direct naar inhoud van 8.2 Landschap
Plan: Buitengebied Olst-Wijhe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2009001001-0301

8.2 Landschap

Het landschap van Salland is grofweg in tweeën te delen: het rivierenlandschap en het dekzandlandschap. Binnen deze tweedeling zijn vervolgens zeven deelgebieden onderscheiden. In deze paragraaf wordt de landschappelijke karakteristiek van de deelgebieden kort beschreven.

Bij de beschrijving van het Landschapsontwikkelingsplan (paragraaf 2.4) is een afbeelding opgenomen met de ligging van de deelgebieden.

8.2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het rivierengebied

Het rivierengebied bestaat uit een buitendijks en binnendijks gebied. Bij het buitendijks gebied horen de rivier de IJssel en uiterwaarden.

Binnen het rivierengebied zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:

  • rivier en uiterwaarden;
  • oeverwal;
  • kommenlandschap.

Rivier en uiterwaarden

De rivieruiterwaarden van de IJssel vormen een aaneengesloten landschappelijk lint met een zeer uitgesproken aan de rivier gerelateerde karakteristiek. Zoals bij de meeste rivieruiterwaarden wijken de verkaveling, de openheid en de landschappelijke vormen sterk af van de aangrenzende oeverwal. Slechts op een paar plaatsen in de uiterwaarden is bebouwing aanwezig. De begrenzing door de rivierdijken versterkt de eenheid en herkenbaarheid van het deelgebied. De uiterwaarden zijn zeer gevarieerd. Over het algemeen zijn de uiterwaarden zeer open. De uiterwaarden zijn echter ruimtelijk meer verdicht waar deze worden beheerd als natuurreservaat, zoals bij de Duursche waarden, en op plekken waar rivierduinen aanwezig zijn, zoals bij Fortmond.

De ontwikkeling van de uiterwaarden zal de komende jaren sterk gericht zijn op het vergroten van de bergingscapaciteit, het versnellen van de afvoer en het realiseren van natuurontwikkeling.

In relatie tot deze grootschalige ontwikkelingen zal het behouden en versterken van bestaande cultuurhistorische waarden, karakteristieke landschappelijke elementen en patronen in de uiterwaarden veel aandacht moeten krijgen. Belangrijk is het behouden van het contrast tussen de openheid van de uiterwaarden en de verdichte oeverwal. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke karakteristiek.

Oeverwallen

De oostelijke en westelijke oever van de IJssel worden begeleid door oeverwallen van wisselende breedte. Het landschapspatroon van de oeverwallen wijkt vrij sterk af van dat van de uiterwaarden, met de dijk als vrij scherpe overgang. De oeverwallen vormen een 'oud' landschap met een kenmerkende onregelmatige verkaveling waar al heel lang bebouwing aanwezig is. De kernen Wijhe, Den Nul en Olst liggen op de oeverwal. Buiten de kernen is op veel plaatsen karakteristieke bebouwing aanwezig. Ten zuiden van Olst is het landschap vrij gesloten door de aanwezigheid van landgoederen. Ten noorden van Den Nul heeft de oeverwal een meer open karakter. Van oudsher kwamen op de oeverwal hoogstamboomgaarden voor, hiervan zijn er nog maar enkele overgebleven.

Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de ruimtelijke structuur en de eigen identiteit van de oeverwallen. Het gewenste landschapsbeeld bestaat uit een ruimtelijk verdicht 'mozaïek' met een relatief kleinschalige opbouw. Hierdoor zal het verschil in karakter tussen de meer verdichte oeverwallen en de open komgronden en uiterwaarden vergroot worden.

Komgebieden

Het komgebied van Salland ligt op de overgang van het rivierengebied naar het dekzandlandschap. Het gebied wordt gekarakteriseerd door een afwisseling tussen open lagere delen tegenover de beslotenheid van bochtige beplante wegen en boerderijen op de hogere oost-westgerichte ruggen (mengelgronden).

Het grootste gedeelte van de gemeente ligt binnen het kommenlandschap. Het betreft onder meer de Lierder- en Molenbroek en het gebied rondom de Soestwetering. Het landschap in de kommen is vlak, grootschalig en open. De verkavelingsstructuur in de komgebieden is rechtlijnig. De Soestwetering vormt een herkenbare landschappelijke drager die beide komgebieden met elkaar verbindt.

Het landschap van Salland wordt afwisselender en beter leesbaar wanneer de verschillen tussen de laaggelegen open gebieden en verdichte ruggen wordt versterkt. Het landschapsbeleid is gericht op behouden en versterken van deze karakteristiek.

Het zandgebied

Het zandgebied in Salland bestaat uit een afwisseling van oost-westgeoriënteerde dekzandruggen en -laagten met weteringen.

In het zandgebied in Salland zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:

  • dekzandruggen;
  • weteringenlandschap;
  • dekzandvlaktes;
  • dekzandlaagtes.

Dekzandruggen

De dekzandruggen binnen Salland zijn duidelijk te herkennen door de hoogteligging en ruimtelijke verdichting. Binnen de gemeente Olst-Wijhe komen dekzandruggen voor rondom Wesepe en bij Landgoed 't Nijenhuis. De agrarische delen van de dekzandruggen behoren tot het kampenlandschap. Deze delen hebben een halfopen tot besloten karakter. De gebieden kennen een sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met de reliëfverschillen (essen) en open ruimtes is een gevarieerd gebied ontstaan van een besloten tot half open landschap, ook wel kampen- of hoevenlandschap genoemd.

Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd. De wegen op de ruggen zijn beplant. Doorgaande structuren en de doorgaande wegen passen zich aan deze karakteristiek aan en zijn ter hoogte van de ruggen beplant.

Weteringenlandschap

Het weteringenlandschap ligt tussen de dekzandruggen in. De (gegraven) weteringen zijn de structuurdragers binnen dit landschapstype. Het betreft lager gelegen gebieden die voornamelijk open zijn.

De waterlopen worden waar mogelijk ontwikkeld tot brede moeras- en broeklandschappen met ruimte voor water en natte natuur. Het rationele karakter van de gegraven weteringen blijft behouden. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de karakteristieken.

Dekzandvlaktes

De dekzandvlaktes vormen de oorspronkelijke overgang van het oude naar jonge dekzandlandschap. Het is oud dekzandlandschap dat onder sterke invloed stond van kwel uit de Sallandse heuvelrug. Het gebied is in de 20e eeuw ontgonnen, dit heeft geresulteerd in een uitgesproken ontginningslandschap. Het gebied ten (noord)oosten van Olst behoort tot dit landschapstype. Het ruimtelijk beeld van het gebied wordt voornamelijk bepaald door de karakteristieke lanen langs de wegen en de aanwezigheid van de landbouw.

Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de karakteristieken.

Dekzandlaagtes

Dit deelgebied lijkt sterk op het deelgebied 'dekzandvlaktes', maar heeft een natter karakter: het betreft hier broekontginningen. Het verschil tussen dit deelgebied en 'dekzandvlaktes' is gelegen in de lagere ligging van de gronden langs de weteringen. De rechte lanen met de erven en de open ruimtes daartussen bepalen de hoofdstructuur van het landschap. Ten opzichte van de oudere ontginningen is het maaiveld relatief vlak. Bebouwing komt in dit deelgebied relatief weinig voor en ligt veelal op de randen van het gebied. De dekzandlaagtes zijn op dit moment waardevol landbouwgebied.

Bij ontwikkelingen op de erven is het wenselijk in te spelen op het nattere karakter van dit deelgebied door in de beplantingskeuze hier bij aan te sluiten. De opgaven vanuit natuur en water richten zich op het ontwikkelen van natuurlijke oevers direct langs de weteringen. Dit sluit aan bij het sterke functionele en agrarische karakter van het deelgebied.

8.2.2 Ontwikkelingen

Agrarisch grondgebruik

Agrarische bedrijven die hun functie blijven vervullen, zullen behoefte hebben de agrarische bebouwing uit te breiden of te moderniseren. Verder kunnen via de Rood voor Rood-regeling nieuwe woningen worden gecreëerd, na sloop van (agrarische) bedrijfsbebouwing. Afhankelijk van de kwaliteitseisen die hieraan gesteld worden, kan dit leiden tot zowel een toename als een afname van de visuele verstening van het landschap. Als gevolg van nevenactiviteiten of functieverandering bij (vrijkomende) agrarische bedrijfsbebouwing kan behoefte bestaan aan nieuwe elementen zoals maneges, paardenbakken, volkstuinen, kampeermiddelen of zelfs windturbines. Deze nieuwe elementen kunnen zonder voldoende sturing vanuit het beleid de identiteit van het agrarisch landschap aanzienlijk aantasten ('verrommeling'), met name als gevolg van de grote diversiteit aan (deel)functies en de grote verscheidenheid aan inrichting en vormgeving van onbebouwde ruimten en gebouwde voorzieningen. Verandering en vernieuwing van de agrarische sector kan ook samengaan met herstel of versterking van de landschapsstructuur en ruimtelijke kwaliteiten, indien deze aspecten in voldoende mate betrokken worden in de ontwikkeling en uitvoering van bedrijfsplannen.

Het landschapsbeeld wijzigt zich voorts als gevolg van veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering. Afname van het graslandareaal en omschakeling naar andere teelten zoals sierteelt of tuinbouw zal leiden tot een verandering van het landschapsbeeld.

Nieuwe landgoederen

Initiatieven voor nieuwe landgoederen kunnen een landschappelijke meerwaarde genereren indien eisen worden gesteld aan de locatie, omvang en vormgeving van de gebouwen alsmede aan het ontwerp en het beheer van de buitenruimte. Indien dergelijke randvoorwaarden niet strikt worden gehanteerd ontstaat het risico van verrommeling en verstedelijking van het open landschap.

Bossen en natuurgebieden

Aanleg en inrichting van nieuwe natuur kan het landschapsbeeld zowel versterken als aantasten. Over het algemeen zal nieuwe natuur aansluiten bij het oorspronkelijke landschap. Met name aanleg van ecologische verbindingen in open gebieden zal met de nodige zorgvuldigheid moeten plaatsvinden om de karakteristieke openheid niet te verstoren.

Uitvoering landschapontwikkelingsplan (LOP)

Het LOP is in november 2008 vastgesteld. Twee belangrijke componenten van het plan zijn de visie en het uitvoeringsprogramma. De visie steunt op twee pilaren:

  • 1. landschapskenmerken die karakteristiek voor Salland zijn (de kwaliteiten);
  • 2. de ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het landschap.

De visie gaat uit van een levend landschap waar gewoond en gewerkt moet kunnen worden. De landschapskenmerken vormen het kader, waarbinnen de ontwikkelingen zich kunnen afspelen.

Het uitvoeringsprogramma koppelt uitvoeringsprojecten aan deze visie. De projecten zijn gericht op behoud en herstel van de landschapskenmerken en dragen op die manier bij aan de versterking van het Sallandse landschap.

8.2.3 Conclusie

Door verschillende ontwikkelingen is het landschapbeeld voortdurend aan verandering onderhevig. De veranderingen kunnen zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor het landschap. Zolang deze veranderingen passen in de eeuwenoude structuren van het landschap, hoeft dit niet tot negatieve gevolgen te leiden.

In het bestemmingsplan kunnen voorwaarden aan ontwikkelingen worden gekoppeld, die bijdragen aan het behoud van de landschapsstructuren en -kenmerken en daarmee aan het waardevolle Sallandse landschap.