direct naar inhoud van Artikel 21: Wonen
Plan: Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2010001025-0301

Artikel 21: Wonen

21.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 2. een nevenactiviteit met een maximale oppervlakte van 200 m², ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit';
  • b. een paardrijdbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijdbak';

en mede bestemd voor:

  • c. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • d. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • f. gebouwen en andere bouwwerken;
  • g. tuinen, erven en terreinen.
21.2. Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal regels gebonden.

21.2.1. Hoofdgebouwen

Een hoofdgebouw mag:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij aaneen worden gebouwd, waarbij het aantal halfvrijstaand in een rij aaneengebouwde hoofdgebouwen niet groter is dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. een breedte hebben die niet kleiner is dan 5 meter;
  • d. met de vrijstaande kant niet dichter dan 3 meter tot de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
  • e. een goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • f. een goot-, bouwhoogte en dakhelling hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)' aangegeven hoogte en dakhelling;
  • g. een dakhelling hebben die niet kleiner is dan 25° en niet groter dan 60°, tenzij sub f van toepassing is in welk geval de aangegeven dakhelling als maximum geldt.

Anders dan onder c. tot en met g. is bepaald geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip dat het ontwerp van dit plan ter inzage is gelegd, gehandhaafd mogen blijven.

21.2.2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan en uitbouwen en bijgebouwen mogen:

  • a. op een afstand van 0 meter en - indien voorzien van een kap - op een afstand van minimaal 2,00 meter, tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. op een afstand van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
  • 50 m² bij een in een rij aaneengebouwd hoofdgebouw;
  • 70 m² bij een vrijstaand of halfvrijstaand hoofdgebouw;
  • met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen gedeelte van het bouwperceel;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen samen maximaal 20 m² bedraagt;
    • 3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die is gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw, niet meegerekend;
  • d. een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter, of niet groter dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, als deze groter dan 3,00 meter is;
  • e. als het om vrijstaande bijgebouwen gaat een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.

Anders dan onder a. tot en met e. is bepaald geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het moment dat het ontwerp van dit plan ter inzage is gelegd, gehandhaafd mogen worden.

21.2.3. Andere bouwwerken
  • a. een erf- en terreinafscheiding mag:
    • 1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een gebouw en het verlengde daarvan bevindt;
    • 2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per hoofdgebouw maximaal 30 m² bedragen;
  • c. andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijdbak mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 1,50 meter;
  • d. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5,00 meter.
21.3. Afwijken van de bouwregels
21.3.1. Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.1 sub f. zodat een hoofdgebouw wordt gebouwd met een dakhelling die kleiner is dan 25° dan wel dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • b. het bepaalde in lid 21.2.2 sub a. zodat de afstand maximaal 1 meter voor de voorgevel van het hoofdgebouw komt te liggen ten behoeve van een luifel met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • c. het bepaalde in lid 21.2.2 sub d. zodat de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt verhoogd, maar alleen voor één kant van het bijgebouw gelegen naast of grenzend aan het hoofdgebouw tot de maximale goothoogte van het hoofdgebouw zoals bepaald in lid 21.2.1 onder e.
21.3.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4. Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 35% van het vloeroppervlak van de maximaal toegestane bebouwing op een bouwperceel;
    • 2. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 80 m²;
    • 3. er horeca (niet zijnde bed & breakfast) of detailhandel plaatsvindt, behalve als die verkoop beperkt en ondergeschikt is aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
    • 4. niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. het gebruik een nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
    • 6. één van de bewoners van de woning niet de eigenaar / bedrijfsleider is van het bedrijf;
  • b. worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • c. worden gebruikt voor detailhandel of maatschappelijke voorzieningen;
  • d. worden gebruikt ten behoeve van paardrijdbakken, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijdbak', in welk geval een paardrijdbak is toegestaan.
21.5. Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1. Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 21.4 sub c. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de gronden en bouwwerken, al dan niet in combinatie met het wonen, worden gebruikt voor detailhandel en maatschappelijke voorzieningen met een maximum brutovloeroppervlak van 150 m².
21.5.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.