Plan: | Partiële herziening bestemmingsplan Uiterwaarden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1773.BP2011002002-0301 |
In deze paragraaf worden de effecten op natuur belicht die samenhangen met de herinrichting van het plangebied IJsseluiterwaarden Olst. Voor het voorkeursalternatief worden de effecten op het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden IJssel” beschouwd in een Passende Beoordeling.
Ongewervelden
Op basis van de terreingesteldheid en bekende verspreidingsgegevens is de Rivierrombout in de omgeving van plangebied te verwachten. Met name zandstrandjes tussen de kribben in de IJssel kunnen worden gebruikt als uitvliegplaats van de soort, terwijl ondiepe delen van de IJssel gebruikt worden als opgroeigebied van larven. Volwassen exemplaren kunnen bosjes en ruigte gebruiken als foerageer- en rustgebieden.
Effecten
Vissen
De IJsseluiterwaarden zijn aangemeld voor vier vissoorten: Bittervoorn, Grote modderkruiper, Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad. Drie van deze soorten komen voor in het plangebied. De Bittervoorn en Kleine Modderkruiper zijn aangetroffen in de Duursche Waarden en in de plassen van de Oenerdijkerwaarden en Hooge Waard. De Rivierdonderpad is aangetroffen langs de IJssel en in de plas van de Roetwaarden. Deze laatste waarneming lijkt echter incidenteel, omdat het leefgebied van de Rivierdonderpad vooral bestaat uit stromende wateren met een verharde of zandige oever. In de Welsumerwaarden zijn de bovengenoemde soorten niet aangetroffen.
Effecten
Amfibieën en reptielen
De Kleine watersalamander, Gewone pad, Middelste groene kikker en Bruine kikker komen algemeen in uiterwaarden voor. Deze soorten komen ook in het plangebied voor. Alle amfibieën zijn laag beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Er zijn losse meldingen bekend van de Kamsalamander (1972 en 1996) en een onbevestigde waarneming van de Knoflookpad (1985). Als de determinaties van laatstgenoemde waarnemingen correct zijn, dan mag worden aangenomen dat het om zwervende exemplaren gaat. Deze soorten zijn zeker geen vaste bewoners van het plangebied.
Effecten
Broedvogels
In de aanwijzing van het IJsseldal als Vogelrichtlijngebied zijn vijf soorten broedvogels opgenomen. Alle vijf broedvogelsoorten komen binnen het plangebied voor. De Aalscholver komt in een kleine, gestaag groeiende kolonie in het ooibos in de Duursche Waarden voor. Ook het Porseleinhoen, de Zwarte Stern en de IJsvogel zijn aangetroffen In de Duursche Waarden. Het Porseleinhoen is een soort van jonge verlandingsstadia en ondergelopen ruigtes. Deze soort wordt in natte jaren in ondergelopen hooilanden of ruigtes vastgesteld. De IJsvogel broedt in steile oevers en foerageert in (heldere) wateren. De Kwartelkoning is een soort van ruige hooilanden. De meeste territoria zijn vastgesteld in het natuurontwikkelingsgebied Duursche Waarden, in de Roetwaarden en de Welsumerwaarden.
Effecten
Niet-broedvogels
In het plangebied zijn vrijwel alle soorten vastgesteld die voor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel zijn aangewezen. Alleen van de Kolgans komt binnen het plangebied meer dan 1% van de totale populatie voor. Van de andere soorten ligt het aantal binnen het plangebied hier (ver) beneden.
De meeste zwem- en duikeenden verblijven overdag op de grotere wateren binnen het plangebied, die zij als dagrustplaats gebruiken; Wilde eenden vooral in de Duursche Waarden en Smienten vooral in de Roetwaarden. De herbivore zwemeenden foerageren 's nachts overwegend op landbouwgronden terwijl de benthivore soorten zoals Slobeend de wateren zelf benutten. Duikeenden foerageren vermoedelijk vooral op de rivier.
Visetende vogelsoorten als Fuut en Grote zaagbek foerageren vooral overdag en benutten alle wateren binnen het plangebied. Aalscholvers zijn vooral in de Duursche Waarden waargenomen.
De herbivore ganzen en zwanen foerageren overdag (soms ook 's avonds) op graslanden binnen het plangebied. Het aantal Kolganzen is evenredig verdeeld over de Roetwaarden, de Enk en de Zaaij en de Welsumerwaarden. Kleine en Wilde zwaan foerageren vooral in de Zaaij, in het bijzonder tijdens inundaties. In de Buitenwaarden bij Wijhe ligt een grote slaapplaats van zwanen en in de Duursche Waard een kleine slaapplaats. Ganzen slapen in gelijke mate in beide genoemde gebieden.
Benthivore steltlopers foerageren binnen het plangebied op graslanden en in mindere mate in ondiep water. Vooral in het voorjaar gebruikt een klein aantal Grutto's het gebied om in ondiep water te overnachten.
Effecten
Zoogdieren
Alle vleermuizen zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en tabel 3 van de Flora- en Faunawet. Van de meeste soorten vleermuizen zijn alleen rondvliegende exemplaren (foeragerend) waargenomen, waaronder Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis en Meervleermuis. Over de herkomst van deze dieren, en de ligging van hun eventuele kraamkolonies is weinig tot niets bekend. Alleen van de Rosse vleermuis is een kraamkolonie bekend; vermoedelijk Fortmond of het bos bij Wijhe. De voormalige ovens van de beide steenfabrieken in het studiegebied zijn bij vleermuizen in gebruik als winterverblijfplaats. Hier overwinteren de volgende soorten: Franjestaart, Watervleermuis en Gewone grootoorvleermuis.
Naast vleermuizen komen binnen het plangebied algemene zoogdiersoorten voor zoals Ree, Egel, Haas, Konijn, Mol, Aardmuis, Bosmuis, Dwergmuis, Rosse woelmuis, Veldmuis, Huisspitsmuis, Dwergspitsmuis en Tweekleurige bosspitsmuis (zij staan allen in tabel 1 van de Flora- en Faunawet).
Effecten
Een groot deel van het plangebied maakt deel uit van het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden IJssel”, aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit betekent dat de overheid moet zorgen voor bescherming en duurzaam voortbestaan van de soorten en habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen. In en rondom het plangebied komen zeven verschillende habitattypen voor.
Effecten
Er is geen sprake van significant negatieve effecten op de aangewezen habitattypen en/of –soorten voor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel.
Het plan leidt overwegend tot positieve effecten op habitattypen en soorten. Negatieve effecten op de foerageercapaciteit voor grasetende watervogels worden opgevangen door de overcapaciteit van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel, waardoor de effecten niet significant zijn. Tijdelijke negatieve effecten op meren met Krabbenscheer, het leefgebied van de Bittervoorn en Kleine Modderkruiper, het broedgebied van de Kwartelkoning en het foerageergebied van weidevogels worden binnen het project gemitigeerd.