direct naar inhoud van Artikel 6 Woongebied
Plan: Bestemmingsplan Zonnekamp-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2010003006-0401

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • c. erven en erfontsluitingswegen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals waterpartijen, waterbergingsvoorzieningen, wadi's, oevers en taluds;

met dien verstande dat:

  • de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits:
  • 1. het gedeeltelijk gebruik van de woning voor de beoefening van het aan huis verbonden beroep niet meer dan 1/3 van het bruto-vloeroppervlak van de woning beslaat, dit tot een maximum van 80 m²;
  • 2. de uitoefening van een beroep aan huis in de op het perceel aanwezige bijgebouwen niet leidt tot aantasting van de in het Bouwbesluit geëiste minimale oppervlakte aan huishoudelijke berging, met dien verstande dat het maximum van 80 m² in de woning en bijgebouwen tezamen niet wordt overschreden;
  • 3. vooraf is aangetoond dat een eventuele verkeersaantrekkende werking als gevolg van de vestiging van het aan huis verbonden beroep niet leidt tot verkeers-, parkeer-, geluids- en stankoverlast;
  • 4. de activiteit die het aan huis verbonden beroep behelst niet vergunningplichtig is in zake de Wet milieubeheer. Wanneer de activiteit meldingsplichtig is inzake de Wet milieubeheer kan een aanvullend onderzoek naar akoestiek, milieu, externe veiligheid en verkeersaspecten worden verlangd;
  • met de bouw van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'fasering' niet wordt aangevangen, dan nadat 60% van de oppervlakte van de gronden binnen de bestemming welke niet zijn voorzien van de aanduiding zijn gerealiseerd en ingericht ten behoeve van woningbouw.

In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet begrepen.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. een hoofdgebouw wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • 2. de voorgevel van een hoofdgebouw dient minimaal 5 m en maximaal 7 m van de perceelsgrens te worden gebouwd;
  • 3. de zijgevels van een hoofdgebouw dienen minimaal 3 m vanaf de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij de hoofdgebouwen aaneen worden gebouwd;
  • 4. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet minder dan het ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen en niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen;
  • 5. per bouwperceel dient maximaal 1 woning te worden gebouwd;
  • 6. de woningen worden vrijstaand en/of twee-aaneen en/of aaneengesloten gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' de woningen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • 7. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen respectievelijk niet meer dan 4 m en 10 m, dan wel de maximale goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogten;
  • 8. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°;
  • 9. de totale oppervlakte van alle gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, per bouwperceel mag ten hoogste 200 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van de totale oppervlakte van het bouwperceel mag worden bebouwd.

  • b. Voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. het gezamenlijke oppervlak van aan-, uitbouwen en bijgebouwen is beperkt tot maximaal 70 m2 per bouwperceel, met in achtneming van het bepaalde onder artikel 6.2, lid a, onder 8;
  • 2. de goothoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • 3. de bouwhoogte van aan- uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • 4. de aan-, uitbouwen en bijgebouwen dienen in het verlengde van de voorgevel of op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van een hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • 5. de aan-, uitbouwen en bijgebouwen dienen op de zijdelingse perceelsgrens of op ten minste 1 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat bij bouwpercelen grenzend aan een andere bestemming of aan openbaar gebied, een afstand geldt van ten minste 2,5 m.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • 2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • met het oog op de bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
  • in verband met een verantwoorde onderlinge rangschikking;
  • in verband met de verkeersveiligheid;
  • in het belang van brandpreventie en/of brandbestrijding;

nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van nieuw op te richten bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruiken, het laten gebruiken of het in gebruik geven van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruiken, het laten gebruiken of het in gebruik geven van de gronden en bouwwerken ten behoeve van handel (inclusief detailhandel), nijverheid of dienstverlening en/of de uitoefening van aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • d. het gebruiken, het laten gebruiken of het in gebruik geven van de gronden en bouwwerken als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/ of opslagruimte;
  • e. het gebruiken, het laten gebruiken of het in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • f. het gebruiken, het laten gebruiken of het in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor opslag van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4, sub c voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten, mits:

  • 1. het gedeeltelijk gebruik van de woning voor de beoefening van het aan huis verbonden bedrijf niet meer dan 1/3 van het bruto-vloeroppervlak van de woning beslaat, dit tot een maximum van 80 m²;
  • 2. bedrijfsmatig gebruik van bijgebouwen op het perceel niet leidt tot aantasting van de in het Bouwbesluit geëiste minimale oppervlakte aan huishoudelijke berging, met dien verstande dat het maximum van 80 m² aan bedrijfsruimte in de woning en bijgebouwen tezamen niet wordt overschreden;
  • 3. vooraf is aangetoond dat een eventuele verkeersaantrekkende werking als gevolg van de vestiging van het aan huis verbonden bedrijf niet leidt tot verkeers-, parkeer-, geluids- en stankoverlast;
  • 4. de activiteit die het aan huis verbonden bedrijf behelst niet vergunningplichtig is in zake de Wet milieubeheer. Wanneer de activiteit meldingsplichtig is inzake de Wet milieubeheer kan een aanvullend onderzoek naar akoestiek, milieu, externe veiligheid en verkeersaspecten worden verlangd.