direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Uiterwaarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2011002002-0301

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van de uitoefening van niet-grondgebonden bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen;
  • e. erven;
  • f. agrarische cultuurgronden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • b. het bebouwde oppervlak mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 15 meter bedragen;
  • e. de dakhelling bedraagt ten minste 18°;
  • f. per bestemmingsvlak mag maximaal 1 bedrijfswoning gebouwd worden;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen, dan wel, indien een grotere woning aanwezig is, niet meer dan de inhoud zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • h. de afstand tot de as van de aangrenzende weg bedraagt ten minste 15 meter.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien sprake is van een oppervlakte, deze oppervlakte wordt meegerekend in de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zoals is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 2,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van silo's mag maximaal 12 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder b om toe te staan dat de oppervlakte aan agrarische bedrijfsbebouwing wordt vergroot.

3.3.2 Voorwaarden

De in 3.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan, mits:

  • a. de uitbreiding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. sprake is van een verantwoorde landschappelijke inpassing;
  • c. de uitbreiding niet redelijkerwijs buiten het winterbed kan worden gesitueerd;
  • d. de uitbreiding geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoercapaciteit van de IJssel te vergroten;
  • e. de situering van de uitbreiding zodanig is dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging van het winterbed, zo beperkt mogelijk blijven;
  • f. sprake is van duurzame compensatie van de resterende waterstandsverhogende effecten;
  • g. het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag vooraf is gehoord.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen:

3.4.2 Voorwaarden

Wijziging kan uitsluitend plaatsvinden mits:

  • a. het agrarisch bedrijf is opgeheven;
  • b. de karakteristiek van het gebouw en de complexiteit van het (voormalig) boerenerf, alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) niet worden aangetast;
  • c. waar mogelijk overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • d. de infrastructuur niet verzwaard wordt. Onder verzwaren wordt mede verstaan het verharden van zandwegen;
  • e. geen sprake is van een onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking c.q. een onaanvaardbare toename hiervan in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit;
  • f. een (dienst-)woning gehandhaafd dient te blijven;
  • g. de activiteiten, als genoemd in 3.4.1 onder b, uitsluitend dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat hergebruik uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruikgedeelte tot 500 m3 moet ten minste diezelfde hoeveelheid worden gesloopt;
    • 2. bij een hergebruikgedeelte tussen 501 m3 en 750 m3 moet ten minste tweemaal zoveel worden gesloopt;
    • 3. bij een hergebruikgedeelte tussen 751 m3 en 1.000 m3 moet ten minste driemaal zoveel worden gesloopt;
  • h. het aantal woningen niet toeneemt;
  • i. het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag vooraf is gehoord;
  • j. een belangenafweging plaatsvindt van:
    • 1. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad. Onder belangen wordt in dit geval tevens verstaan de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabij gelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
    • 3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid en de landschappelijke inpasbaarheid;
    • 4. de mogelijke gevolgen van deze wijziging voor de waarde van het gebied, indien van toepassing, als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de Habitatrichtlijn;
  • k. de maatvoeringen zoals aangegeven in lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan niet mag worden vergroot.