direct naar inhoud van 2.2 Rijksbeleid
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Uiterwaarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2011002002-0301

2.2 Rijksbeleid

(ontwerp) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)

In de (ontwerp) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna ook: SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR vervangt te zijner tijd de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, en Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het (ontwerp) Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Het kabinet kiest ervoor de normering uit het Barro zoveel mogelijk direct te laten doorwerken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.

Het SVIR is in ontwerp op 14 juni 2011 aan beide Kamers ter behandeling toegezonden. Inmiddels is de benodigde Plan-MER aan de SVIR toegevoegd en aan beide Kamers toegezonden. Na parlementaire behandeling wordt de SVIR vastgesteld en kan deze in werking treden (2012). De AMvB zal gefaseerd worden opgesteld en in werking treden doordat een deel van de beleidskaders nog in ontwikkeling is en nieuw rijksbeleid in voorbereiding is.

Leefbare en veilige omgeving

De SVIR zet in op een leefbare en veilige omgeving. Nederland heeft een goede milieukwaliteit en diverse unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden, waardoor Nederland aantrekkelijk is om in te wonen en werken. De eeuwenlange strijd tegen het water maakt dat Nederland de best beveiligde delta ter wereld is. Daarnaast kent Nederland kenmerkende cultuurlandschappen en stads- en dorpsgezichten die over de hele wereld bekend staan als typisch Nederland.

Deze unieke waarden dienen beschermd en behouden te worden. De gevolgen van klimaatverandering zetten de bescherming tegen overstromingen en zoetwatervoorziening van Nederland onder druk. Hogere temperaturen leiden tot uitzetting van het zeewater en het smelten van gletsjers en ijskappen waardoor de zeespiegel stijgt. Ook ontstaan steeds vaker extremen: periodes met veel neerslag en piekafvoeren in de rivieren enerzijds en lange periodes van droogte, hitte en lage waterstanden anderzijds. Langere droogteperioden kunnen leiden tot watertekorten voor landbouw en natuur (zoetwatervoorziening, verzilting). Het klimaatbestendig maken van het watersysteem en de ruimtelijke inrichting vraagt om een integrale aanpak van de gezamenlijke overheden, waarbij de wateropgaven in samenhang worden bekeken met andere beleidsterreinen zoals natuur, landbouw, verstedelijking en economie.

Waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Het Rijk is verantwoordelijk voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem en, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Het borgen van de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening vraagt ook in de komende decennia om ingrepen, teneinde het systeem op orde te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het beheer van het watersysteem is gericht op het meebewegen met natuurlijke processen waar het kan en het bieden van weerstand waar het moet. Preventie is de primaire pijler bij de bescherming tegen overstromingen, het beperken van de gevolgen van een overstroming door keuzes in de ruimtelijke planning en het op orde krijgen en houden van de rampenbeheersing (meerlaagse veiligheid).

Nota Ruimte

In de Nota Ruimte is het ruimtelijk beleid op nationaal niveau vastgelegd. De sturingsfilosofie van de Rijksoverheid is "decentraal wat kan, centraal wat moet" De Nota Ruimte legt hierbij de randvoorwaarden van het ruimtelijk beleid vast. Voor de periode tot en met 2020 worden de hoofdlijnen vastgelegd. In sommige gevallen wordt een doorkijk gegeven naar 2030. De Nota Ruimte richt zich op de volgende vier doelen:

  • het versterken van de nationale concurrentiepositie;
  • het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden;
  • het borgen van de veiligheid.

De Nota Ruimte ondersteunt de gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent dat het Rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basiskwaliteit'. Dit zorgt voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijke structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Eén van de rijksbelangen uit de Nota Ruimte is het voorkomen van overstromingen van de grote rivieren en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. In verband met de klimaatverandering is het noodzakelijk om de grote rivieren meer ruimte te geven. Het rijk zal daarom maatregelen nemen om de te verwachten hogere rivierafvoeren te verwerken. De bestaande ruimte voor de rivier wordt behouden. Gebieden die mogelijk nodig zijn voor de verbreding van het winterbed, de inrichting als waterbergingsgebied (voor regulier rivierbeheer of voor noodsituaties of voor de versterking van de dijken, worden gedurende een periode van tien jaren (na vaststelling van deze nota) gevrijwaard van ontwikkelingen die een inrichting ten behoeve van de bescherming tegen overstromingen kunnen bemoeilijken. De vrijwaring van deze zoekruimte betekent dat nieuwe grootschalige of kapitaalsintensieve ruimtelijke ontwikkelingen die de bescherming tegen overstromingen kunnen bemoeilijken worden geweerd.

AMvB Ruimte

In mei 2009 is het ontwerp 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (kortweg AMvB Ruimte) vastgesteld. De AMvB Ruimte borgt de nationale belangen uit de Nota Ruimte die juridische doorwerking vragen.

De volgende punten uit ontwerp de AMVB Ruimte zijn onder meer van belang voor het bestemmingsplan:

  • Om overstromingen te voorkomen moeten de grote rivieren voldoende afvoer- en bergingscapaciteit hebben. Ontwikkelingen die tot belemmering daarvan leiden moeten worden tegengegaan. Het rijk begrenst in het ontwerpbesluit het rivierbed van alle grote rivieren, verdeeld in een stroomvoerend en een bergend deel. In het gehele rivierbed zijn in beginsel geen nieuwe bestemmingen of gebruiksfuncties toegestaan die nadelige gevolgen hebben voor het veilig en doelmatig gebruik en de ecologische toestand van het rivierbed of nadelige gevolgen kunnen hebben voor de vergroting van de afvoercapaciteit van het rivierbed.
  • De provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing en begrenzing in een verordening van de gebieden die de ecologische hoofdstructuur vormen. Voor de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe: nieuwe activiteiten die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten zijn verboden, tenzij sprake is van groot openbaar belang, er geen andere mogelijkheden voor realisatie zijn en de negatieve gevolgen worden beperkt en gecompenseerd. De provinciale regels dienen te bewerkstelligen dat bestemmingsplannen in de Ecologische hoofdstructuur in beginsel geen bestemmingen mogelijk maken die per saldo de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische hoofdstructuur significant aantasten

Ruimte voor de Rivier

In 1996 werd de Beleidslijn 'Ruimte voor de Rivier''' van kracht. Het doel van de beleidslijn is meer ruimte voor de rivieren, een duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming en het beperken van materiële schade. Alle nieuwe activiteiten (waaronder wijziging van bestaande activiteiten) in het winterbed van de rivier moeten volgens deze beleidslijn getoetst worden.

In 2000 is in het kabinetsstandpunt 'Ruimte voor de Rivier' besloten bij verdere verhoging van de maatgevende rivierafvoeren niet meer te reageren met een nieuwe ronde dijkversterkingen. Het kabinet wil ervoor zorgen dat de rivieren meer ruimte krijgen, zodat voorkomen kan worden dat bij toenemende rivierafvoeren de hoogwaterstanden stijgen. De hoofddoelstelling van het project 'Ruimte voor de Rivier' is het vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied rond de Rijntakken uiterlijk in 2015 in overeenstemming te brengen met de verhoogde maatgevende rivierafvoer van 16.000 m3/s bij Lobith. Voor het realiseren van de veiligheid dient een goede mix van ruimtelijke en technische maatregelen te worden geformuleerd. De maatregelen op de korte termijn moeten passen binnen een lange termijn strategie wat betreft veiligheid, in relatie tot de hogere maatgevende afvoer voor de Rijn van 18.000 m3/s. In dit kader zijn het vergraven van de uiterwaarden en aanleg van (neven)geulen potentiële maatregelen voor rivierverruiming in de IJsseluiterwaarden Olst.

De tweede doelstelling van Ruimte voor de Rivier betreft het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Hierdoor wordt het gebied mooier en leefbaarder gemaakt. Er wordt gestreefd naar combinaties van water en andere ruimtelijke functies. Ook het realiseren van nieuwe natuur valt onder de doelstelling ruimtelijke kwaliteit.

Het beleid van het project Ruimte voor de Rivier is uiteindelijk in 2006 vastgelegd in een planologische kernbeslissing (PKB)''.