direct naar inhoud van Regels
Plan: De Enk, herziening Enkweg 56 / Industrieweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

het bestemmingsplan De Enk, herziening Enkweg 56 / Industrieweg 1 van de gemeente Olst-Wijhe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301 met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.8 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.10 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen een nader aangegeven vlak van gronden, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.11 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, of permanente kamerverhuur;

1.12 bestaand:

de bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door een verschil in bouwhoogte (bij een bouwhoogte van een hoofdgebouw vanaf 5,00 meter een verschil van minimaal 2,00 meter) en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwng is toegestaan;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, zowel functioneel als qua vorm bepalend is voor de materiële inhoud van de bestemming;

1.30 inwoning:

inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van:

  • a. de uitstraling van 1 woning;
  • b. een complex van ruimten die allen met elkaar in verbinding staan;
1.31 kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

1.32 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.33 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de onderzijde op minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.34 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.35 overkapping:

elk ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één tot de constructie behorende wand;

1.36 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
      • de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.37 praktijkruimte:

ruimte binnen een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, die dient voor de uitoefening van een beroep of het verlenen van diensten op adminstratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij de woonfunctie behouden blijft en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een erotische-massagesalon, een parenclub of een bordeel;

1.40 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.41 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;

1.43 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.7 de bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie:
    • 1. tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:
    • 1. tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie:   ter plaatse van de aanduiding:  
    1 of 2   bedrijf tot en met categorie 2  
    1, 2 of 3.1   bedrijf tot en met categorie 3.1  
  • b. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven:   ter plaatse van de aanduiding:  
    verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG   verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg  
  • c. kantoren behorende bij en gebonden aan bedrijven;
  • d. wegen met een rijbaanbreedte van ten hoogste 7,5 m, met bijbehorende paden en bermen, ter ontsluiting van bedrijven en voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. watergangen en waterpartijen;
  • g. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

een en ander met uitzondering van:

  • 1. detailhandelsbedrijven, behoudens bestaande detailhandelsbedrijven op de bestaande plaats en in de bestaande omvang;
  • 2. bedrijven die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie, waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar, behoudens de bestaande, zodanige bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone -bevi';
  • 3. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. één bedrijfswoning met daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en op de direct daaraan grenzende gronden;
  • c. andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeerstekens, luifels, erf- of perceelafscheidingen, technische installaties en reclamezuilen.
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste 80% bedragen en ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' ten hoogste zoveel als is aangegeven;
  • c. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mag niet meer dan 10 m bedragen en ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • f. bij een bedrijfswoning behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. van bij een bedrijfswoning behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 70 m² bedragen;
    • 3. de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, schoorstenen   20 m  
masten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'   40 m  
luifels   5 m  
erf- of perceelafscheidingen   2,5 m  
overige andere bouwwerken   10 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken gebouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte dienstgebouwen buiten bouwvlakken:

  • a. uitsluitend op gronden die direct grenzen aan gronden met de bestemming ' Groen' en achter de voorgevelrooilijn,
  • b. tot bij elke bedrijfsvestiging een gezamenlijke oppervlakte van 100 m²,

mits de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.

3.3.2 Afwijken afstand tot perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2, onder c, voor zover betreft de afstand van ten minste 3 m tot de perceelsgrenzen van een bedrijfsperceel, ten behoeve van het bouwen tot in die perceelsgrenzen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de bereikbaarheid van en veiligheid op het betreffende perceel in geval van calamiteiten;
  • b. de verkeersveiligheid in de omgeving van het betreffende perceel;
  • c. de belangen en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Opslag buiten gebouwen

Voor opslag buiten gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van opslag tot wegen, paden en daarbij behorende bermen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de vanaf peil gemeten hoogte van opslag mag niet meer bedragen dan de ter plaatse geldende maximale bouwhoogte van gebouwen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ander soort bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, omtrent toegelaten bedrijven, ten behoeve van andere bedrijven, mits het betreft bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan krachtens lid 3.1, onder a.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging verwijderen aanduidingen specifieke bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat een aanduiding als bedoeld in lid 3.1, onder b, uit het plan wordt verwijderd, indien vast is komen te staan dat op de betreffende gronden de bij de betreffende aanduiding vermelde bedrijfsactiviteiten niet meer worden uitgeoefend.

3.6.2 Wijziging naar 'woon/werkkavels'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woon/werkkavels' wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. op elk bedrijfsperceel met een oppervlakte van ten minste 800 m² en ten hoogste 1200 m² en met een oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van ten minste 300 m² en ten hoogste 700 m² is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de afstand van de voorgevel van een bedrijfswoning tot de grens met de bestemming ' Verkeer - Verrblijfsgebied mag niet meer dan 8 m en niet minder dan 6 m bedragen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' van het betreffende bouwperceel verwijderd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en inhoud van een bouwwerk worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1,00 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van een bouwwerk worden wolfseinden buiten beschouwing gelaten.

5.2 Meetverschil

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis kan worden aangemerkt.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
  • f. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
    • 1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
    • 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
  • g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

7.2 Toetsingscriteria

De in lid 7.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsregels bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • a. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsregels gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan De Enk, herziening Enkweg 56 / Industrieweg 1.