direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Wijzigingsplan Buitengebied Olst-Wijhe - De Groote Vloedgraven
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2014001006-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de gemeente Olst-Wijhe wil Waterschap Groot Salland, als onderdeel van de landinrichting Olst-Wesepe, diverse bergingen aanleggen en een tweetal watergangen aanpassen. Het betreft:

  • 1. de aanleg van een langsberging naast de Groote Vloedgraven;
  • 2. De aanleg van een tweetal waterbergingen. Te weten waterberging 6 langs de Groote Vloedgraven en waterberging 12 bij de Soestwetering;
  • 3. Het graven van een nieuwe watergang bij Wesepe.
  • 4. Het verplaatsen van de watergang bij Frank Jansen.


De locaties van deze maatregelen zijn weergegeven op het figuur in paragraaf 2.1.

De aanleg van de langsberging naast de Zandwetering is mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan "Buitengebied". Op basis van dat bestemmingsplan is de aanleg van de waterbergingen 6 en 12 en de langsberging naast de Groote Vloedgraven alsmede de omlegging en realisatie van (nieuwe) watergangen niet toegestaan. Wel is het mogelijk om onder voorwaarden wijzigingsbevoegdheden uit dit plan toe te passen. Om tot wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied" over te kunnen gaan is het van belang een wijzigingsplan op te stellen met de onderbouwing hiervoor. Dit wijzigingsplan voorziet daar in.

1.2 Het plangebied

De maatregelen in dit bestemmingsplan maken onderdeel uit van het project Landinrichting Olst-Wesepe). Onderstaand figuur geeft een overzicht van het plangebied voor deze landinrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2014001006-0301_0001.jpg"

Figuur: projectgebied landinrichting Olst-Wesepe

Met dit wijzigingsplan worden twee waterbergingen in en langs de watergangen Groote Vloedgraven en Zandwetering, een langsberging langs de Groote Vloedgraven, de omlegging van de watergang (bij 'Frank Jansen') en de aanleg van een nieuwe watergang (ten zuiden van Wesepe) mogelijk gemaakt. Het plangebied betreft dan ook verschillende gebieden langs deze watergangen. De onderstaande afbeelding geeft het plangebied van dit wijzigingsplan aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2014001006-0301_0002.jpg"

figuur: Plangebied wijzigingsplan Buitengebied Olst-Wijhe - De Groote Vloedgraven

1.3 Planologische regeling

Zoals aangegeven is het geldende bestemmingsplan voor het plangebied het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Olst-Wijhe. Voor het plangebied zijn de bestemmingen "Agrarisch", "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden", "Verkeer" en "Water" van toepassing. Daarnaast is sprake van de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 2".

De gewenste watergangen passen binnen de bestemming "Water", maar niet in de bestemmingen "Agrarisch", "Agrarische met waarden - Landschapswaarden" en "Verkeer". De bestemming "Verkeer" hoeft voor de nieuwe watergang niet gewijzigd te worden, omdat de benodigde voorzieningen voor de watergang mogelijk zijn binnen deze bestemming. De nodige voorzieningen voor de watergangen (bijvoorbeeld duikers en bruggen) zijn binnen die bestemming bij recht toegestaan. De waterbergingen passen binnen de bestemmingen "Natuur".

In de agrarische bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de wijziging van deze bestemming naar de bestemmingen "Natuur" en "Water". Bij de wijziging van het plan moet rekening worden gehouden met de volgende voorwaarden:

  • 1. Een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie. Deze voorwaarde geldt alleen voor wijziging naar de bestemming 'Natuur';
  • 2. Er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

De eigendomssituatie van de gronden is dusdanig dat voldaan wordt aan de eerste voorwaarden (ad. 1). De gevolgen van de ontwikkeling voor de omringende bestaande bestemmingen (ad. 2) wordt beschreven in hoofdstuk 4.

De dubbelbestemmingen leiden tot een onderzoeksplicht bij bodemingrepen (dieper dan 50 cm onder maaiveld) met een omvang van ten minste 2.500 m2 (Waarder - Archeologie - 1) of ten minste 5.000 m2 (Waarde - Archeologie - 2). Een archeologische onderzoek is niet nodig, omdat de afgravingen niet dieper zijn dan 50 cm. Zie verder parargaaf 4.2.1 Archeologie.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van het project. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een beschrijving gemaakt van het beleid, dat een relatie heeft met het plangebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 staat een beschrijving van de toetsing en de uitvoerbaarheid van het project in relatie tot de diverse omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid (inclusief grondexploitatie). Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een juridische beschrijving van het plan gegeven.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

Binnen de landinrichting Olst-Wesepe zijn drie projectplannen opgesteld en vastgesteld door het bestuur. De maatregelen waarvoor dit wijzigingsplan wordt opgesteld maken deel uit van het 4e projectplan, wat betrekking heeft op de wateropgaven in de landinrichting Olst-Wesepe. Het 4e projectplan is eind september 2014 vastgesteld. Met de geplande maatregelen wordt invulling gegeven aan de opgave vanuit Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water.

Het 4e projectplan voorziet in de volgende maatregelen:

  • aanleg landbouwbergingen
  • aanleg waterberging
  • aanleg langsberging Zandwetering en Groote Vloedgraven
  • realisatie beplanting langs de Zandwetering en Groote Vloedgraven
  • aanleg vispassages
  • renovatie stuwen.

De aanleg van de langsberging naast de Zandwetering is mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan "Buitengebied". Op basis van dat bestemmingsplan is de aanleg van de waterbergingen 6 en 12 en de langsberging naast de Groote Vloedgraven alsmede de omlegging en realisatie van (nieuwe) watergangen niet toegestaan.

Dit wijzigingsplan voorziet in een planologische regeling voor de onderdelen 'aanleg waterberging', 'aanleg langsberging Groote Vloedgraven', 'omlegging watergang Frank Jansen' en 'nieuwe te graven watergang Wesepe'.

In het projectplan wordt voorzien in landbouwbergingen, waterbergingen en langsbergingen:

  • Landbouwbergingen zijn waterbergingen met als doel tijdelijk water te bergen tijdens perioden met grote hoeveelheden neerslag. Naast waterberging heeft het lage perceel ook een landbouwkundige functie.
  • Waterbergingen zijn nodig om tijdens piekafvoeren het overtollig water te kunnen opvangen. De percelen worden afgegraven. De mate van afgraven wordt afgestemd op de gewenste grondwaterstanden van de omliggende percelen (GGOR).
  • Langsbergingen zijn begingen waarbij op enkele locaties de huidige schouwpaden worden vergraven tot flauw oplopende taluds op zomerpeil. Daarnaast wordt een extra strook van 8,5 m breedte vergraven tot op zomerpeil. Het streefbeeld van deze strook is moerasruigte.

De landbouwgronden die in het projectplan zijn aangewezen voor waterberging dan wel langsberging verliezen hun agrarische bestemming. Het streefbeeld van de bergingen is moerasruigte. Een wijziging van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. De nieuwe bestemming voor deze gronden is 'Natuur'.

Bij de verschillende bergingen zijn de volgende gegevens van toepassing:

  oppervlakte (m2)   subdoel berging  
waterberging 6   34.375   botanische waarden  
waterberging 12   110.369   moerasruigte  
langsberging
Groote Vloedgraven  
89.578   moersasruigte  

Bij de locatie Frank Jansen wordt de bestaande watergang omgelegd. Dit is de watergang die ook langs de Vettewinkelweg - westelijk van Broekland - loopt. Daarnaast worden ten zuiden van het dorp Wesepe twee leggerwatergangen met elkaar verbonden door een nieuwe leggerwatergang te graven. De profielen van de watergangen zijn vergelijkbaar met de profielen van de aanwezige legger-watergangen. Met het verbinden van deze twee legger-watergangen wordt een klacht uit het gebied opgelost. Voor de watergangen wordt de agrarische bestemming gewijzigd in de bestemming 'Water'.

Deze gegevens zijn van belang in verband met het toetsingskader archeologie dat blijkt uit de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" van het bestemmingsplan "Buitengebied" (zie ook 1.3).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit wijzigingsplan. Gezien de kleinschaligheid van de voorgestelde ontwikkeling, is rijksbeleid hiertoe niet van belang. Er zijn geen rijksbelangen in het geding. Ook is er geen gemeentelijk beleid van toepassing op de voorgestelde maatregelen. Er wordt daarom alleen ingegaan op het provinciaal en sectoraal beleid, dat een relatie heeft met de genoemde ontwikkeling en/of het plangebied.

3.1 Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie Overijssel zijn het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Dit is hét provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

Water is een belangrijk kenmerk van het Overijsselse landschap en een veerkrachtig watersysteem is een belangrijke duurzame factor. Het watersysteem van brongebieden, beken, weteringen, rivieren, watervlakten is een essentieel onderdeel van de identiteit en de ontstaansgeschiedenis van Overijssel. De zichtbaarheid, toegankelijkheid, uitstraling en ruimtelijke continuïteit van het stelsel kunnen aanmerkelijk verbeteren. De waterlopen (beken, weteringen, aanvoerkanalen) moeten in de komende periode zowel vanuit kwantitatief oogpunt (vergroting van het bergend vermogen) als vanuit kwalitatief oogpunt (schone waterstructuren over zo lang mogelijke lengte schoon houden) een opknapbeurt krijgen.

De verandering van het klimaat leidt tot hogere waterstanden, heftiger neerslagpatronen en langere droogteperioden. Langdurige droogte leidt tot een – periodiek – grotere watervraag voor zaken als drinkwater, beregening, koelwater voor elektriciteitscentrales en voor recreatie en verkoeling. Om hierop voorbereid te zijn is nu actie nodig op gebied van waterveiligheid, wateroverlast en watercondities. De watersystemen moeten meer ruimte te krijgen, om extreme situaties op te vangen. Voor "Watersysteem en klimaat" wordt in de Omgevingsvisie aangegeven dat veilig, schoon en gezond water een basisvoorwaarde is voor het leven van mens, plant en dier. Klimaatverandering noodzaakt ons nu maatregelen te nemen en ons voor te bereiden op mogelijke lange termijn effecten. De te nemen maatregelen kunnen tegelijkertijd benut worden om de zichtbaarheid en beleefbaarheid van het watersysteem te vergroten.

Op de kaart 'Ontwikkelingsperspectieven Groene omgeving' is op hoofdlijnen weergegeven welke ontwikkelingsperspectieven de provincie in de groene omgeving zien. Voor het plangebied van dit wijzigingsplan is de "Zone Ondernemen met natuur en water" relevant. Deze onderschrijft de in dit plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen.

Het perspectief op provinciaal/regionaal niveau is om, via private initiatieven en de realisering van de EHS, gebieden met hoge natuurwaarden (weer) in een onderling verband te brengen en gelijktijdig de regionale economie te versterken. Hierdoor ontstaat er een samenhangend netwerk van gebieden waar plant- en diersoorten stevige levensgemeenschappen kunnen ontwikkelen, waar natuurlijke processen weer vrij spel kunnen krijgen, waartussen vrije uitwisseling van plant en dier mogelijk is en waar de economische potenties van natuurkwaliteit optimaal benut worden. Dit raamwerk levert mooie, stoere landschappen op waar het goed toeven is.

De locaties voor de voorgestelde maatregelen (waterberging en nieuwe waterloop) maken deel uit van de 'Zone Ondernemen met natuur en water'.

3.2 Waterbeheerplan 2010-2015

In het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Groot Salland (WGS) zijn de beleidsopgaven voor de komende jaren vastgelegd. Deze opgaven vloeien voort uit Europees, nationaal en regionaal beleid. WGS brengt de opgaven uit dit beleid zoveel mogelijk integraal en op projectmatige basis in uitvoering. Hiervoor is het programma 'Ruimte om te Leven met Water' opgezet. Eén van de watergangen die binnen dit programma valt is de Groote Vloedgraven. Het doel van project de Groote Vloedgraven is om het stroomgebied zo in te richten dat aan bovengenoemd beleid wordt voldaan.

Binnen de landinrichting Olst-Wesepe zijn al eerder drie projectplannen vastgesteld. Het vierde is eind september 2014 vastgesteld. De in de eerste twee projectplannen genoemde werkzaamheden zijn grotendeels uitgevoerd.

  • 1. Het 1ste projectplan betreft het vergraven van een watergang aan de Spekschateweg in Heeten en het terugbrengen van de waterberging 'boeren met water' te Wesepe in de oude landbouwkundige staat.
  • 2. Het 2de projectplan betreft het aanleggen van twee landbouwbergingen: Stokvisweg te Heeten en Holstweg nabij Den Nul.
  • 3. Het 3de projectplan betreft het aanleggen van acht landbouwbergingen, hoofdzakelijk in de gemeente Raalte en 1 in de gemeente Olst-Wijhe.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op enkele onderdelen van het 4e projectplan als onderdeel van de landinrichting Olst-Wesepe. De locaties voor de voorgestelde maatregelen (waterberging en waterlopen) maken deel uit van de "Zone Ondernemen met natuur en water". De maatregelen passen binnen het daarvoor opgenomen beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten / onderzoek

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit wijzigingsplan. Het uitgangspunt voor het plan is dat een goede woon- en leefomgeving ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.1.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het voortbestaan van specifieke habitattypen en soorten, zoals opgenomen in de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992), wordt met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden gegarandeerd.

De locaties voor de waterberging/langsberging en de nieuw te graven watergang liggen niet in of nabij een Natura 2000-gebied. De locaties maken geen deel uit van de EHS, maar bevinden zich wel in de nabijheid van EHS gebieden (zie onderstaande figuur). Gebiedsbescherming is niet aan de orde, ook gezien de aard van het voornemen. Dit wijzigingsplan beoogt immers de omzetting van een agrarische bestemming naar een natuur- dan wel waterbestemming. Deze nieuwe bestemming sluit aan bij de omringende EHS-gebieden en is eveneens passend binnen de ontwikkelingsperspectieven van de "Zone Ondernemen met natuur en water" (zie ook paragraaf 3.1 Omgevingsvisie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2014001006-0301_0003.jpg"

figuur: zone ondernemen met natuur en water ( groen gestippeld) en EHS (groen)

4.1.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Deze schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. De omvorming naar de bestemming "Natuur" dan wel de bestemming "Water" heeft geen negatief effect op de op de locatie voorkomende soorten. Het wijzigingsplan veroorzaakt geen conflicten met de Flora- en faunawet.

In het projectplan worden werkzaamheden beschreven die plaatsvinden op intensieve landbouwpercelen. Op deze intensieve weilanden zijn geen soorten te verwachten die vanuit de Flora- en faunawet bescherming vragen. Er is bewust gekozen de uitvoering plaats te laten vinden na de zomervakantie. Dit is voor de flora en fauna de meest gunstige periode.

De kans op ruigtekruiden en ongedierte wordt mogelijk vergroot door de aanleg van de natuurvriendelijke oevers en de waterbergingen. De natuurvriendelijke oevers en bergingen worden minder vaak gemaaid en onderhouden dan de oevers in de oorspronkelijke situatie. Indien overlast ontstaat door overhangende begroeiing of door ingroei naar het aanliggende perceel kan de aanliggende eigenaar contact opnemen met het waterschap. De frequentie van het maaibeheer kan tijdelijk opgevoerd worden om nadelige effecten te beperken indien blijkt dat dit nodig is.

Quick scan

De ontwikkelingen in het plangebied kunnen invloed hebben op eventueel aanwezige (beschermde) soorten. Het is belangrijk dat dit onderzocht wordt. Door het waterschap is daarom een quick scan uitgevoerd om te kunnen bepalen of er bijzondere natuurwaarden in de af te graven percelen voorkomen. Wanneer er bijzondere waarden voorkomen moet hier tijdens de aanleg rekening mee worden gehouden. Wanneer er soorten voorkomen die in de flora en faunawet als beschermde soorten worden aangemerkt moet er eventueel ook een ontheffing worden aangevraagd. Er zijn geen door de Flora en Faunawet beschermde soorten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht. Er hoeft geen ontheffing voor de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. De voorgenomen werkzaamheden kunnen plaatsvinden met gebruikmaking van de gedragscode flora en fauna voor waterschappen. De uitvoering dient plaats te vinden buiten het broedseizoen.


De quick scan ecologie is opgenomen als bijlage 2 Quick scan ecologie bij de toelichting van dit wijzigigsplan.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden is de Monumentenwet van toepassing.

4.2.1 Archeologie

De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

De gemeente Olst-Wijhe heeft op 4 oktober 2010 eigen archeologiebeleid vastgesteld. De archeologische verwachtingskaart maakt voor het grondgebied van de gemeente Olst-Wijhe duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden. De kaart is hiervoor opgedeeld in drie zones:

  • hoge archeologische verwachting;
  • middelhoge archeologische verwachting;
  • lage archeologische verwachting.

Voor het grootste deel van het buitengebied is de archeologische verwachtingswaarde laag. In het buitengebied komt een aantal actuele archeologische waarden voor. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in archeologische waarden en essen. De essen zijn vanouds verblijfplaatsen die op zichzelf landschappelijke en cultuurhistorisch waardevol zijn. Daarnaast zijn het belangrijke vindplaatsen van archeologische vondsten.

In het buitengebied vinden ontwikkelingen plaats die het bodemarchief kunnen aantasten. In feite betreft dit alle ontwikkelingen die de bodem dieper dan 50 cm beroeren. Voorbeelden zijn, diepploegen, aanleg van drainage of leidingen, graven van sloten of het realiseren van funderingen (dieper dan 50 cm) van gebouwen. Ook de aanleg van verhardingen en bebouwing kan het bodemarchief aantasten, omdat na realisatie niet, of tegen relatief hoge kosten, nog onderzoek gedaan kan worden naar het bodemarchief. In de praktijk blijkt overigens dat het gangbare agrarisch grondgebruik en -bewerking normaal plaats kan vinden, omdat deze niet dieper dan 50 cm plaatsvindt.

De bergingen 6 en 12 en de langsberging lang de Groote Vloedgraven liggen in een middelhoge verwachtingswaarde op de archeologische verwachtingskaart. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij bergingen groter dan 5.000 m2 en afgraving dieper dan 50 cm. De bergingen zijn groter dan 5.000 m2 . De afgravingen zijn echter niet dieper dan 50 cm. Een archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

4.2.2 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

In dit wijzigingsplan zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding. Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkelingen.

4.3 Water

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige manier in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

In het 4e Ontwerp-projectplan wateropgaven in Olst-Wesepe wordt door het waterschap aangegeven dat de voorgenomen maatregelen uit het projectplan zullen bijdragen aan een verbetering van de waterhuishouding en de waterkwaliteit binnen het stroomgebied van de Groote Vloedgraven, Zandwetering en de Soestwetering.

Creëren van meer ruimte voor water door de aanleg van berging heeft als effect dat tijdens piekafvoeren water kan worden vastgehouden en geborgen. Afwenteling van wateroverlast naar benedenstroomse gebieden wordt beperkt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de beleidsopgaven vanuit WB 21 en Waternood.

De peilen blijven afgestemd op de huidige functie van het gebied. Hiermee wordt invulling gegeven aan GGOR.

Het creëren van water/landbouw berging levert ruimte op voor de ontwikkeling van meer water- en oeverbegroeiing in het profiel. In combinatie met meer opgaande beplanting, meer variatie in het profiel en zes vispasseerbare stuwen, is de verwachting dat met deze maatregelen de doelen voor de KRW gerealiseerd worden.

De vrijkomende grond wordt in de buurt van de bergingen verwerkt op (landbouw)percelen en (boeren)erven. De grond wordt zo verwerkt dat dit een positieve bijdrage aan de agrarische bedrijfsvoering en aan het watersysteem (waterkwaliteit) levert.

Er worden door het graven van de watergangen geen tot beperkte hydrologische effecten verwacht. De huidige kavelsloten worden weer aangesloten.

4.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan een kleinere richtafstand aangehouden worden.

Dit wijzigingsplan maakt geen bedrijfsactiviteiten mogelijk. Het betreft hier de omzetting van een agrarische bestemming naar de bestemming "Natuur" (voor de twee waterbergingslocaties en de langsberging) dan wel de bestemming "Water" (voor de nieuwe waterlopen). Er is geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder. Vanuit de milieuzonering bestaan geen beperkingen voor het wijzigingsplan.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik en geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

De gemeente Olst-Wijhe heeft een Nota Bodembeheer en heeft een Bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Vrijkomende grond wordt op basis van deze bodemkwaliteitskaarten grensoverschrijdend binnen deze gemeente toegepast, zónder extra uit te voeren milieuhygiënische bodemonderzoeken. Wel moet eerst met een historisch onderzoek worden nagegaan of er geen sprake is van verdachte omstandigheden (waardoor eventueel alsnog onderzoek moet plaatsvinden). Dit ter beoordeling door de gemeenten. Daarnaast kan in overleg met de gemeente onverdachte grond zonder onderzoek op nabijgelegen percelen worden verwerkt mits wordt voldaan aan de voorwaarden voor 'tijdelijke uitname' uit het Besluit Bodemkwaliteit.

Ten behoeve van de voorgenomen maatregelen is een vooronderzoek landbodems gedaan (Beperkt Vooronderzoek landbodem o.b.v. NEN5725 RVK Olst - Wesepe Landbouwbergingen nr. 6, 7, 8, 10, 12 en langsbergingen. Juli 2014). Het beperkt vooronderzoek heeft betrekking op de locaties ter plaatse van de beoogde waterbergingen en heeft een tweeledig doel:

  • aanduiden of de percelen milieuhygiënisch gezien al dan niet onverdacht zijn;
  • toetsen of de nieuwe bodem (ná ontgraven) aan de nieuwe functie als waterbodem voldoet.

Ter plaatse van de percelen t.b.v. de aanleg van waterbergingen en de langsbergingen kan het volgende gezegd worden:

  • a. Er zijn milieuhygiënisch gezien géén belemmeringen voor eventuele bestemmingsplanwijzigingen. Er zijn géén voormalige vuilstorten en géén saneringslocaties aanwezig waarbij een verontreinigde laag als nieuwe bodem bloot komt te liggen.
  • b. Voor zover bekend hebben er ter plaatse van de landbouwberging beoogde percelen, géén voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten plaatsgevonden.
  • c. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Olst-Wijhe kan gebruikt kunnen worden bij grondverzet. (Opmerking: Dit dient door de gemeente goedgekeurd te worden en voorafgaand aan toepassen dient een melding bij de gemeente te worden gedaan via landelijk Meldpunt bodemkwaliteit).
  • d. De bodem die na afgraving ontstaat als nieuwe bodem van de waterbergingen, zal onder de bodemkwaliteitskaart als ondergrond geclassificeerd zijn als zone Landbouw/natuur en voldoet daarmee kwalitatief ruimschoots aan de functie van waterbodem.
  • e. De bodem van de waterberging wordt formeel een waterbodem, welke onder kwaliteitsbeheer van het waterschap komt te vallen.

Vanuit het aspect bodem bestaan aldus geen beperkingen voor het wijzigingsplan. Het Beperkt vooronderzoek landbodems is opgenomen als bijlage 1 Beperkt Vooronderzoek landbodem bij de toelichting van dit wijzigingsplan.

Tevens is een advies uitgebracht met betrekking tot de kwaliteit en geschiktheid van vrijkomende grond uit de waterbergingen. Het onderzoek bestond uit een bureaustudie. Daarnaast zijn boringen verricht om de bodem ter plaatse te onderzoeken op geschiktheid voor hergebruik voor landbouwkundige ophogingen en aanvullingen en eventuele geschiktheid voor toepassing in kaden. De iInzetbaarheid van de aangetroffen grond is per berging verschillend.

4.6 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarde die in de wet is vastgelegd.

Wanneer niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

De voorgestelde maatregelen zijn op grond van de Wgh niet geluidgevoelig. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Vanuit het aspect geluid bestaan geen beperkingen voor het wijzigingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Dit wijzigingsplan betreft locaties voor waterberging/langsberging en de nieuwe waterlopen. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan (de verslechtering van) de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer. Vanuit het aspect luchtkwaliteit bestaan geen beperkingen voor het wijzigingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Dit wijzigingsplan betreft de omzetting van een agrarische bestemming naar de bestemming "Natuur" (voor de twee waterbergingslocaties en de langsberging) dan wel de bestemming "Water" (voor de nieuwe waterlopen). Er is geen sprake van risico's voor externe veiligheid. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen beperkingen voor het wijzigingsplan.

4.9 Kabels en leidingen

In de verschillende delen van het plangebied van dit wijzigingsplan zijn geen kabels en leidingen bekend die een (beschermende) regeling moeten krijgen in dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen- en/of beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In eerste instantie wordt het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken - waaronder dit wijzigingsplan - gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de genoemde periode wordt een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen over het ontwerpwijzigingsbesluit. Eventueel ingediende zienswijzen worden overwogen en beantwoord. Mogelijk leiden deze tot aanpassing van het wijzigingsplan.

Het wijzigingsplan wordt vervolgens vastgesteld. De vaststelling van het wijzigingsplan wordt door het college van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De maatregelen uit dit wijzigingsplan maken deel uit van het 4e projectplan "wateropgaven in Olst-Wesepe'. Het projectplan wordt uitgevoerd met medewerking en toestemming van de landinrichtingcommissie Olst-Wesepe. In deze commissie zijn LTO, DLG, Kadaster, de gemeentes Raalte en Olst-Wijhe en het waterschap vertegenwoordigd. Het waterschap is verantwoordelijk voor alle maatregelen die in dit project genomen worden.

De maatregelen maken deel uit van de landinrichting Olst-Wesepe. In dat kader zijn ook de financiën gewaarborgd voor de uitvoering van de maatregelen. Het Waterschap Groot Salland betaalt de maatregelen die nodig zijn voor de herinrichting. De gronden komen vervolgens bij het Waterschap Groot Salland in eigendom.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn hoe de kosten worden verhaald.

Vanuit het oogpunt van de gemeente is in relatie tot dit wijzigingsplan geen sprake van het verhalen van kosten of het vaststellen van een exploitatieplan. In het plangebied is immers geen sprake van een bouwplan zoals deze opgenomen is in het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Het wijzigingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling. Deze juridische regeling bestaat uit regels, waaronder de bestemmingsregels. Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.

De bestemmingen "Natuur" en "Water" uit het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Olst-Wijhe zijn voor het plangebied van toepassing. Deze zijn waar nodig aangepast in relatie tot de gewenste situatie zoals aangegeven in hoofdstuk 2. Dit is gebeurd in de regels van de bestemming "Natuur", waarbij regels voor niet in dit plan voorkomende aanduidingen zijn verwijderd. In de bestemming "Natuur" is het omgevingsvergunningstelsel gehandhaafd. Voor de realisatie van de waterbergingen wordt in één keer de vergunning voor alle werkzaamheden verleend. Het omgevingsvergunningstelsel geldt voor alle werkzaamheden die daarna nog volgen en aanvullend zijn op de mogelijk gemaakte ontwikkelingen.

De dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 2", "Waarde - Landschap 1" en "Waterstaat - Intrekgebied" uit het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Olst-Wijhe zijn voor het plangebied van toepassing.

"Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 2".

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 2.500 m² (Waarde - Archeologie - 1), 5.000 m² (Waarde - Archeologie - 2).

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

"Waarde - Landschap 1"

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor respectievelijk de essen.

"Waterstaat - Intrekgebied"

Voor intrekgebieden ten behoeve van (potentieel) waterwinning is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

"milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied"

Dit artikel is opgenomen voor de aanwezige grondwaterbeschermingsgebieden. Voor de regelgeving is aangesloten bij de vigerende plannen en de Omgevingsverordening Overijssel.