direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied eerste herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2014001002-0302

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe van de gemeente Olst-Wijhe.

Het bestemmingsplan Buitengebied 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.1773. BP2014001002-0301 van de gemeente Olst-Wijhe.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1773. BP2009001001-0301 met de bijbehorende regels.

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.1773.BP2014001002-0302.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwd

twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.

1.7 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.8 afhankelijke woonruimte

een voor de huisvesting van een huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.9 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden.

 

1.10 agrarisch aanverwante nevenfunctie

een nevenfunctie die betrekking heeft op activiteiten, naast een volwaardig agrarisch bedrijf, die nauw verwant zijn met of direct voortkomen uit de agrarische bedrijfsvoering, zoals verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten, zorgboerderij, ambachtelijke verwerking van agrarische producten, inpandige opslag en stalling van agrarische producten.

1.11 agrarisch bedrijf

een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:

  • a. akker- en vollegrondtuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
  • c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

1.12 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden op het gebied van grondverzet en cultuurtechniek, voor zover deze werkzaamheden in het buitengebied plaatsvinden.

1.13 ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten

het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.

1.14 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologische verwachtingswaarde

de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.17 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.19 bedrijf

een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.20 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.21 bedrijfsplan

een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen in zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.

1.22 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.24 begraafplaats

een terrein in gebruik voor begraven en cremeren.

1.25 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.26 bestaande bedrijven

bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; een bedrijf dat via nieuwvestiging in een landbouwontwikkelingsgebied is gerealiseerd, wordt na 5 jaar onder bestaand bedrijf gerekend.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.30 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.31 bio-energie installatie

een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit biomassa (mest, bermafval, GFT en dergelijke).

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.35 bouwvlak

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.

1.38 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.39 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.41 deel

een bedrijfsgedeelte in de stal of schuur dat aangebouwd is aan de bedrijfswoning.

1.42 deeltijd agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang van 10 tot 40 Nge.

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.44 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.

1.45 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.46 evenementen

gebeurtenissen die ten hoogste 5 dagen duren, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.47 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.48 extensiveringsgebied

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk is gemaakt.

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.51 gevoelige functies

woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

1.52 groepsaccommodatie

een (deel van een) gebouw, bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of -kamers en dagverblijf.

1.53 hellend dak

een afdekking van een gebouw of bouwwerk, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen.

1.54 hobbykas

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m², dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.55 hobbymatige activiteiten

het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden.

1.56 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.57 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.58 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.59 inrichtingsplan

een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.

1.60 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes caravans, geen stacaravans zijnde of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.61 kampeerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.62 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.63 karakteristiek

panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:

  • relatie met het landschap;
  • erfstructuur en erfinrichting;
  • streekeigen verschijningsvorm;
  • herkenbaarheid en mate van gaafheid;
  • architectuur en cultuurhistorische waarde;
  • de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen tenzij anders in bijlage 4, 5, 6 of 8 van deze regels is aangegeven.

1.64 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.65 kinderboerderij

een recreatieve voorziening waarop, al dan niet in combinatie met andere recreatieve voorzieningen, dieren worden gehouden.

1.66 kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.67 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.68 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor kampeermiddelen en trekkershutten, niet zijnde overige permanente kampeermiddelen, zoals tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.69 kunstobject

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht.

1.70 landhuis

landhuis al of niet met gebouwde aanhorigheden, tuin, park, lanen en wateren.

1.71 Landschapsontwikkelingsplan

het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld op 24 november 2008.

1.72 landschappelijke inpassing

de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.

1.73 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.74 landbouwontwikkelingsgebied

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie is voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.

1.75 landwinkel

een beperkte ruimte die is ingericht voor de verkoop van levensmiddelen en streekgebonden producten.

1.76 langdurig

ten minste 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal 1 jaar.

1.77 manege

een onderneming die gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.78 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.79 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.80 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.81 Nge (Nederlandse grootte-eenheden)

een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.

1.82 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.

1.83 nevenfunctie

een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf of wonen.

1.84 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.85 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.86 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.87 paardenbak

een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.

1.88 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.89 paardenhouderij

een gebruiksgericht bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden met daaraan ondergeschikte functies behorende bij een paardenhouderij.

1.90 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij, plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.91 permanente standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.92 plattelandskamer

een min of meer zelfstandig appartement dat aangeboden wordt ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.93 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.94 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.95 reconstructiegebied

een gebied waarvoor een reconstructieplan, als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden, is opgesteld.

1.96 recreatieruimte

een ruimte met een lichte horecafunctie die bedoeld is voor het organiseren van kleine activiteiten (klein van omvang, relatief weinig tot geen impact op de omgeving, activiteit meestal bijfunctie en ondergeschikt aan de hoofdfunctie). De recreatieruimte heeft zowel een functie voor het kampeerterrein als een dagrecreatiefunctie.

1.97 recreatieverblijf

een gebouw of kampeermiddel, dat uitsluitend bedoeld is voor een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.

1.98 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of andere constructie op wielen zijnde, dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.

1.99 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang van 40 en de 70 Nge.

1.100 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.101 ruimtelijke kwaliteit

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

1.102 Sallandse boerderijvorm

een Sallandse boerderij die zich kenmerkt door een typische hoofdvorm, te onderscheiden in:

  • hallenhuisboerderij: woning en bedrijf in een hoofdvolume, zowel grote als kleine oppervlakken;
  • dwarshuisboerderij/krukhuisboerderij: woning en bedrijf wel in één gebouw, maar in de architectuur duidelijk van elkaar onderscheiden, T-vormige (dwarshuis) of L-vormige plattegrond (krukhuis).

1.103 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

 

1.104 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

 

1.105 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.106 stacaravan

een stacaravan is een recreatief onderkomen met kenmerken van een caravan waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat, in één geheel en op een eigen as/wielstelsel kan worden aangevoerd en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.107 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.108 stand still-principe

beginsel dat erop gericht is verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater te voorkomen.

1.109 stap vooruit-principe

beginsel dat erop gericht is de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren.

1.110 teeltondersteunende voorzieningen
  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
  • teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen.
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen:
  • laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
  • hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt zoals regenkappen.

1.111 trekkershut

een trekkershut is een gebouw, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortstondig recreatief dag- en/of nachtverblijf voor steeds wisselende groepjes recreanten, die hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

 

1.112 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.113 verblijfsrecreatieve terreinen

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of landere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.114 verkoop agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.

1.115 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.116 vervolgfunctie

een of meer functies of een of meer activiteiten als alternatief voor de agrarische bedrijfsvoering die ter plaatse is beëindigd.

1.117 verwevingsgebied

een gedeelte van een reconstructiegebied ingericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten, zoals dat gedeelte dat is aangeduid als verwevingsgebied.

1.118 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.119 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang van meer dan 70 Nge.

1.120 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.121 voormalige bedrijfsbebouwing

bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.

1.122 waterbergingsgebied

een gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden.

1.123 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.124 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.125 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.126 wooneenheid

een woning.

1.127 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.128 zorgboerderij als nevenfunctie

een (voormalig) agrarisch bedrijf waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar geen sprake is van nachtverblijf.

1.129 zorgboerderij als vervolgfunctie

een maatschappelijke functie waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar tevens sprake kan zijn van nachtverblijf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 hoogte van een windturbine

van het peil tot aan de tip (van de wieken) van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 inhoud van een recreatiewoning

tussen de onderzijde van de onderste grondvloer (inclusief ondergrondse gedeelten), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b, e, f en g;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder d;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.89;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een onoverdekte natuurijsbaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kas': tevens kassen;
  • g. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten, zoals opgenomen in Bijlage 7;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. bed & breakfast;
  • j. evenementen;
  • k. extensieve dagrecreatie;
  • l. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • m. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • n. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties;

met dien verstande dat:

  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   gehele bedrijf   100  
zorgboerderij (exclusief overnachten)   gehele bedrijf   200  
verkoop-aan-huis van agrarische producten en aanverwante artikelen (uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verkoop aan huis')   -   100  

- = niet van toepassing

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. in afwijking op het bepaalde onder a en c geldt dat kuilvoerplaten ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'kuilvoerplaat' tevens buiten het bouwvlak en niet aangrenzend aan het bouwvlak zijn toegestaan;
  • e. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' tevens hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximum hoogte van 4 m buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'regenkappen' tevens regenkappen met een maximum hoogte van 4,5 m ten behoeve van de agrarische functie buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneengebouwd te zijn;
  • i. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max.
oppervlak  
max. inhoud   max. goot-
hoogte  
max. bouw-
hoogte  
dakhelling (min./max.)  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   -   750 m³   4,5 m   10 m   20/55°**  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   -   3 m   6 m   12/55°**  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   -   2 ha   -   4,5 m   6 m   -  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas'
'kassen en hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kas'  
-   10.000 m²     4,5 m   6 m   -  
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'   -   bestaand*   -   bestaand*   bestaand*   -  
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen op bouwvlakken zonder de aanduiding 'kas'   -   500 m²   -     6 m   -  
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge   -   1.000 m²   -   5,5 m   12 m   12°/55°  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'   -   be- staand*   -   5,5 m   12 m   12°/55°**  
overige bedrijfsgebouwen   -   volledig bouwvlak   -   5,5 m   12 m   12°/55°**  
- sleufsilo's
- voedersilo's
- mestsilo's  
-   -   -   -   2 m
15 m
6 m  
-  
mestopslagplaten   -   -   -   -   3 m   -  
overige bouwwerken behorende bij mestzakken buiten het bouwvlak   -   -   -   -   2 m   -  
luchtwassers   -   -   -   -   12 m   -  
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'   -   -   -   -   10 m   -  
overige lichtmasten ten behoeve van paardenbakken   -   -   -   -   6 m   -  
erf of terreinafscheiding:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -   -  
1
1
2  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -  
3 m  
-  

- = niet van toepassing

* = Zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:

  • a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding samen in geen geval meer bedragen dan 1,5 ha;
  • f. ter plaatse van gronden zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding samen in geen geval meer bedragen dan 2 ha.

3.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 3.2 onder i teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.4.3 Ten behoeve van regenkappen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a teneinde permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • de bevoegdheid tot afwijken is uitsluitend van toepassing op regenkappen behorende bij een fruitteeltbedrijf;
  • op de gronden met de aanduiding 'kas' of de specifieke bouwaanduiding 'regenkappen' is toepassing van de afwijking niet nodig en zijn regenkappen toegestaan, overeenkomstig het bepaalde in 3.2. onder g en/of 3.2 onder i.

3.4.4 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht, of een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. aan de bevoegdheid tot afwijken inzake extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een bedrijfseconomisch duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. uitbreiding van de woning dient bij voorkeur plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt geen gebruikgemaakt indien er reeds twee of meer woningen op het perceel aanwezig zijn.

3.4.5 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingsoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', met inachtneming van het volgende:

  • a. het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.4.6 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij toepassing van de omgevingsvergunning zoals opgenomen in lid 3.6.2 en/of 3.6.3 tevens afwijken van het bepaalde in lid 3.2 teneinde afrastering behorende bij een paardenbak met een hoogte van ten hoogste 1,5 m toe te staan.'

3.4.7 Realisatie bio-energie installatie

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio-energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 3.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. realisatie van de bio-energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de bio-energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  • d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag;
  • e. de bio-energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.4.8 Ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak tot 1,5 ha

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot overschrijding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de overschrijding van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen overschreden worden tot ten hoogste 1 ha;
  • e. er dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. overschrijding is niet toegestaan op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  • b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  • e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  • f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
  • h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan, met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw bij volwaardige agrarische bedrijven voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Agrarisch;
  • e. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
  • o. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • p. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • q. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan met dien verstande dat trekkershutten wel zijn toegestaan en stacaravans niet;
    • 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25 waarvan ten hoogste 3 bestemd mogen worden voor een trekkershut;
    • 4. de trekkershutten dienen aansluitend aan de bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 5. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
    • 6. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 7. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
    • 8. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Horeca tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Horeca gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 12 lid 12.5;
    • 9. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Sport tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Sport gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 lid 19.3.2;
    • 10. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Wonen tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Wonen gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 23 lid 23.5;
  • r. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
    • 1. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
    • 2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
    • 3. de totale gezamenlijk oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • s. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
    • 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    • 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.

3.6.2 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
  • c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.6.3 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden;
  • b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.6.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. het bedrijf niet is voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven;
  • f. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aantasten van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7.

3.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

3.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 3.1 onder g bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

3.8 Wijzigingsbevoegdheden
3.8.1 Ten behoeve van de realisatie van nieuwe agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de aanvrager aantoont dat de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondgebonden veehouderijbedrijf, akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit- en sierteeltbedrijf of een boomkwekerij;
  • d. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit- en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat - Intrekgebied of de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 2;
  • e. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1;
  • f. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand agrarisch bouwvlak niet mogelijk is;
  • g. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • h. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • j. indien op het te saneren bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of een vergelijkbare aanduiding is opgenomen, is ter plaatse van het nieuwe agrarische bouwvlak eveneens geen bedrijfswoning toegestaan;
  • k. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • l. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond is dat hervestiging van een agrarisch bedrijf op het omgezette dan wel opgeheven bouwvlak niet meer mogelijk is.

3.8.2 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
  • g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • h. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha, dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • i. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.

3.8.3 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch waar tevens de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 1 is opgenomen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom:
    • 1. sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoren;
    • 2. uitbreiding op gronden zonder de bestemming Waarde - Landschap - 1 niet mogelijk is;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
  • g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • h. door middel van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan, waarbij naast de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan ook aangetoond dient te worden dat de karakteristiek van de es(sen) als geheel behouden blijft en versterkt wordt.

3.8.4 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij;
  • b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

3.8.5 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
    • 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
    • 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    • 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • o. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
  • p. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
  • r. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • s. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

3.8.6 Ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m;
  • g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

3.8.7 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

3.8.8 Ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:

  • er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b, e, f en g;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.89;
  • d. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  • e. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in Bijlage 7;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. bed & breakfast;
  • h. evenementen;
  • i. extensieve dagrecreatie;
  • j. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide': tevens een dierenweide;
  • l. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • m. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties;

met dien verstande dat:

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.

Tabel 4.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   gehele bedrijf   100  
zorgboerderij (exclusief overnachten)   gehele bedrijf   200  

- = niet van toepassing.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneengebouwd te zijn;
  • d. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouw- vlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling (min./max.)  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen   één, tenzij middels een aandui- ding anders is aangegeven   -   750 m³   4,5 m   10 m   20/55°**  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   -   3 m   6 m   12°/55°**  
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen   -   500 m²   -   -   6 m   -  
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge   -   1.000 m²   -   5,5 m   12 m   12°/55°**  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'   -   bestaand*   -   5,5 m   12 m   12°/55°**  
overige bedrijfsgebouwen   -   volledig bouwvlak   -   5,5 m   12 m   12°/55°**  
- sleufsilo's
- voedersilo's
- mestsilo's  
-   -   -   -   2 m
15 m
6 m  
-  
luchtwassers   -   -   -   -   12 m   -  
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken   -   -   -   -   6 m   -  
erf- of terreinaf- scheiding:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlaken
- overige plaatsen  
-   -   -   -  
1 m
1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -  
3 m  
-  

- = niet van toepassing.

* = Zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:

  • a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding samen in geen geval meer bedragen dan 1,5 ha;
  • f. ter plaatse van gronden zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding samen in geen geval meer bedragen dan 2 ha.

4.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 4.2 onder e teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast.

4.4.3 Ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • d. mestopslag in mestsilo's is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken behorende bij mestzakken bedraagt ten hoogste 2 m.

4.4.4 Ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken is niet van toepassing op hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. lage permanente en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
  • c. de hoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. het oppervlak van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • e. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.4.5 Ten behoeve van regenkappen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • de bevoegdheid tot afwijken is uitsluitend van toepassing op behorende bij een fruitteeltbedrijf.

4.4.6 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht, of een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. aan de bevoegdheid tot afwijken inzake extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een bedrijfseconomisch duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. uitbreiding van de woning dient bij voorkeur plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt geen gebruikgemaakt indien er reeds twee of meer woningen op het perceel aanwezig zijn.

4.4.7 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingsoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', met inachtneming van het volgende:

  • a. het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.4.8 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij toepassing van de omgevingsvergunning zoals opgenomen in lid 4.6.2 en/of 4.6.3 tevens afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde afrastering behorende bij een paardenbak met een hoogte van ten hoogste 1,5 m toe te staan.

4.4.9 Realisatie bio-energie installatie

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio-energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 4.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. realisatie van de bio-energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de 'bio-energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  • d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag;
  • e. de bio-energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.4.10 Ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak tot 1,5 ha

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot overschrijding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de overschrijding van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen overschreden worden tot ten hoogste 1 ha;
  • e. er dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast;
  • f. overschrijding is niet toegestaan op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  • b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en er mag niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  • e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  • f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
  • h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw bij volwaardig agrarische bedrijven voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • d. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden;
  • e. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
  • o. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • p. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • q. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan met dien verstande dat trekkershutten wel zijn toegestaan en stacaravans niet;
    • 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25 waarvan ten hoogste 3 bestemd mogen worden voor een trekkershut;
    • 4. de trekkershutten dienen aansluitend aan de bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 5. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
    • 6. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 7. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast;
    • 8. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Horeca tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Horeca gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 12 lid 12.5;
    • 9. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Sport tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Sport gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 lid 19.3.2;
    • 10. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Wonen tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Wonen gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 23 lid 23.5;
  • r. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
    • 1. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
    • 2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
    • 3. de totale gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • s. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
    • 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    • 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.

4.6.2 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
  • c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.6.3 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden;
  • b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.6.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. het bedrijf niet is voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2 van toepassing blijven;
  • f. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);
  • e. het aantasten van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7.

4.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

4.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 4.1 onder d en e bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

4.8 Wijzigingsbevoegdheden
4.8.1 Ten behoeve van de realisatie van nieuwe agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de aanvrager aantoont dat de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond is dat hervestiging van een agrarisch bedrijf op het omgezette dan wel opgeheven bouwvlak niet meer mogelijk is;
  • d. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit- en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat - Intrekgebied of de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 2;
  • e. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1;
  • f. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand agrarisch bouwvlak niet mogelijk is;
  • g. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • h. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 4.1 onder d en e genoemde waarden;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • k. indien op het te saneren bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of een vergelijkbare aanduiding is opgenomen, is ter plaatse van het nieuwe agrarische bouwvlak eveneens geen bedrijfswoning toegestaan;
  • l. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

4.8.2 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
  • g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • h. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast;
  • i. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.

4.8.3 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden waar tevens de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 1 is opgenomen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom:
    • 1. sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoren;
    • 2. uitbreiding op gronden zonder de bestemming Waarde - Landschap - 1 niet mogelijk is;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak niet worden vergroot;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot 2 ha;
  • f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
  • g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • h. door middel van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan, waarbij naast de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan ook aangetoond dient te worden dat de karakteristiek van de es(sen) als geheel behouden blijft en versterkt wordt.'

4.8.4 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij;
  • b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 4.1 onder d en e genoemde waarden;
  • e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

4.8.5 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zodanig wijzigen dat –  indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
    • 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
    • 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    • 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast;
  • d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • o. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
  • p. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
  • r. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • s. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

4.8.6 Ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m;
  • g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

4.8.7 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • c. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast.

4.8.8 Ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d en e niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b en g;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
  • c. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
  • d. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. bed & breakfast;
  • g. evenementen;
  • h. extensieve dagrecreatie;
  • i. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • k. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - folly': uitsluitend een folly;

met dien verstande dat:

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.

Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   gehele bedrijf   100  
zorgboerderij (exclusief overnachten)   gehele bedrijf   200  

- = niet van toepassing.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouw- vlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling (min./ max.)  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen,   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   -   750 m³   4,5 m   10 m   20/55°*  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   -   3 m   6 m   12°/55°*  
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen   -   500 m²   -   -   6 m   -  
rijhal ten behoeve van een paar- denfokkerij > 70 Nge   -   1.000 m²   -   5,5 m   12 m   12°/55°*  
overige bedrijfsgebouwen   -   volledig bouwvlak   -   5,5 m   12 m   12°/55°*  
- sleufsilo's
- voedersilo's
- mestsilo's  
-   -   -   -   2 m
15 m
6 m  
-  
mestopslagplaten   -   -   -   -   3 m   -  
luchtwassers   -   -   -   -   12 m   -  
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken   -   -   -   -   6 m   -  
erf- of terreinaf- scheiding:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -   -  
1 m
1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m   -  

- = niet van toepassing.

* = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:

  • a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 5.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding samen in geen geval meer bedragen dan 1,5 ha;
  • f. ter plaatse van gronden zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding samen in geen geval meer bedragen dan 2 ha.

5.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemenin de vorm van serrestallen en boogstallen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 5.2 onder d teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast.

5.4.3 Ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a teneinde kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • c. mestopslag in mestsilo's is niet toegestaan.
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken behorende bij mestzakken bedraagt ten hoogste 2 m.

5.4.4 Ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a teneinde hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d mogen niet onevenredig worden aangetast.

5.4.5 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht, of een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. aan de bevoegdheid tot afwijken inzake extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een bedrijfseconomisch duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. uitbreiding van de woning dient bij voorkeur plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt geen gebruikgemaakt indien er reeds twee of meer woningen op het perceel aanwezig zijn.

5.4.6 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij toepassing van de omgevingsvergunning zoals opgenomen in lid 5.6.2 en/of 5.6.3 tevens afwijken van het bepaalde in lid 5.2 teneinde afrastering behorende bij een paardenbak met een hoogte van ten hoogste 1,5 m toe te staan.

5.4.7 Realisatie bio-energie installatie

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio-energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. realisatie van de bio-energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de 'bio-energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  • d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag;
  • e. de bio-energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

5.4.8 Ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak tot 1,5 ha

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 5.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot overschrijding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de overschrijding van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen overschreden worden tot ten hoogste 1 ha;
  • e. er dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast;
  • f. overschrijding is niet toegestaan op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • b. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  • c. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • d. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • e. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  • f. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  • g. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • h. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
  • i. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw bij volwaardige agrarische bedrijven voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • d. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden;
  • e. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk worden versterkt;
  • l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
  • o. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • p. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • q. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen, geldt tevens het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan met dien verstande dat trekkershutten wel zijn toegestaan en stacaravans niet;
    • 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25 waarvan ten hoogste 3 bestemd mogen worden voor een trekkershut;
    • 4. de trekkershutten dienen aansluitend aan de bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 5. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
    • 6. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 7. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast;
    • 8. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Horeca tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Horeca gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 lid 11.5;
    • 9. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Sport tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Sport gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 lid 19.3.2;
    • 10. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Wonen tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Wonen gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 23 lid 23.5;
  • r. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
    • 1. aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
    • 2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
    • 3. de totale gezamenlijk oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • s. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
    • 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    • 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.

5.6.2 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
  • c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

5.6.3 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden;
  • b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

5.6.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. het bedrijf niet is voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 5.2 van toepassing blijven;
  • f. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);
  • e. het aantasten van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in Bijlage 3.

5.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

5.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 5.1 onder c en d bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

5.8 Wijzigingsbevoegdheden
5.8.1 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
  • g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • h. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha, dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast;
  • i. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1.

5.8.2 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden waar tevens de dubbelbestemming Waarde - Landschap - 1 is opgenomen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom:
    • 1. sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoren;
    • 2. uitbreiding op gronden zonder de bestemming Waarde - Landschap - 1 niet mogelijk is;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
  • g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • h. door middel van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan, waarbij naast de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan ook aangetoond dient te worden dat de karakteristiek van de es(sen) als geheel behouden blijft en versterkt wordt.

5.8.3 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij;
  • b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 5.1 onder c en d genoemde waarden;
  • e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld.

5.8.4 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
    • 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
    • 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    • 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c en d niet onevenredig worden aangetast;
  • d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • o. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
  • p. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
  • r. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • s. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

5.8.5 ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m;
  • g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

5.8.6 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • c. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast.

5.8.7 Ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • b. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': uitsluitend een antennemast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteerbedrijf': tevens een composteerbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens een garagebedrijf uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf en kantoor': tevens een garagebedrijf uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten annex kantoor;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in veevoer': tevens een groothandel in veevoer uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwarenindustrie': tevens een houtwarenindustrie uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf': tevens een rietdekkersbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tuin- en parkmechanisatie': tevens een bedrijf gericht op tuin- en parkmechanisatie uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - trailerbouw': tevens een bedrijf gericht op trailerbouw uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf annex agrarisch loonbedrijf': tevens een transportbedrijf annex agrarisch loonbedrijf;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uv - desinfectiebedrijf': tevens een uv - desinfectiebedrijf;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf': tevens een waterwinbedrijf;
  • u. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • v. het verhandelen van ter plaatse vervaardigde goederen;

met dien verstande dat:

  • w. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneengebouwd te zijn;
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   -   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°  
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' en 'nutsvoorziening'   geen   -   -   -   -   -  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   3 m   6 m   -   20°/55°  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig bedrijfsbebouwing'   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
overige bedrijfsgebouwen   -   bestaand*   -   5,5 m   10 m   12°/55°  
erf- of terreinaf- scheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -   -  

1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze bevoegdheid is uitsluitend toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat het bestaande bebouwde oppervlak van agrarisch aanverwante bedrijven met ten hoogste 25% mag worden vergroot;
  • c. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • d. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Bedrijf gerealiseerd dient te worden;
  • e. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

6.3.2 Ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 6.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie van een biomassavergisting is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'.
  • b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch loonbedrijf;
  • c. realisatie van de biomassavergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • d. de gezamenlijke inhoud van de biomassavergistingsilo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  • e. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogte 80 ton per dag;
  • f. de biomassavergisting dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • f. per bedrijf mag de oppervlakte van het kantoor niet meer bedragen dan 50% van het totale vloeroppervlak met een maximum van 400 m² per bedrijf;
  • g. overige detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie;
  • h. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie;
  • i. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' buitenopslag niet is toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 onder a genoemd.

6.6 Wijzigingsbevoegdheden
6.6.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een bedrijf – vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
    • 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
    • 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    • 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  • c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • k. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • l. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • m. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • n. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
  • o. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • p. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
  • q. het bepaalde onder p is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.

6.6.2 Ten behoeve van een nieuw agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - landschapswaarden of Agrarisch met waarden -   Natuur en landschapswaarden, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven;
  • c. per bouwvlak wordt voorzien in ten hoogste één bedrijfswoning;
  • d. de omschakeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondgebonden veehouderijbedrijf, akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit- en sierteeltbedrijf of een boomkwekerij;
  • f. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat de wijziging naar een bouwvlak voor een fruit- en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat - Intrekgebied;
  • g. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde - landschap - 1 of Waarde - Landschap - 2;
  • h. de oppervlakte van het gewijzigde bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • k. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. evenementen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud/ oppervlak   max. goot-
hoogte  
max. bouw-
hoogte  
dakhelling min./max.  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²
 
3 m   6 m
 
20°/55°

 
bedrijfsgebouwen   -   bestaand*   -   8 m   12°/55°  
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -  

1 m
2 m  


1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   2,5 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire doeleinden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van masten bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Maatschappelijk  -  Militaire zaken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
  • b. het bebossen of beplanten met opgaand hout;
  • c. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen anders dan bij wijze van verzorging daarvan;
  • e. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;
  • f. het aantasten van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7.

8.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken of werkzaamheden waarvoor reeds een vergunning is verleend;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen voor het periodiek kappen van hakhout.

8.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in kampeermiddelen;
  • b. reparatie van kampeermiddelen;
  • c. tapijtenhandel;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. goot-
hoogte  
max. bouw-
hoogte  
dakhelling min./max.  
bedrijfswo- ning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand*   -   8 m   12°/55°  
vlaggenmast   -   -   -   8 m   -  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   2,5 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Artikel 10 Detailhandel - Tuincentrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum annex kwekerij;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   -   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   -   3 m   6 m   20°/55°  
bedrijfsgebou-en   -   bestaand*   -   5,5 m   10 m   12°/55°  
kassen   -   bestaand*   -   bestaand*   bestaand*   -  
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -    

1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, inclusief kassen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak, inclusief kassen, mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden, met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Detailhandel - Tuincentrum gerealiseerd dient te worden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1a, 1b en 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. evenementen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   -   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   -   3 m   6 m   20°/55°  
bedrijfsgebou- wen   -   bestaand*   -   5,5 m   10 m   12°/55°  
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -   -  

1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -     -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden, met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Gemengd gerealiseerd dient te worden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen in de vorm van nevenfunctie, met inachtneming van het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan;
  • b. ten behoeve van bebouwing geldt het volgende:
    • 1. voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende:
    • 1. het gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
    • 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25 waarvan ten hoogste 3 bestemd mogen worden voor een trekkershut;
    • 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan met dien verstande dat trekkershutten wel zijn toegestaan en stacaravans niet;
    • 4. de trekkershutten dienen aansluitend aan de bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 5. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 6. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 7. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • d. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • i. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
  • j. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • k. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café': tevens een café;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. evenementen.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud/
oppervlak  
max. goot- hoogte   max. bouw-
hoogte  
dakhelling  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²
 
3 m
 
6 m
 
20°/55°
 
bedrijfsgebouwen   -   bestaand*   5,5 m   10 m   12°/55°  
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -  

1 m
2 m  


1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden, met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Horeca gerealiseerd dient te worden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van een nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen, met inachtneming van het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan;
  • b. ten behoeve van bebouwing geldt het volgende:
    • 1. voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende:
    • 1. het gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
    • 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25 waarvan ten hoogste 3 bestemd mogen worden voor een trekkershut;
    • 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan met dien verstande dat trekkershutten wel zijn toegestaan en stacaravans niet;
    • 4. de trekkershutten dienen aansluitend aan de bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 5. het kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 6. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 7. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • d. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • i. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
  • j. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • k. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 13 Landhuis

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van landgoederen met landhuizen;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': het wonen daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemend': educatieve en culturele activiteiten met daaraan ondergeschikt kantoor en ondergeschikte horeca ten dienste van de activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': horeca en museumactiviteiten;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van landschapselementen, buitenplaatsen en parkinrichting, vijver en waterpartijen en het lanenstelsel;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. de in tabel 13.1 vermelde toegestane nevenfuncties;

met dien verstande dat:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.

Tabel 13.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
evenementen   gehele grondgebied   -  
bed&breakfast   -   -  
natuur- en milieueducatie, rondleidingen   -   100  
tentoonstellingsruimte, museum   -   500  
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  

- = niet van toepassing.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneengebouwd te zijn;
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./ max.  
woningen (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
bijgebouwen en overkappingen   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
overige bebouwing   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   4 m   -  

- niet van toepassing.

* Zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag is niet toegestaan;
  • b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar;
  • c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • d. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  • e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
  • f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 sub h ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de bestaande waarden zoals genoemd in lid 13.1 onder e worden niet onevenredig aangetast;
  • f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • g. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
  • h. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • k. de cultuurhistorische waarde van de gebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • n. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    • 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en trekkershutten, zijn toegestaan;
    • 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
    • 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 6. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Landhuis zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

13.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 13.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

13.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 13.1 onder e bedoeld, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid
13.6.1 Ten behoeve van omschakeling naar een andere hoofdfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de hoofdfunctie zoals aangegeven middels een functieaanduiding wijzigen in een andere hoofdfunctie, met inachtneming van het volgende:

  • a. het wijzigen van de hoofdfunctie dient bij te dragen aan het behoud van de kwaliteit van het landgoed;
  • b. de oppervlakte van de bebouwing mag uitsluitend worden vergroot indien de cultuurhistorische waarde niet wordt aangetast en de kwaliteiten van het landgoed worden vergroot;
  • c. de bestaande waarden zoals genoemd in lid 13.1 onder e worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de nieuwe hoofdfunctie dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdactiviteit;
  • g. buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. de nieuwe hoofdfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • i. de bestemming Landhuis blijft behouden.

13.6.2 Ten behoeve van de uitbreiding van bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de oppervlakte aan bebouwing te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien de waarden zoals opgenomen in lid 13.1 sub e niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de cultuurhistorische waarde van het landhuis en bijbehorend erf worden vergroot;
  • c. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gezondheidszorg, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. evenementen;

met dien verstande dat:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

met dien verstande dat:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud/
oppervlak  
max. goot-
hoogte  
max. bouw- hoogte   dakhelling  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   750 m³   4,5 m   10 m   20°/55°**  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²   3 m
 
6 m
 
20°/55°**  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  

-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze bevoegdheid is uitsluitend toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • b. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • c. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • d. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden, met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Maatschappelijk gerealiseerd dient te worden;
  • e. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. een urnenveld en/of urnenmuur;
  • c. een berging;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. opper- vlakte   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte  
berging   1   bestaand*   -   2,5 m   5 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en bos;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. houtoogst;
  • d. water;
  • e. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat': een mestplaat;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vlaggenmast': een vlaggenmast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum': een bezoekerscentrum inclusief ondergeschikte horeca;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein': een natuurkampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theehuisje': tevens een theehuisje;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, bruggen, paden, recreatieve voorzieningen en trafohuisjes.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum', 'specifieke vorm van wonen - theehuisje' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - natuurkampeerterrein' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum' bedraagt de hoogte dat met de maatvoeringaanduiding is aangegeven;
  • c. de hoogte van de vlaggenmast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vlaggenmast' bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de oppervlakte van de mestplaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat' bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • e. het bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum' bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - natuurkampeerterrein' is 1 gebouw toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
  • g. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' bedraagt ten hoogste 15 m;
  • h. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 8 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het beheer en het onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening van de terreinen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor het beheer en onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening;
  • b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bestaande natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aantasten van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in Bijlage 3.

16.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming of de gebiedsaanduiding betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds moeten worden gemeld in het kader van de Boswet.

16.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lig-, speel- en groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend een volkstuincomplex;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. evenementen.
17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens gebouwen mogen worden gebouwd met dien verstande dat per volkstuincomplex met een oppervlakte van ten minste 1 ha ten hoogste 1 niet voor bewoning bestemd gebouw met een oppervlak van 25 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m is toegestaan;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder a ten behoeve van de bouw van een beheergebouw en een tweede toiletgebouw met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 20 m².

17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de kavelgrootte per volkstuintje bedraagt ten hoogste 300 m²
  • b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het verwijderen van beplantingen welke dienen voor de landschappelijke inpassing van het terrein.

17.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

17.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig geschaad wordt.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kta': een kampeerterrein voor niet permanent te bewonen recreatiewoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktb': een kampeerboerderij alsmede voor een kampeerterrein voor kampeermiddelen met bijbehorende sanitaire voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer en horeca als ondergeschikte functie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktc': een vakantiepark met zomerhuizen, kampeermiddelen en bijbehorende voorzieningen zoals een receptiegebouw, sanitaire voorzieningen, een restaurant, een disco, sport- en spelvoorzieningen en een zwembad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktd': een natuurkampeerterrein voor uitsluitend mobiele kampeermiddelen en bijbehorende sport- en speelvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kte': een natuurkampeerterrein met ten hoogste 25 standplaatsen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktf': een kampeerterrein voor ten hoogste 70 kampeerplaatsen, 6 chalets en 2 trekkershutten met de bij het kampeerterrein behorende voorzieningen ten dienste van het kampeerterrein zoals een recreatieruimte, landwinkel, sanitairruimte, een onderhoudsruimte en horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten alsmede een bistro en restaurant (zonder bezorg- en of afhaalservice), met dien verstande dat de trekkershutten en chalets uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten en chalets';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamphuis': een kamphuis;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 1': een recreatiewoning;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij': een kampeerboerderij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend een solitaire recreatiewoning;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en water.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels.

18.2.1 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing'
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².

18.2.2 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kta'
  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. de recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • d. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen bedraagt ten minste 8 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen en recreatiewoningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • f. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
recreatiewoningen (inclusief berging en overkapping)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   60 m²   220 m³   2 m   6 m   25/-  
erf- of terrein- afscheidingen   -   -   -   -   2 m   -  
overige bouw- werken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

18.2.3 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktb'

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   1   -   750 m³   -   10 m   30/-  
overige bedrijfsgebouwen niet zijnde recreatiewoningen (exclusief bedrijfswoning)   -   600 m²   -   4 m   8 m   -  
erf- of terreinafscheidingen   -   -   -   -   2 m   -  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   6,5 m   -  

- = Niet van toepassing.

18.2.4 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktc'

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhel- ling min./ max.  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   2   -   750 m³   4,5 m   10 m   30/-  
zomerhuizen   25 per bruto ha   -   200 m³ (inclusief bijge- bouw/ berging)   3,5 m   -   -  
bedrijfsgebouwen (exclusief bedrijfswoning), maar inclusief zomerhuizen   -   zoals aangege- ven middels een aan- duiding   -   4 m   8 m   -  
erf- of terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -   -  

1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

18.2.5 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktd'

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. mobiele kampeermiddelen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. het aantal mobiele kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 30;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.

18.2.6 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kte'
  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 10 m;
  • d. de oppervlakte van de overige bebouwing bedraagt ten hoogste 300 m²;
  • e. het aantal mobiele kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 25;
  • f. de goothoogte van een stellage/observatietoren bedraagt ten hoogste 9,5 m;
  • g. de bouwhoogte van een stellage/observatietoren bedraagt ten hoogste 10,6 m;
  • h. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

18.2.7 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-ktf'
  • a. gebouwen, met uitzondering van trekkershutten mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. chalets en trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - trekkershutten en chalets;
  • d. parkeren is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte  
gebouwen waarvan:
- chalets
- trekkershutten
- landwinkel  
13
6
2
1  
825 m²
50 m²
30 m²
100 m²  

120 m³
75 m³  

2,2 m
2,2 m  
5,5 m
3,3 m
3,3 m
5,5 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel of een naar de weggekeerde zijgevel van het hoofdgebouw   -   -   -   -   1 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   2,5 m  

- = niet van toepassing.

18.2.8 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamphuis'

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. opper- vlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min. /max.  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   1     750 m³     10 m   30/-  
kamphuis   1   -   -   -   -   -  
overige bedrijfsgebouwen (exclusief bedrijfswoning)   -   zoals aange- geven middels een aandui- ding   -   4 m   8 m   -  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   6,5 m   -  

- = Niet van toepassing.

18.2.9 Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij'
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhel- ling min. /max.  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   1   750 m³   -   10 m   30/-  
overige gebouwen exclusief bedrijfswoning)   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   -  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   2 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

18.2.10 Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte  
recreatiewoning   zoals aangegeven middels een aanduiding   300 m³*   -   2,5 m   3,5 m  
erf- of terreinafscheidingen   -   -   -   -   3 m  

- niet van toepassing.

* Tenzij anders is aangegeven middels de maatvoeringsaanduiding 'maximumvolume'.

18.2.11 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 1'

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte  
recreatiewoning   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
erf- en terreinafscheiding   -   -   -   -   2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m  

* Zoals legaal aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kta'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 ten behoeve van:

  • a. de bouw van gebouwen van openbaar nut;

met inachtneming van het volgende:

  • b. de inhoud van gebouwen van openbaar nut bedraagt ten hoogste 50 m³;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken mogen niet onevenredig worden beperkt.

18.3.2 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktb'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 ten behoeve van:

  • a. het bouwen van dienstgebouwen buiten het bouwvlak;

met inachtneming van het volgende:

  • b. van de bevoegdheid tot afwijken voor de bouw van dienstgebouwen buiten het bouwvlak wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien het bebouwd oppervlak per dienstgebouw niet meer bedraagt dan 40 m², de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m en het totale bebouwde oppervlak buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 200 m².
18.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kte' en 'specifieke vorm van recreatie - ktf' zijn stacaravans en woonwagens niet toegestaan;
  • b. kampeerterreinen dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd te worden;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kta': het vellen, rooien of beschadigen van bomen en groenvoorzieningen en het bemalen of draineren van de grond alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktf': het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met meer dan 0,3 cm;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktf': het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktf': het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee in verband houdende constructies, installaties of apparatuur met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aanduiding van het perceel op het openbare leiding netwerk.

18.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 18.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

18.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig geschaad wordt.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend sportvoorzieningen in de vorm van een samenhangend complex van voorzieningen voor veldsporten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege met daarbij behorende voorzieningen zoals tredmolens en buitenrijbanen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein': uitsluitend een hondendressuurterrein met bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. evenementen;
  • g. horeca;

met dien verstande dat:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en lichtmasten, dienen binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
  • c. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud/ oppervlak   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./ max.  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   750 m³   4,5 m   10 m   30/-  
bijgebouwen en overkappingen   -   100 m²
 
3 m
 
6 m

 
20°/55°  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege'   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   12°/55°  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalig bedrijfsbebouwing'   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
overige bedrijfsgebouwen   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'manege'   -   -   -   6 m    
overige lichtmasten   -   -   -   16 m   -  
ballenvangers   -   -   -   7 m   -  
erf- of terreinaf- scheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   3 m   -  

- = Niet van toepassing.

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
  • b. uitbreiding van het bestaande bebouwde oppervlak is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • c. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • d. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden, met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Sport gerealiseerd dient te worden;
  • e. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

19.3.2 Ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen in de vorm van een nevenfunctie, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • b. per manege is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan;
  • c. ten behoeve van bebouwing geldt het volgende:
    • 1. voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • d. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende:
    • 1. het gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
    • 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    • 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en trekkershutten, zijn toegestaan;
    • 4. het kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • e. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • h. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • i. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • j. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
  • k. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • l. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. concoursen of andere sterk verkeersaantrekkende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'manege' zijn ten hoogste 2 maal per jaar toegestaan;
  • b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • c. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, verkeers- en informatieborden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten , tunnelbakken, tunnels, taluds, viaducten, bruggen, duikers, faunapassages, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, groen en water.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, bruggen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend seinhuisjes, transformatorstations, onderstations, schakelstations, relaishuisjes, wachtruimtes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 150 m² per gebouw;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte van masten en portalen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. verkeer te water;
  • c. oeverstroken;
  • d. schouwpaden;
  • e. extensieve dagrecreatie;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water ten behoeve van waterberging en waterhuishouding en bruggen.
22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis': een landgoed met een landhuis en bijbehorende gebouwen en terreinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tentenverhuur, tentenwas- en tentenreparatiebedrijf': tevens een tentenverhuur, tentenwas- en tentenreparatiebedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor, ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak': uitsluitend een paardenbak;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een hobbymatige paardenhouderij;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en paardenbakken;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. de in tabel 23.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
  • j. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 3;
  • k. bed & breakfast;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum;

met dien verstande dat:

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is een woning niet toegestaan.

Tabel 23.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  

- = niet van toepassing.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel gebouwd worden;
  • d. de afstand tussen de woning en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
  • f. verder geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. opper-
vlak  
max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte   dakhelling min./max.  
woningen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis'   één   2.018 m³   -   4,5 m
 
10 m
 
20°/55°*  
overige woningen (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven   750 m³   -   4,5 m
 
10 m
 
20º/55º*  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfsbebouwing'   -   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*   bestaand*  
overige bijgebouwen en overkappingen   -   -   100 m²   3 m

 
6 m


 
20º/55º*  
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken   -   -   -   -   6 m   -  
paardenbakken en lichtmasten ter
plaatse van de
aanduiding 'specifieke
vorm van wonen -
paardenbak'  
-   -   bestaand*   -   bestaand*   -  
erf- of terreinaf- scheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -   -  

1 m
2 m  
-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m   -  

- Niet van toepassing

* Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen

met dien verstande dat:

  • g. voor de reeds bestaande bijgebouwen boven de 100 m² het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 100 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Ten behoeve van het maximum oppervlak aan bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 teneinde het maximum oppervlak aan bijgebouwen te vergroten tot 250 m² met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouw van extra bijgebouwen noodzakelijk is voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten;
  • b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouw van extra bijgebouwen noodzakelijk is voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap;
  • c. er dient, buiten het bouwvlak van de betreffende woning, ten minste 1 ha grond in beheer te zijn;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

23.3.2 Ten behoeve van nieuwbouw bij voormalig agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder g teneinde nieuwbouw toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen plaats te vinden, hierbij geldt het volgende:
    • 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
    • 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    • 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  • b. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • b. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  • c. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  • d. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tentenverhuur, tentenwas- en tentenreparatiebedrijf' bedraagt de maximale oppervlakte in gebruik voor de opslag van tenten ten hoogste 700 m²;
  • f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn de nevenfuncties kleinschalig kamperen en plattelandskamers ook toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • c. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
  • e. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • k. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • l. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
  • m. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • n. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • o. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    • 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en trekkershutten, zijn toegestaan;
    • 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
    • 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
    • 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • p. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
    • 1. het aantal kamers op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' bedraagt ten hoogste 5, met dien verstande dat de oppervlakte per kamer ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. het aantal kamers op overige gronden bedraagt ten hoogste 1, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 50% bedraagt van het oppervlak van het bijgebouw met een maximum van 50 m²;
    • 3. de afstand tussen de plattelandskamers en het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 25 m;
  • q. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
    • 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    • 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.
23.6 Wijzigingsbevoegdheden
23.6.1 Ten behoeve van wijziging naar een agrarisch grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden of Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch grondgebonden bedrijf;
  • b. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven;
  • d. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden waar een Rood voor Rood-ontwikkeling heeft plaatsegevonden;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondgebonden veehouderijbedrijf, akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit- en sierteeltbedrijf of een boomkwekerij;
  • f. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit- en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 2 en/of aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat - Intrekgebied;
  • g. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1 of Waarde - Landschap - 2;
  • h. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • k. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

23.6.2 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen zodanig wijzigen dat vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden;

hierbij geldt het volgende:

    • 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
    • 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
    • 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • e. indien er sprake is van het bepaalde onder c dient er tevens een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;
  • f. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • g. na de bestemmingswijziging dient de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' gewijzigd te worden in een op de nieuwe bestemming toegesneden aanduiding die aangeeft dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • h. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • j. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • n. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • o. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • p. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;
  • q. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • r. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;
  • s. het bepaalde onder r is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • t. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
    • 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 24 Wonen - Woonwagenstandplaats

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonwagenstandplaats voor 1 woonwagen daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. verder geldt het volgende:
  max. aantal   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
standplaatsen   4 per bouwvlak   -   -    
woonwagen   1 per standplaats   100 m²   3,5 m   5 m  
bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen, beheer, onderhoud en bergingen   -   30 m² per standplaats   3 m   4 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
-   -   -

 


1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   2 m  

- = Niet van toepassing

24.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. per standplaats is ten hoogste 1 onderkomen of 1 woonwagen toegestaan;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan.

Artikel 25 Leiding - Gas - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten minste 114 mm, ten hoogste 219 mm en een druk van ten hoogste 40 bar.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat buitenopslag niet is toegestaan.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

25.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 25.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

25.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

25.5.4 Advisering over de omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 25.5.3.

Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

26.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 26.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

26.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

26.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 26.4.3.

Artikel 27 Leiding - Riool

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van ontgrondingen;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk (tot normaal spit- en ploegwerk worden niet gerekend het diepploegen en de aanleg van drainageleidingen);
  • e. het verrichten van grondophogingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen;
  • g. het ophogen of verbreden van een dijk.

27.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.4.3 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 27.4.2.

Artikel 28 Leiding - Water

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 28.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • g. het ophogen of verbreden van een dijk.

28.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

28.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 28.4.3.

Artikel 29 Waarde - Archeologie - 1

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen.

29.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 29.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 29.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

29.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 30 Waarde - Archeologie - 2

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.

30.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm of dieper dan 120 cm indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte' en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm of dieper dan 120 cm indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte' (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen.

30.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm of een diepte van ten hoogste 120 cm indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte' onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

30.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 31 Waarde - Archeologie - 3

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge tot zeer hoge archeologische waarde.

31.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 120 cm en zonder heiwerkzaamheden en ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'diepte' kan worden geplaatst.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 50 m² uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodem verlagen of afgraven van gronden dieper dan 50 cm of dieper dan 120 cm indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte';
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, die een bodemingreep tot gevolg hebben;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen.

31.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 31.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 31.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. een diepte hebben van ten hoogste 120 cm onder maaiveld en de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte'.

31.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 32 Waarde - Archeologie - 4

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van beschermde archeologische monumenten.

32.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

Artikel 33 Waarde - Landschap - 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de essen, te weten:

  • a. openheid;
  • b. reliëf;

met dien verstande dat:

  • c. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1, artikel 4 lid 4.1 en artikel 5 lid 5.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.
33.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3, 4 en 5 de volgende regels:

  • a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en e op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
  • b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
  • c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.8.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
  • d. bouwvlakvergroting zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.8.2, artikel 4 lid 4.8.2 en artikel 5 lid 5.8.1 is op gronden met deze dubbelbestemming niet toegestaan;
  • e. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid 6.6.2 en artikel 23 lid 23.6.1 is op gronden met deze dubbelbestemming niet toegestaan.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het aanbrengen van opgaande beplanting uitgezonderd erfbeplanting;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).

33.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 33.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden binnen een bouwvlak;
  • b. reeds vergunningplichtig zijn ingevolge de andere voor deze gronden geldende bestemming(en);
  • c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

33.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden, zoals in lid 33.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 33.1 bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 34 Waarde - Landschap - 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarden - Landschap - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, te weten:

  • a. openheid;

met dien verstande dat:

  • b. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1, artikel 4 lid 4.1 en artikel 5 lid 5.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan, met uitzondering van omschakeling op de gronden met de aanduiding 'kas' of de specifieke bouwaanduiding 'regenkappen'.

34.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3, 4 en 5 de volgende regels:

  • a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en e op gronden met deze dubbelbestemming niet zijn toegestaan; deze bepaling is niet van toepassing op de gronden met de aanduiding 'kas' of de specifieke bouwaanduiding 'regenkappen';
  • b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming niet zijn toegestaan;
  • c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit-, sierteelt- en boomkwekerij, zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3.8.1 en artikel 4, lid 4.8.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan;
  • d. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid 6.6.2 en artikel 23 lid 23.6.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het aanbrengen van opgaande beplanting uitgezonderd erfbeplanting;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

34.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden binnen een bouwvlak of op de gronden waarop mag worden gebouwd ingevolge een bevoegdheid tot afwijken voor overschrijding van het bouwvlak;
  • b. reeds vergunningplichtig zijn ingevolge de andere voor deze gronden geldende bestemming(en);
  • c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. plaatsvinden op de gronden met de aanduiding 'kas' of de specifieke bouwaanduiding 'regenkappen'.

34.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden, zoals in lid 34.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 34.1 bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 35 Waterstaat - Intrekgebied

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat – Intrekgebied aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.

35.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
    • 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.

35.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.1 teneinde in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap vooruit-principe.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 35.1 en onverlet het bepaalde onder a en b kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe.

Artikel 36 Waterstaat - Waterbergingsgebied

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden.

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 36.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en de wateropvang niet belemmerd wordt. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het waterschap omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van het waterbergingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de bestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage.

36.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 36.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

36.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud, het beheer en de verbetering van (hoofd)waterkeringen, alsmede voor de afvoer van water, sediment en ijs, de waterhuishouding en/of verkeer te water met de daarbij behorende voorzieningen.

37.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 37.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 38 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

39.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  • d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
    • 1. artikel 6, lid 6.2 sub d4;
    • 2. artikel 19, lid 19.2 sub b4;
    • 3. artikel 23, lid 23.2 sub f4.
39.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
39.3 Herbouw (bedrijfs)woningen

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen.

Artikel 40 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 41 Algemene gebruiksregels

  • a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  • b. Het gebruik van plattelandskaders voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  • c. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  • d. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

42.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' de volgende regels:

  • a. de gronden zijn bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening en de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van drinkwatervoorziening;
  • b. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
    • 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b teneinde in grondwaterbeschermingsgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruit-principe.
  • e. in afwijking van het bepaalde a onverlet het bepaalde onder c en d kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe;
  • f. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 en artikel 4 lid 4.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan;
  • g. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit-, sierteelt- en boomkwekerij zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.8.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan.
42.2 milieuzone - waterwingebied

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' de volgende regels:

  • a. de gronden zijn bestemd voor puttenvelden ten dienste van de openbare drinkwaterwinning met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en openbare terreinen;
  • b. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • c. het oppervlak van ieder gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b tot en met e indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

42.3 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in:

42.4 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' het bepaalde in:

42.5 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied verwevingsgebied' het bepaalde in:

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

43.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 41 ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte of nieuw te plaatsen woonunit, met inachtneming van het volgende:

  • a. een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 75 m² bedraagt;
  • d. een afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  • e. indien er op het perceel geen geschikt bijgebouw aanwezig is, is op grond van doelmatigheidsmotieven het plaatsen van een tijdelijke woonunit toegestaan;
  • f. tijdelijke woonunits mogen op of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden;
  • g. de tijdelijke woonunit dient landschappelijk ingepast te worden;
  • h. een verzoek om afwijking wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan.
43.2 Vergroten inhoudsmaat Sallandse boerderijvorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van de vergroting van de inhoudsmaat van Sallandse boerderijen met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximum inhoud van 750 m³ overschreden mag worden indien er sprake is van het betrekken van een deel bij de woning;
  • b. de bestaande afmetingen van dat gebouw mogen niet worden vergroot;
  • c. de Sallandse boerderijvorm dient in stand te worden gehouden.
43.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  • c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

43.4 Kleinschalige windenergie

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten einde de realisatie van windenergie mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. bouwwerken ten behoeve van de realisatie van windenergie is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bouwwerk voor de realisatie van windenergie toegestaan;
  • c. de hoogte van een bouwwerken voor de realisatie van windenergie bedraagt ten hoogste 25 m.

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

44.1 Woningsplitsing karakteristieke panden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 4, 5, 6 of 8 een karakteristiek hoofdgebouw betreft;
  • c. woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  • f. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  • g. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • h. woningsplitsing in 3 woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt;
  • i. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven;
  • j. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  • k. bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
  • l. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
44.2 Realisatie woning in een karakteristiek bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van een extra woningen in een karakteristiek gebouw of monument dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. het realiseren van een woning in een bijgebouw is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 4, 5, 6 of 8 een karakteristiek bijgebouw betreft;
  • c. de realisatie van een woning in een bijgebouw, gelegen op gronden binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is niet toegestaan;
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze gebouwen;
  • f. de cultuurhistorische waarde van deze gebouwen wordt niet aangetast;
  • g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;

met dien verstande dat:

  • h. het gebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het bijgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  • i. bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij deze nieuwe woning.
44.3 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3 of Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
44.4 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  • c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

Artikel 45 Overige regels

45.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

45.2 Relatie

Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' zijn 2 of meer bouwvlakken gekoppeld en gelden de volgende regels:

  • a. voor de toepassing van:
    • 1. gebruiksregels;
    • 2. bouwregels;
    • 3. afwijkingsbevoegdheden;
    • 4. wijzigingsbevoegdheden;

worden de gekoppelde bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt;

  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de betreffende regel voortvloeit uit de op het bouwvlak opgenomen aanduiding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 46 Overgangsregels

46.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

46.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 47 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe 1e herziening'.