kosten opgenomen. Tevens is hierin het aspect planschade afgedekt.