direct naar inhoud van 4.1 Milieuaspecten
Plan: Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2010001025-0301

4.1 Milieuaspecten

De milieuaspecten, bijvoorbeeld rond bedrijven, zijn in veel gevallen sterk bepalend voor de mogelijke aanwezigheid en ontwikkeling van woonfuncties. De milieuaspecten die behandeld worden zijn:

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een omgevingsvergunning moet aangegeven worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.

Concreet

In het plangebied komen enkele bedrijven voor, direct in de nabijheid van woningen. In de meeste gevallen gaat het om bedrijven die goed verenigbaar zijn met de milieugevoelige functies, bedrijven in de categorieƫn 1 en 2 (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009).

In het geval van het bedrijventerrein bij Boerhaar mogen meer milieubelastende bedrijven komen. Omdat daar sprake is van woningen van derden, wordt inwaarts gezoneerd. Dit betekent dat, hoe verder een bedrijf van de woning staat, des te zwaarder de categorie mag zijn. Gezien het karakter van het bedrijventerrein is daarbij een maximale categorie 3.1 gewenst (maximale richtafstand 50 meter).

4.1.2 Geluid

In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Vanuit deze wet gelden voorwaarden ten aanzien van wegverkeers-, spoorweg-, scheepvaart- en industrielawaai. In het kader van de voorgenomen activiteit is wegverkeerslawaai van belang.

Concreet

De meeste wegen in het plangebied vallen onder een 30 km/uur-regime, hiervoor gelden geen geluidzones. Bij de Rijksstraatweg en de Holstweg in Den Nul en de IJsseldijk bij Welsum is sprake van wegen met een 50 km/uur-regime, hiervoor gelden geluidzones.

Omdat het gaat om bestaande situaties en er dus wezenlijk in de geluidsituatie geen wijzigingen zijn, is het opnemen van een geluidzone in het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Rond de spoorlijn Zwolle-Deventer is sprake van een geluidzone. Deze betreft 200 meter. Ook hiervoor geldt dat er sprake is van een bestaande geluidsituatie en dat het opnemen van een geluidzone in het bestemmingsplan niet noodzakelijk is.

4.1.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de omgevingsvergunning voor milieu, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De wet bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijstallen in de omgevingsvergunning voor milieu moet worden beoordeeld. De nieuwe 'stankwet' komt in plaats van de stankwet voor de reconstructiegebieden en de drie stankhandreikingen. De nieuwe wet geldt voor heel Nederland. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning).

In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie en niet-concentratiegebieden. Daarnaast mogen gemeenten de normen variƫren. Gemeenten kunnen naar beneden en naar boven afwijken.

Uitgangspunten bij de nieuwe wet zijn dat aan de ene kant de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijsector niet in gevaar komen, maar ook dat geurgevoelige objecten optimaal tegen geurhinder worden beschermd.

Concreet

Rond de kernen is sprake van hoofdzakelijk landelijk gebied, waarin agrarische bedrijven met een geurcontour voor kunnen komen. Vanuit het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente kan achterhaald worden waar dit het geval is. Ook hier is, net als bij het aspect geluid, sprake van een bestaande situatie, waardoor het opnemen van contouren in het bestemmingsplan niet noodzakelijk is.

4.1.4 Bodem

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem, dienen bij ruimtelijke plannen en projecten in het kader van de Wet bodembescherming te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Het bodemloket (www.bodemloket.nl) geeft een eerste indicatie van mogelijke verontreinigingen in het plangebied.

Concreet

In de kernen zijn enkele bodemonderzoeken uitgevoerd, meestal in het geval van een concreet project / nieuwbouwplan.

In het bestemmingsplan Kleine kernen worden in principe geen nieuwbouwplannen mogelijk gemaakt, waardoor het aspect bodem geen uitgangspunten geeft voor het bestemmingsplan. Wel kan opgenomen worden dat, bij de nieuwbouw van een milieugevoelige functie zoals wonen, door middel van een bodemonderzoek aangetoond moet worden dat de bodem een goede kwaliteit heeft voor de gewenste functie.

Onderzoek Elshofweg

Voor de nieuwbouwlocatie van de twee nieuwe woningen aan de Elshofweg, tussen 1 en 11, is een bodemonderzoek uitgevoerd. Het belangrijkste doel van het bodemonderzoek is om te achterhalen of de bodem op de genoemde locatie voldoende kwaliteit heeft voor de woonfunctie. Uit het onderzoek blijkt dat dit het geval is. Wel zijn er enkele licht verhoogde gehalten van stoffen aangetroffen, maar geven geen aanleiding voor onderzoek. De gehalten liggen onder de normen. Bovendien is het rapport door de gemeente positief beoordeeld en is het onderzoek goed uitgevoerd, volgens de NEN-normen.