direct naar inhoud van Artikel 6 Natuur
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Uiterwaarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2011002002-0301

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de aanleg van natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder mede begrepen bos en oppervlaktewateren;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de voorkomende kolken;
  • c. vergraving ten behoeve van de doorstroom van water ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vergraving';
  • d. voet-, fiets- en/of ruiterpaden, zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c, tevens voor nieuwe onverharde voetpaden ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een fiets-/voetgangersbrug;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • h. voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 2,50 meter.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, voor zover hiervoor geen vergunning is vereist in het kader van de Provinciale Omgevingsverordening;
  • b. het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden;
  • c. het zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • d. het scheuren van grasland;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
  • f. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen, vijvers en poelen;
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vonders.

6.3.2 Toegestane werkzaamheden

Het in 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan.

6.3.3 Voorwaarden

De in 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige schade wordt aangebracht aan de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van de gronden;
  • b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de Habitatrichtlijn;
  • c. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de bestemming te wijzigen ten behoeve van voet-, fiets- en/of ruiterpaden gericht op de extensieve dagrecreatie.

6.4.2 Voorwaarden

Wijziging kan uitsluitend plaatsvinden mits:

  • a. het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag vooraf is gehoord;
  • b. een belangenafweging plaatsvindt van:
    • 1. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabij gelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
    • 3. de mogelijke gevolgen van deze wijziging voor de waarde van het gebied, indien van toepassing, als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de Habitatrichtlijn.