Plan: | Julianalaan 10-40, Wijhe |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1773.PB2010004007-0201 |
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Om de ecologische waarden te kunnen beoordelen is een quickscan natuurtoets uitgevoerd door EcoGroen Advies. De bevindingen zijn hieronder opgenomen.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Op basis van de afstand en de aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Uit het veldbezoek is het volgende naar voren gekomen:
Vervolg
In verband met de sloop van bebouwing waarin een vaste verblijfplaats (winterverblijfplaats) van Gewone dwergvleermuis is aangetroffen, dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld, met daarin de te nemen mitigerende maatregelen om de functionaliteit van de verblijfplaats te garanderen;
Om na te gaan of de bebouwing ook gebruikt wordt als kraam-/zomerverblijf en/of paarverblijf dient aanvullend vleermuizenonderzoek in de zomer (mei-half juli) en in de nazomer (augustus-september) plaats te vinden;In verband met de aanwezigheid van potentiële vaste verblijfplaatsen van Huismus, dient gericht onderzoek naar deze soort te worden uitgevoerd. Voor Huismus is één bezoek in de periode 10 maart- 20 juni voldoende. Op deze wijze kan bepaald worden of deze bebouwing als verblijfplaats voor Huismus fungeert;
Tegelijkertijd met dit onderzoek kan een onderzoek naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van Steenmarter kan uitgevoerd worden.
Bij dit bouwplan zal er gefaseerd worden gewerkt en gesloopt. Daarnaast zal SallandWonen gezamenlijk met de Vogelwerkgroep Wijhe-Olst mitigerende maatregelen bespreken.
Het ecologisch onderzoek is als Bijlage toegevoegd.