direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Enk, herziening Enkweg 56 / Industrieweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor het adres Industrieweg 1 bestaat het plan om een nieuw tankstation met autobedrijf en een bedrijfswoning te vestigen. Dit nieuwe bedrijf is afkomstig van het adres Enkweg 56, waar andere plannen in de maak zijn. Op dit moment heeft het perceel Enkweg 56 te Wijhe een aanduiding voor een bedrijfswoning en een verkooppunt motorbrandstoffen en het adres Industrieweg 1 heeft deze niet.

Om de voorziene ontwikkeling mogelijk te maken dienen de huidige aanduidingen van het perceel Enkweg 56 te worden verplaatst naar de Industrieweg 1. Dit bestemmingsplan voorziet hier in juridisch/planologische zin in.

1.2 Ligging plangebied

De percelen Enkweg 56 en Industrieweg 1 liggen beide op bedrijventerrein De Enk, dat aan de zuidkant van de plaats Wijhe is gelegen. Dit terrein ligt aan de oostzijde van de IJssel, waar de provincies Overijssel en Gelderland elkaar kruisen. In de onderstaande afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0001.jpg"

Afbeelding - Globale ligging plangebied (bron: Google Maps)

De percelen Enkweg 56 en Industrieweg 1 liggen op ongeveer 300 meter van elkaar. In de onderstaande afbeelding zijn de ligging van beide percelen weergegeven. Industrieweg 1 ligt ten noorden van Enkweg 56.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0002.jpg"

Afbeelding - Luchtfoto met ligging Enkweg 56 (zuidzijde) en Industrieweg 1 (zuidzijde)

1.3 Huidige planologische regeling

Industrieweg 1 is bestemd als "Bedrijventerrein" (t/m milieucategorie 3.1) in het bestemmingsplan De Enk, dat op 21 juni 2010 door de gemeenteraad van Olst-Wijhe gewijzigd is vastgesteld. Daarnaast kent zij een dubbelbestemming Waarde - Archeologie Inmiddels heeft de gemeente een papraplubestemmingsplan voor archeologie vastgesteld).

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0003.jpg" Huidige locatie bedrijfswoning en tankstation Enkweg 56


Ook het perceel Enkweg 56 heeft de bestemming "Bedrijventerrein" (t/m milieucategorie 2) en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie binnen het bestemmingsplan De Enk. Een deel van dit perceel heeft tevens de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Daarnaast heeft een ander deel van dit perceel de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0004.jpg" Nieuwe locatie bedrijfswoning en tankstation Industrieweg 1

Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, dienen de aanduidingen van de bedrijfswoning en het verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg verplaatst te worden van de Enkweg 56 naar de Industrieweg 1. Gevolg is dat de aanduidingen voor het tankstation en de bedrijfswoning op de Enkweg 56 wegbestemd worden.

1.4 Opzet toelichting

In hoofdstuk 2 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de boogde ontwikkeling nader toegelicht. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod en hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische regeling.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Op perceel Enkweg 56 staat sinds 1990 een autobedrijf, Autobedrijf van Gurp. Dit is een garagebedrijf waar reparatie en onderhoud aan onder meer auto's, caravans en bedrijfswagens wordt uitgevoerd. Bij dit bedrijf is ook een tankstation aanwezig. Er vindt geen verkoop van LPG plaats. Ook bevindt zich op het terrein een bedrijfswoning.

Op perceel Industrieweg 1 is Kluin Wijhe B.V. gevestigd, een bedrijf dat gespecialiseerd is in langgatboren en verspanende bewerkingen.

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt het autobedrijf en de hierboven gelegen bedrijfswoning verplaatst van de Enkweg 56 naar de Industrieweg 1. Op de Industrieweg komt een tankstation (zonder LPG). Het tankstation heeft een onbemande pomp, die 24 uur per dag operationeel zal zijn. Daarnaast heeft het autobedrijf de functie van een taxi- en autoreparatiebedrijf.


In onderstaande zijn enkele afbeeldingen weergegeven van de toekomstige situatie ter plaatse van de Industrieweg 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0005.png"

Toekomstige bebouwing Industrieweg 1

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0006.jpg"

Voor- en achtergevel

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Het vastgelegde beleid vormt het kader voor dit bestemmingsplan. Vanwege de geringe omvang van de ontwikkeling zal er geen sprake zijn van strijdigheid met nationale belangen. Er is daarom niet specifiek getoetst aan het nationale beleid.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoersplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Deze is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. Momenteel is de Omgevingsvisie Overijssel in revisie. Dit traject is medio 2014 gestart en leidt volgens de planning tot tervisielegging van de ontwerp Omgevingsvisie in de eerste helft van 2016. Uitgangspunt voor deze revisie is dat de Omgevingsvisie destijds tot stand is gekomen onder andere omstandigheden en denkwijzen, en dat de aangepaste Omgevingsvisie als groeidocument zal worden beschouwd.

3.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening is een juridisch instrument dat ervoor zorgdraagt dat het provinciale beleid van de Omgevingsvisie doorwerkt in plannen van andere overheden, zoals gemeenten en waterschappen.

In de bij de Omgevingsvisie behorende Omgevingsverordening is ten aanzien van bedrijventerreinen aangegeven dat nieuwe volumineuze en grootschalige detailhandel op bedrijventerreinen in beginsel niet zijn toegestaan. Deze zijn alleen toegestaan indien binnen stedelijke centra geen ruimte is. Dit uitgangspunt vormt geen belemmering voor de beoogde verplaatsing van de bedrijfswoning van de Enkweg 56 naar de Industrieweg 1. Ook overige uitgangspunten in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening vormen geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

Op de kaart ´externe veiligheid´ staat een gasleiding aangegeven vlak bij de locatie waar de bedrijfswoning wordt gebouwd. In paragraaf 4.8 wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Olst- Wijhe

De Structuurvisie Olst-Wijhe is door de raad op 22 juni 2009 ongewijzigd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit de Toekomstvisie Olst-Wijhe 'Versterken van een dijk van een gemeente' d.d. 7 april 2008 (inclusief de bijbehorende Nota inspraak en overleg toekomstvisie Olst-Wijhe) en het Realisatiehoofdstuk toekomstvisie Olst-Wijhe 'Marsroute naar het wenkend perspectief' d.d. 14 april 2009 (inclusief de bijbehorende beleidskaart structuurvisie Olst-Wijhe) en de Nota inspraak structuurvisie Olst-Wijhe. In de Structuurvisie Olst-Wijhe wordt een integraal ontwikkelingsbeeld voor de gemeente in 2025 gegeven.

De visie beschrijft de kwaliteiten met als motto ‘Versterken van een dijk van een gemeente’ en geeft een samenhangend ontwikkelingsbeeld voor de gemeente in 2025. De visie beschrijft de kwaliteiten van het landschap en de kernen en benadrukt het verder versterken van het aantrekkelijke vestigingsklimaat. De cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten zijn een belangrijke drager voor de toekomst. Het landschap is door de eeuwen heen gevormd als gevolg van menselijk handelen en zegt dus veel over onze cultuurhistorie.

Naast centrale thema's gaat de toekomstvisie ook in op het thema bedrijven in het algemeen en bedrijventerrein De Enk in het bijzonder. Er wordt ingegaan op de herstructurering van De Enk. De beeldkwaliteit wordt verbeterd en er vindt een intensivering plaats.

Het grootste deel van de werkgelegenheid in Olst-Wijhe vindt op dit moment plaats in de ‘lokaal gemengde bedrijvigheid’ (bouw, productie en handel). Deze bevindt zich vooral op de bedrijventerreinen. Olst-Wijhe heeft ongeveer 45 ha aan bedrijventerrein. De marktomvang is beperkt en er zijn weinig relaties met andere marktgebieden. De bedrijvigheid kent een sterke gebondenheid aan de kern. Er vinden relatief weinig transacties van bedrijfsruimte plaats (circa 5 per jaar).

De Enk gaat op de schop. Het middelste deel blijft bedrijventerrein. In het noordelijk deel (aan de Raalterweg) wordt ruimte geboden voor kantoren/dienstverlening, maatschappelijke doeleinden en perifere detailhandel. De beeldkwaliteit wordt verbeterd en er vindt een intensivering plaats. De herschikking biedt ruimte aan circa 2 ha netto extra bedrijventerrein.

Aan de Enkweg krijgt het wonen prioriteit. Dit past ook in het profiel van deze weg als toeristische invalsroute (fiets). Met de verplaatsing van het bedrijf van de Enkweg naar de Industrieweg komt hiervoor ruimte vrij.

3.3.2 Herstructureringsplan De Enk

In samenspraak met externe partijen is het Herstructureringsplan De Enk vastgesteld, op 19 oktober 2009. Hierin is de visie op het terrein uiteengezet en op basis hiervan zijn enkele ingrijpende en minder ingrijpende maatregelen genoemd om de kwaliteit van het terrein voor bedrijven én de omwonenden te verbeteren. De uitgangspunten zijn overgenomen en geconcretiseerd tot enkele gerichte ontwikkelingsprojecten.

3.3.3 Beleidsnota archeologie

Op 4 oktober 2010 is de beleidsnota van de gemeente Olst-Wijhe vastgesteld. Olst-Wijhe wil met deze beleidsnota voldoen aan de verplichtingen vanuit de wetgeving. De gemeente wil hiermee extra toezicht uitoefenen op nieuwe (bouw)activiteiten.

De Beleidsnota Archeologie gemeente Olst-Wijhe bepaalt het volgende:

  • er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 2.500 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm;
  • er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 5.000 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm;
  • er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een lage archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 10 ha;
  • bij terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is (AMK-terreinen), is het beleid behoud in situ en geldt altijd een onderzoeksplicht.


Op basis van de beleidsnota is het bestemmingsplan "parapluplan acheologie" opgesteld, dat de bescherming van mogelijke archeologische waarden in de kernen en uiterwaarden van Olst-Wijhe regelt. Dit plan is op 19 juni 2014 onherroepelijk geworden.

In paragraaf 4.1 wordt aangegeven op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met de archeologische (verwachtings)waarden, zoals in de "beleidsnota archeologie" en het "parapluplan archeologie" zijn vastgelegd.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Cultuurhistorie en archeologie

Algemeen

Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.

Daarnaast heeft de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

De gemeente Olst-Wijhe heeft haar archeologiebeleid op 4 oktober 2010 vastgesteld, met een gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart. Deze kaart geeft een beter beeld van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de provinciale cultuurhistorische kaart. Er zijn drie archeologische verwachtingszones: laag, middelhoog en hoog. In samenhang met de gemeentelijke kaart is beleid ontwikkeld over de wijze waarop de gemeente met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening omgaat. Dit heeft geresulteerd in een paraplubestemmingsplan archeologie, vastgesteld op 28 april 2014.

Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat in de bebouwde kom een vergunningplicht (inclusief het uitvoeren van een archeologisch onderzoek) noodzakelijk is, wanneer sprake is van verstoring van de bodem dieper dan 50 cm en het plangebied (omvang van het gebied waar de werkzaamheden plaatsvinden) groter is dan 250 m2.

Zowel de Enkstraat 56 als de Industrieweg 1 hebben de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 1" in het bestemmingsplan "parapluplan archeologie". De voor "Waarde- Archeologie - 1" aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. Voor deze bestemming gelden een aantal van toepassing zijnde regels.

Zo mogen op gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 1" uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter. Dit is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op:

  • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • een bouwwerk binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.


Aangezien de onderhavige ontwikkeling plaats vindt op een terrein waar reeds sprake is van bebouwing, kan er van uit worden gegaan dat de bodem reeds is verstoord. Daarom ligt het niet in de verwachting dat zich waardevolle archeologische resten in de bodem bevinden.


Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.2 Ecologie

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

In de Flora- en faunawet is opgenomen dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
De Natuurbeschermingswet is gericht op het tegengaan van negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen (habitats en soorten) in beschermde gebieden.

Het plangebied ligt vlakbij de uiterwaarden van Wijhe, waarvan een groot deel behoort tot Natura-2000 gebied en de Ecologische Hoofdstructuur.

Flora- en faunawet
Alle broedende volgels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. De sloop van gebouwen en het verwijderen van bomen en struiken is een voor vogels verstorende activiteit. Deze werkzaamheden dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden.

Natuurbeschermingswet 1998
De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 is een zogenaamde Voortoets. Omdat effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aanwezige habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten zijn uitgesloten, is er met zekerheid geen significant negatief effect op de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten. Er hoeft dan ook voor het voornemen geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd.


Ecologische hoofdstructuur
De EHS in de directe omgeving van het plangebied is ook onderdeel van het Natura2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel'. Natura2000 heeft een zwaarder beschermingsregime. Voor de toetsing aan de EHS voldoet daarom de toetsing die is uitgevoerd voor het bepalen van mogelijke effecten op de Natura2000-doelstellingen. Geconcludeerd is dat indirecte effecten van het voornemen geen negatief effect hebben op de natuurwaarden (wezenlijke waarden en kenmerken) van de EHS.

Dit plan
Het bouwplan bestaat uit de nieuwbouw van een bedrijfspand. Hiertoe zal de oude bebouwing op het perceel Industrieweg 1 worden gesloopt. De huidige bebouwing bestaat uit bedrijfsloodsen. Deze loodsen zijn grotendeels gebouwd van damwandprofielen. Dit zijn geen geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen of andere beschermde soorten. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat geen ecologische waarden worden geschaad.

4.3 Geluid

Vanuit de Wet geluidhinder gelden wettelijke normen voor de geluidsbelasting op gevoelige bestemmingen vanwege wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen. bedrijventerrein De Enk is niet aangemerkt als een gezoneerd industrieterrein. Wel liggen in de directe omgeving van de nieuwe bedrijfswoning de provinciale weg en de spoorlijn Zwolle- Deventer.

De provinciale weg kent een wettelijke zones van 200 meter (stedelijk gebied) en de spoorlijn kent voor dit traject een zone van 200 meter. De nieuwe bedrijfswoning ligt binnen de geluidszone van de provinciale weg en net buiten de geluidszone van de spoorlijn. De wegen op het bedrijventerrein kennen een maximum snelheid van 30 km/uur en kennen daarom geen geluidszone.

De bedrijfswoning is buiten beide geluidszones gelegen. Een akoestisch onderzoek is daarom niet vereist.

4.4 Milieuhinder bedrijvigheid

Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieucategorie
Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijfslijst samengesteld waarop alle bedrijven op het bedrijventerrein vermeld staan met de daarbij behorende milieucategorieën. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of gevaar externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG. SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in meerdere milieucategorieën waaraan vaste afstanden zijn gekoppeld. Deze afstanden kunnen afhankelijk van de ligging met één stap worden verlaagd.

In het bestemmingsplan De Enk zijn op het perceel Industrieweg 1 bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Aan de andere zijde van de Industrieweg (westzijde) zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 3.2. De vestiging van het verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder LPG), het taxi- en autoreparatiebedrijf vormt vanuit de milieuzonering geen belemmering aangezien deze activiteiten in milieucategorie 2 vallen.

De bedrijfswoning is formeel gezien een gevoelige bestemming voor omliggende bedrijven. Het bedrijventerrein betreft een geheel uitgegeven terrein waar meerdere bedrijfswoningen zijn gelegen. Naar verwachting levert de nieuwe bedrijfswoning geen extra belemmeringen op voor omliggende bedrijven. Andersom wordt er van uit gegaan dat ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning sprake is van een acceptabel leefklimaat.

4.5 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om middels een verkennend bodemonderzoek te kijken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie van het gebied.

Door onderzoeksbureau Tauw is in juni 2010 een historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor het bedrijventerrein De Enk. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.
Bij de firma Kluin Wijhe bv aan de Industrieweg 1 is bij uitvoering van dit onderzoek bij de oliewaterafscheider en de werkplaats een sterke verontreiniging aan olie (drijflaag) in de grond en het grondwater aangetroffen. Er was sprake van een ernstige bodemverontreiniging die spoedeisend was. Verder was er EOX boven in een matig verhoogd gehalte aangetroffen. Voor deze locatie is een saneringsplan opgesteld. De sanering wordt naar verwachting vanaf het eerste kwartaal in 2016 uitgevoerd.

4.6 Water

Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid
Het plangebied maakt onderdeel uit van het Waterschap Groot Salland. Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Bnderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten kunnen worden ingezien op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl . Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding
Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 à 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door onder andere te voorkomen dat afstromend hemelwater vanaf het straatoppervlak naar binnen kan stromen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl . De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

4.7 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005.

In de nieuwe wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
Het NSL zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen zodat de luchtkwaliteit verbeterd en alsmede de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de verplaatsing van één bedrijfswoning en draagt daarom "niet in betekenende mate" bij aan de luchtkwaliteit. Tevens worden niet direct nieuwe gevoelige functies mogelijk gemaakt.

4.8 Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • 1. Inrichtingen;
  • 2. Transportroutes;
  • 3. Buisleidingen.

De Industrieweg 1 is gelegen ter hoogte van de rode cirkel aan de noordzijde van het plangebied in de onderstaande afbeelding. Ten zuiden van deze locatie is op meer dan 250 meter een LPG-station gelegen. Hoewel op onderstaande afbeelding twee LPG-stations zijn te zien, is één ervan in 2009 al weggegaan. Deze afstand is ten aanzien van het plaatsgevonden risico ruim voldoende.

Ten noorden van de Industrieweg ligt op ongeveer 60 meter een gas ontvangstation. Deze is niet aangemerkt als een BEVI inrichting. Ten slotte ligt er een buisleiding langs het plangebied, op minder dan 10 meter afstand van de perceelsgrens. Het plaatsgebonden risico 10-6 ligt op de leiding. Wat betreft het groepsrisico kan gesteld worden dat de toevoeging van één bedrijfswoning een minimaal effect heeft op de oriënterende waarde.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2015004012-0301_0007.jpg"

Afbeelding - Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

4.9 Verkeer en parkeren

Het perceel is goed bereikbaar via de Omloop en de Enkweg. De verplaatsing van het tankstation heeft een positieve invloed op het aantal verkeersbewegingen op een groot deel van de Enkweg. Het toekomstig verkeer zal eerder het bedrijventerrein op gaan. Het parkeren zal op eigen terrein geschieden. Er bestaat voldoende ruimte op het perceel om voldoende parkeerplaatsen te realiseren. Wat betreft de verkeersbewegingen zal per saldo sprake zijn van een gelijke situatie met dien verstande dat het verkeer eerder op het bedrijventerrein word geleid.

4.10 Kabels en leidingen

Zoals in paragraaf 4.8 is aangegeven, ligt er een gasleiding (buisleiding) vlak langs het plangebied. Verder liggen in het plangebied en de nabije omgeving geen planologisch relevante kabels en leidingen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 17 november 2015 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen. Het bestemmingsplan is op 19 september 2016 ongewijzigd vastgesteld.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij een bestemmingsplan moet aangetoond worden of het plan economisch uitvoerbaar is. Dit is enerzijds afhankelijk van de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling en anderszins van de grondexploitatie van het gebied. Beide aspecten hangen nauw met elkaar samen.

Het bouwplan betreft een initiatief van een particulier waarmee geen gemeentelijke investeringen zijn gemoeid. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder andere financiële afspraken zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 6 De bestemmingen

6.1 Algemene juridische opzet

Het bestemmingsplan is opgezet als een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.1 Wro. De ruimtelijke indeling van het gebied, alsmede de toegestane functies en maten zijn op de plankaart en in de regels vrij gedetailleerd geregeld. Het is wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt, in de vorm van de daarin opgenomen zogenaamde flexibiliteitbepalingen namelijk de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om ontheffing te verlenen (ex artikel 3.6 lid 1 c Wro) en het plan te wijzigen (ex artikel 3.6 lid 1 a Wro). De bedoelde ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden dienen voldoende "objectief" begrensd te zijn. De kwantitatieve omvang/reikwijdte ervan is vaak al in de betreffende regels zelf bepaald.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bedrijventerrein

Staat van bedrijfsactiviteiten / milieuzonering

In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in "Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten". Deze bijlage maakt deel uit van de regels.

Door middel van aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven waar is toegestaan (maximaal categorie 4.1). In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een "rustige woonwijk" (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling:

grootste afstand   categorie  
10 m   1  
30 m   2  
50 m   3.1  
100 m   3.2  
200 m   4.1  


Zo zijn binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 vallen. Op een afstand van 50 m tot 100 m zijn bedrijven in de categorieën 3.1 of 3.2 toegestaan.

Als zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 4.1, waar categorie 3.2 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een afwijkingsmogelijkheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.2, zijn toegestaan. In de daartoe opgenomen procedure van ontheffing kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze ontheffingsprocedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.

Het verkooppunt voor motorbrandstoffen is specifiek aangeduid. Ter plaatse of in plaats daarvan kunnen andere bedrijven zich vestigen, conform de bestemming.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op het bedrijfsterrein zijn alleen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.

In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen.

De hoogtemaat van de gebouwen is zo veel mogelijk gelijkgesteld. Daar waar afwijkingen zijn, zijn aparte aanduidingen op de plankaart opgenomen. Bijzondere bouwbepalingen zijn opgenomen voor kantoorruimten op bepaalde locaties; dat om een doelmatig ruimtegebruik te bevorderen en de ruimtelijke uitstraling te versterken.

In deze bestemming is alleen de toekomstige bedrijfswoning toegestaan, alleen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning". In een moderne bedrijfsvoering is een bedrijfswoning in principe geen noodzaak meer en bovendien kunnen bedrijfswoningen belemmeringen, met name qua milieuruimte, opleveren voor omliggende bedrijven.

Afwijken van bouwregels
Deze bestemming bevat ontheffingsmogelijkheden betreffende het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, de minimumafstanden tot perceelsgrenzen en de toegestane bouwhoogten.

Gebruiksregels
Voor buitenopslag (opslag buiten gebouwen) zijn minimum afstanden tot wegen opgenomen en maximum hoogtematen. Dat in verband met onder meer sociale en verkeersveiligheid en met de gewenste ruimtelijke uitstraling.

6.3 Algemene overgangsregels

6.3.1 Anti-dubbeltelbepaling

Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient deze bepaling met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.

6.3.2 Algemene bouwregels

Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

6.3.3 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregel is het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In het kader van het gemeentelijk beleid betreffende dergelijke inrichtingen wordt vestiging daarvan in het onderhavige gebied niet wenselijk geacht en daarom ook niet toegestaan.

6.3.4 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten ontheffing verlenen van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het -onder voor-waarden- bouwen van antenne- en telecommasten.

6.3.5 Overgangsregels

Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dienen de overgangsregels met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.