direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijhe, Oranjelaan 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2022004028-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Wijhe, Oranjelaan 2 met identificatienummer NL.IMRO.1773.BP2022004028-0301 van de gemeente Olst-Wijhe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.1773.BP2022004028-0301.

1.4 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep/bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Een voorbeeldlijst is opgenomen in Bijlage 1;

1.5 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 bebouwde kom:

gebied niet zijnde het buitengebied van de gemeente.

1.12 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.13 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen een nader aangegeven vlak van gronden, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.14 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, of permanente kamerverhuur;

1.15 bestaand:

de bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.16 bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door een verschil in bouwhoogte (bij een bouwhoogte van een hoofdgebouw vanaf 5,00 meter een verschil van minimaal 2,00 meter) en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.26 buitengebied:

gebied waarop van toepassing is het bestemmingsplan Buitengebied of het bestemmingsplan Uiterwaarden van de gemeente Olst-Wijhe.

1.27 cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht:

de waarden zoals beschreven in het rapport 'Inventarisatie cultuurhistorische en ruimtelijke waarden historisch hart van Wijhe' d.d. 11 december 2015 en die zijn weergegeven op de als Bijlage 4 bij deze regels opgenomen kaart 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe'.

1.28 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden of gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.35 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.36 kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 maaiveld:
  • a. bij een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. bij een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
  • c. indien geen bouwwerk aanwezig is: het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.
1.39 moederplan:

het bestemmingsplan dat geldt op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan, bedoeld in 1.1 en is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan, bedoeld in 1.1, te weten:

  • d. het bestemmingsplan Wijhe, vastgesteld op 16 februari 2009;

zoals dit plan sindsdien zijn herzien, gewijzigd en uitgewerkt.

1.40 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.41 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoefdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.43 rapport:

schriftelijke uitwerking van onderzoek.

1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een erotische-massagesalon, een parenclub of een bordeel;

1.46 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.47 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.48 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.49 waardevol dorpsgezicht:

het gebied dat in het rapport 'Inventarisatie cultuurhistorische en ruimtelijke waarden historische hart van Wijhe' d.d. 11 december 2015 is erkend als waardevol dorpsgezicht en dat is weergegeven op de als Bijlage 4 bij deze regels opgenomen kaart 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe'.

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;

1.51 Adviseur ruimtelijke kwaliteit:

onafhankelijke stadsbouwmeester als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet;

1.52 Monumentencommissie:

adviescommissie als bedoeld in artikel 15, lid 1, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.7 de bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie:
    • 1. tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:
    • 1. tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
2.8 diepte van een werk of werkzaamheid

vanaf maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. indien het betreft de begane grondlaag van gebouwen:
      • detailhandel en daaraan gerelateerde horeca;
      • kantoren;
      • dienstverlening;
      • maatschappelijke voorzieningen en daaraan gerelateerde horeca.
  • b. indien het betreft de verdieping(en) van gebouwen:
      • wonen in een woning, al dan niet met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
      • opslagdoeleinden en facilitaire ruimten ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde doeleinden.
3.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" geen maximale goothoogte geldt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
3.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • c. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat er direct grenzend aan het bouwvlak een voorziening gerealiseerd mag worden ten behoeve van geluidsreducerende maatregelen.
3.2.3 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een gebouw en het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,50 m bedragen;
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

  • a. het bepaalde in 3.1 en toestaan dat de functie detailhandel of kantoren ook op de verdieping(en) plaatsvindt;
  • b. het bepaalde in 3.1 en horecabedrijven als genoemd in de categorieën I en II van de lijst van horecabedrijven (zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels) toestaan;
  • c. het bepaalde in 3.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte in dat geval niet meer mag bedragen dan 7 m.
3.3.2 Voorwaarden

De in 3.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Waardevol dorpsgezicht

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevol dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht, die op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe' zijn aangeduid, welke waarden bestaan uit:
    • 1. het patroon van straten, wegen, het profiel en de groenvoorziening van de openbare ruimte, waaronder:
      • de steegjes;
      • de zichtlijnen;
      • het waardevol groen;
      • de waardevolle bomen;
      • de waardevolle boomstructuur;
    • 2. de kleinschaligheid en de (variatie in) afmetingen, bouwmassa's en vormgeving van de bebouwing (hoogte, breedte, gevelindeling, bekappingen) van:
      • het gemeentelijk monument;
      • het rijksmonument;
      • de gevels met basiskwaliteit;
      • de gevels met tamelijk hoge kwaliteit;
      • de gevels met zeer hoge kwaliteit;
    • 3. de aard van de toegepaste materialen;
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere hier voorkomende bestemmingen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de op de betreffende gronden aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden niet onevenredig worden verstoord, waarbij de volgende principes gelden:
    • 1. behoud, onderhoud en versterking van waarden gaan voor vernieuwen en ontwikkelen;
    • 2. vernieuwen en ontwikkelen geschieden op basis van en met respect voor de cultuurhistorische waarden;
  • b. over het (ver)bouwen, vernieuwen of veranderen van bouwwerken met de aanduiding 'gevel met tamelijk hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe' vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviseur ruimtelijke kwaliteit, tenzij het bouwwerkzaamheden betreft van ondergeschikte betekenis;
  • c. over het (ver)bouwen, vernieuwen of veranderen van bouwwerken met de aanduiding 'gevel met zeer hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe' vragen burgemeester en wethouders advies aan de Monumentencommissie, tenzij het bouwwerkzaamheden betreft van ondergeschikte betekenis;

Hoogten

  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag aan de naar de weg gekeerde gevel niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande hoogte;

Situering voor- en zijgevels

  • e. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens van de voorkomende bestemming in het geldende
  • f. ;
  • g. de zijgevels met de aanduiding 'gevel met zeer hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe' mogen uitsluitend op de bestaande locatie worden gebouwd;

Voorgevelbreedte

  • h. van hoofdgebouwen met een gevel met de aanduiding 'gevel met zeer hoge kwaliteit' of 'gevel met tamelijk hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe', mag de voorgevelbreedte niet minder en niet meer bedragen dan de bestaande breedte;

Daken: nokrichting en dakvorm

  • i. alle hoofdgebouwen moeten voorzien zijn van een kap met een dakhelling tussen 25° en 60°, waarbij:
    • 1. bij rijks- en gemeentelijke monumenten en bij hoofdgebouwen met een gevel met de aanduiding 'gevel met zeer hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe' alleen de bestaande kapvorm en nokrichting, zoals weergegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 5 'Dakenlandschap', is toegestaan;
    • 2. bij overige, niet onder 1 genoemde, hoofdgebouwen alleen de bestaande nokrichting is toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2:

  • a. onder d, ten behoeve van het bouwen tot de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte voor de voorkomende bestemming op grond van het geldende moederplan, mits hierdoor de waarde 'variatie in afmetingen, bouwmassa's en vormgeving van de bebouwing' niet wordt aangetast;
  • b. onder g, ten behoeve van het bouwen met een andere voorgevelbreedte en/of het samenvoegen van panden, mits zodanig vormgegeven dat visueel de oorspronkelijke gevelbreedtes gehandhaafd blijven;
  • c. onder h, ten behoeve van de afdekking van gebouwen met een andere nokrichting, dakhelling en/of kapvorm, mits hierdoor de waarde 'variatie in afmetingen, bouwmassa's en vormgeving van de bebouwing' niet wordt aangetast.
4.3.2 Criteria

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in sublid 4.3.1, onder a, b en c, wordt slechts verleend, indien hierdoor de karakteristieke kenmerken van het waardevol dorpsgezicht zoals bedoeld in lid 4.1, onder a, niet onevenredig worden aangetast en nadat hierover advies is uitgebracht door:

  • 1. de Adviseur ruimtelijke kwaliteit, in geval het een gebouw betreft met de aanduiding 'gevel met tamelijk hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe';
  • 2. de Monumentencommissie, in geval het een gebouw betreft met de aanduiding 'gevel met zeer hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe'.
4.4 Specifieke gebruiksregel

Het is verboden de gronden en of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor de cultuurhistorische en/of ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht zoals bedoeld in lid 4.1, onder a, worden aangetast.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 4.1 bedoelde gronden hoofdgebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 4.5.1 bedoelde verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • b. voor zover het betreft sloopwerkzaamheden:
    • 1. ingevolge een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders;
    • 2. voortvloeiende uit het gewone onderhoud;
    • 3. van ondergeschikte betekenis en waarvoor schriftelijk door of namens burgemeester en wethouders is meegedeeld dat geen omgevingsvergunning is vereist.
4.5.3 Criteria voor vergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 4.5.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de sloopwerkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht zoals bedoeld in lid 4.1, onder a, en
  • b. een omgevingsvergunning is verleend voor een herbouwplan dat recht doet aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevol dorpsgezicht zoals bedoeld in lid 4.1, onder a, en
  • c. nadat hierover advies is uitgebracht door:
    • 1. de Adviseur ruimtelijke kwaliteit, in geval het een gebouw betreft met de aanduiding 'gevel met tamelijk hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe';
    • 2. de Monumentencommissie, in geval het een gebouw betreft met de aanduiding 'gevel met zeer hoge kwaliteit' op de bij deze regels behorende Bijlage 4 'Gezamenlijke waarden historisch hart van Wijhe'.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 4.1, onder c, bedoelde gronden bomen te verwijderen, te kappen of te rooien.

4.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 4.6.1 bedoelde verbod geldt niet voor werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  • a. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
  • b. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
4.6.3 Criteria vergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 4.6.1 wordt slechts verleend, indien door de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het waardevolle dorpsgezicht zoals bedoeld in lid 4.1, onder a.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
6.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

afstand van de molen   maximale bouwhoogte  
a. binnen 100 m:   de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, gerekend vanaf het maaiveld ter plaatse van de molen, zijnde 5,6 m +NAP;  
b. vanaf 100 m:   de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.  

Deze regels gelden niet voor bestaande bouwwerken.

6.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 6.1.1 in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' de goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal zoveel mogen bedragen als in de daar voorkomende bestemming(en) is aangegeven.

6.1.3 Criteria

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in sublid 6.1.2 wordt slechts verleend:

  • a. mits hierdoor de vrije windvang voor de molen en/of het zicht op de molen niet onevenredig worden beperkt, en
  • b. een positief advies is uitgebracht door de beheerder van de molen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en inhoud van een bouwwerk worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1,00 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van een bouwwerk worden wolfseinden buiten beschouwing gelaten.

7.2 Meetverschil

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis kan worden aangemerkt.

7.3 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteit bouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid, indien:
    • 1. Voldaan wordt aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. De parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering) die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en;
  • b. wanneer voldaan wordt aan de normen voor parkeerplaatsen in de openbare ruimte zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
7.3.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 7.3, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Beperkingen

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 35% van het vloeroppervlak van de maximaal toegestane bebouwing op een bouwperceel;
    • 2. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 80 m²;
    • 3. er horeca (niet zijnde bed & breakfast) of detailhandel plaatsvindt, behalve als die verkoop beperkt en ondergeschikt is aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
    • 4. niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. het gebruik een nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
    • 6. één van de bewoners van de woning niet de eigenaar / bedrijfsleider is van het bedrijf;
  • b. worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • c. worden gebruikt ten behoeve van paardrijdbakken.
8.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
8.3 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van gronden, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid, indien:
    • 1. Voldaan wordt aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. De parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering) die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3 indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en;
  • b. wanneer voldaan wordt aan de normen voor parkeerplaatsen in de openbare ruimte zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 2) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
8.3.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 8.3, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
9.2 Toetsingscriteria

De in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene vrijstellingsbevoegdheid

10.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

  • a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere-bouw­werken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere-bouw­werken en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bebouwingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte per vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
10.2

Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 11.2 opgenomen procedure van toepassing.

Artikel 11 Algemene procedurebepalingen

11.1

In geval van wijziging of uitwerking van het plan is de volgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van deze bestemming, ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het schriftelijk indienen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. degenen die tijdig hun zienswijzen schriftelijk hebben ingediend, worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen mondeling nader toe te lichten;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede;
  • f. het besluit wordt aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring aangeboden indien:
    • 1. Gedeputeerde Staten niet kenbaar hebben gemaakt dat het besluit hunnerzijds geen goedkeuring behoeft;
    • 2. tegen het ontwerpbesluit één of meer zienswijzen zijn ingekomen, in welk geval gelijktijdig de zienswijzen worden overgelegd;
  • g. burgemeester en wethouders geven kennis van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die zienswijzen hebben ingediend.

11.2

In geval van vrijstelling is de volgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende vier weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het schriftelijk indienen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mee.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wijhe, Oranjelaan 2.