direct naar inhoud van 4.4 Flora en fauna
Plan: Buitengebied Wijhe, Waterstraat 16
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP201204016-0301

4.4 Flora en fauna

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur.


Natura 2000 en Beschermde natuurmonumenten
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).

Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt op Rijksniveau plaats. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet). In het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.

Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de EHS alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep is 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.

Flora- en faunaonderzoek

Ten behoeve van de herontwikkeling van dit perceel is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 3.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden en ook in de omgeving komen geen beschermde gebieden voor. Op basis van de schaal van het plan en de afstand tot beschermde gebieden is een negatief effect op beschermde natuur uitgesloten.

Flora

Er zijn geen bedreigde of beschermde plantensoorten aangetroffen. Het voorkomen van bedreigde en strikter beschermde soorten is uit te sluiten.

Fauna

  • De ingreep heeft kan een negatief effect hebben op tabel 1-soorten uit de groep Zoogdieren en amfibieën. Voor dergelijke soorten geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
  • De gebouwen, met name de boerderij, zijn geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Het plan is niet van invloed op vlieg- en foerageerroutes.
  • In de gebouwen en de opgaande begroeiing komen broedvogels zonder vaste nestplaatsen voor.
  • In de gebouwen komen vaste nestplaatsen voor van Kerkuil en Huismus.
  • Het plan is niet van invloed op strikter beschermde zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden.

Uit het onderzoek komen naar voren dat het plan een negatief effect kan hebben op tabel 1-soorten en op strikter beschermde vleermuizen, broedvogels met vaste nestplaatsen en broedvogels zonder vaste nestplaats. Het is verboden om vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels te vernietigen of onbruikbaar te maken. Daarnaast is het verboden verblijfplaatsen van vleermuizen en broedsels van vogels in het algemeen te verstoren of dieren te doden.

Ten aanzien van vleermuizen en Huismus is een aanvullend onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of en in welke mate de soorten gebruik maken van het plangebied. Een dergelijk onderzoek bestaat uit verschillende bezoeken verdeeld over het zomerhalfjaar. Een vleermuisonderzoek kan op zijn vroegst in 2013 worden uitgevoerd. Het is vrijwel zeker dat Kerkuil en Huismus op het terrein broeden. Dit betekent in ieder geval dat hiermee in de planvorming rekening moet worden gehouden in de vorm van een mitigatie- en compensatieplan.

Ten aanzien van broedvogels in het algemeen dient het slopen en renoveren van de gebouwen buiten het broedseizoen plaats te vinden. De piek van het broedseizoen valt in de periode half maart – half juli. Latere en eerdere broedgevallen zijn mogelijk. In de periode november – februari is de kans op broedsels nihil.

Mitigatie- en compensatieplan Huismus en Kerkuil

Uit het Flora- en faunaonderzoek komt naar voren dat het terrein van belang is voor Huismus, Kerkuil en mogelijk voor vleermuizen. De genoemde soorten beschikken over vaste verblijfplaatsen die jaarrond beschermd zijn. De reconstructie heeft of kan negatieve gevolgen hebben voor de genoemde soorten. Uit de Flora- en faunawet volgt dat een mitigatie- en compensatieplan opgesteld dient te worden. Het onderhavige plan geeft de mogelijkheden voor mitigatie en compensatie weer inclusief een ecologisch werkprotocol.

De maatregelen die worden genomen, zijn:

Vleermuizen:

  • Een onderzoek uitvoeren naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de boerderij.
  • Het onderzoek afstemmen op de planning van de renovatie van de boerderij.

Huismus:

  • De aantallen en locaties van broedparen Huismus in de boerderij in kaart brengen in het voorjaar van 2013.
  • In de nieuw aan te leggen singel geen boomvormers toepassen.
  • De singel in het najaar van 2012 aanplanten.
  • Het struweel rond de kleine stal één groeiseizoen handhaven.
  • Broedgelegenheid voor Huismus in de nieuwbouw opnemen.

Kerkuil:

  • De uilenkast verplaatsen in het najaar van 2012.
  • De kast met de invliegopening tegen de hooizolderluiken van het achterhuis plaatsen.