direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Rietbergweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Rietbergweg 1 te Wijhe is een voormalige karakteristieke boerderij gelegen. Dit perceel heeft in het geldende bestemmingsplan een woonbestemming. De initiatiefnemer is voornemens om de huidige woning te splitsen, zodat er één extra woning wordt gerealiseerd. De woning wordt niet uitgebreid.

Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan een woonbestemming en een aanduiding 'karakteristiek'. Binnen het bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om, onder voorwaarden, woningsplitsing toe te staan voor woningen met de aanduiding 'karakteristiek'. Het voorliggende wijzigingsplan maakt deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de kern Wijhe, dat onderdeel uitmaakt van de gemeente Olst-Wijhe. Het plangebied ligt nabij de kruising van de waterlopen Soestwetering en Raalterwetering en op circa 1,6 kilometer ten oosten van de IJssel. In de nabije omgeving van het plangebied zijn veel weilanden gelegen. Verspreid in het landschap staat bebouwing, veelal agrarische bedrijfsgebouwen, en komen kleine solitaire bossages voor. In de onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0001.png"

Afbeelding - Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied', dat op 21 mei 2012 is vastgesteld en op 8 september 2014 is herzien. In de onderstaande afbeelding zijn de geldende bestemmingen ter plaatse van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0002.png"

Afbeelding - Plangebied in het vigerende bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Voor het perceel is een bouwvlak opgenomen en geldt een enkelbestemming 'Wonen' met aanduiding 'karakteristiek'. Daarnaast kent het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 2', grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' en voor een klein deel rechtsboven het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Daarnaast zijn de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' opgenomen.

Het splitsen van de bestaande woning wordt mogelijk gemaakt in artikel 44.1 van het geldende bestemmingsplan. Aan het splitsen van een bestaande woning zijn een aantal voorwaarden verbonden, waar de onderhavige ontwikkeling aan voldoet. In artikel 44.1 zijn de volgende voorwaarden opgenomen:

44.1 Woningsplitsing karakteristieke panden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 4, 5, 6 of 8 een karakteristiek hoofdgebouw betreft;
  • c. woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  • e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  • f. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  • g. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • h. woningsplitsing in 3 woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt;
  • i. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven;
  • j. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  • k. bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
  • l. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.


Toetsing aan de voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 44.1:
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan deze voorwaarden:

  • a. het perceel heeft de aanduiding 'karakteristiek' in het geldende bestemmingsplan;
  • b. blijkens bijlage 4, 5, 6 of 8 blijkt het om een karakteristiek hoofdgebouw te gaan;
  • c. binnen 50 meter ten opzichte van de bestemming is geen leiding- of hoogspanningsverbinding;
  • d. n.v.t., zie onder c;
  • e. het bestaane pand wordt behouden en er wordt bijgedragen aan herstel/verbetering (zie paragraaf 2.2);
  • f. de cultuurhistorische waarde wordt niet aangetast;
  • g. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 1.014 m³;
  • h. woningsplitsing in drie woningen is niet van toepassing;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de aanduiding 'aaneengebouwd' opgenomen (zie hoofdstuk 5);
  • j. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume, er vindt geen uitbreiding van de bebouwing plaats. Het uitwendige karakter van het hoofdgebouw blijft behouden;
  • k. De oppervlakte van de bijgebouwen zal niet wijzigen;
  • l. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer zal de Wet geluidshinder niet overschrijden.

1.4 Leeswijzer

In het voorliggende wijzigingsplan komen verschillende onderdelen aan bod. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en de geplande ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op relevante beleidskaders. Hoofdstuk 4 gaat in op diverse omgevingsaspecten die van belang zijn voor de geplande ontwikkeling. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de planregels. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Geplande ontwikkeling

2.1 Huidige situatie

Het perceel Rietbergweg 1 heeft een oppervlakte van circa 2.000 m². De bestaande woning heeft een oppervlakte van circa 390 m² en een nokhoogte van 7,30 meter. De woning heeft gedeeltelijk een rieten dak en gedeeltelijk een dak bestaande uit dakpannen.

Op het onderhavige perceel zijn, naast de bestaande woonboerderij, diverse voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig: twee schuren, een hooiberg en een wagenloods. Één van de schuren staat op een paar meter van de woning. Het perceel is gedeeltelijk verhard met betonklinkers, stoeptegels en gestort beton. Het overige deel van het terrein bestaat uit gazon met siertuin en een groentetuin.

Op de onderstaande afbeeldingen is een impressie weergegeven van de huidige situatie op het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0003.png"

Afbeelding - Huidige situatie voorzijde woning

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0004.png"

Afbeelding - Huidige situatie schuur 1

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0005.jpg"

Afbeelding - Huidige situatie schuur 2

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0006.jpg"

Afbeelding - Huidige situatie hooiberg

2.2 Nieuwe situatie

De initiatiefnemers zijn voornemens om de bestaande woning en kavel te splitsen in twee wooneenheden en twee bijbehorende kavels. In de tweede woning kan familie van de initiatiefnemer intrek nemen, en wordt mantelzorg makkelijker mogelijk gemaakt. In kader hiervan zijn een aantal wijzigingen voorzien.

Het hoofdgebouw wordt opgeknapt en er zijn ingrepen gepland om meer ruimte en lichtinval te creëeren. Zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van de woning wordt een dakkapel geplaatst. Daarnaast wordt een aantal ramen vergroot en/of vervangen, worden de dakpannen vervangen en wordt aan de zijkant een achterdeur geplaatst.

De schuur die vlak langs de bestaande woning staat wordt aan de woningzijde deels afgebroken en aan de achterkant vergroot. Hierdoor wordt meer ruimte tussen de woning en de schuur en daarmee meer lichtinval gecreëerd. Daarnaast wordt de schuur geïsoleerd en de constructie van de schuur verbeterd. De initiatiefnemer heeft de wens om op termijn ook de andere schuur en hooiberg op te knappen.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant voor de geplande ontwikkeling, het provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid. Gezien de beperkte onderhavige ontwikkeling wordt niet ingegaan op het rijksbeleid.

Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit wijzigingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.

3.1 Provinciaal beleid Overijssel

3.1.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze is sinds 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht (straks: de Omgevingswet). In de omgevingsvisie worden onderwerpen beschreven als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving. Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel.

De focus in de omgevingsvisie ligt op de thema's 'klimaat', 'energie' en 'regionale economie.'

  • Klimaat
    Opgaven en kansen:
    • 1. Overijssel met zijn rivierdelta en hoge gronden staat voor een grote opgave voor voldoende waterveiligheid, bescherming tegen wateroverlast en, in tijden van droogte, een goede zoetwatervoorziening (kwantitatief en kwalitatief). In het landelijke Deltaprogramma zijn voorkeursstrategieën opgenomen die zorgen voor bescherming tegen overstromingen en voor voldoende zoetwater, nu en in de toekomst. Voor een goede ruimtelijke vertaling van de wateropgaven en ‘verbinding’ met andere regionale opgaven, ruimtelijke kwaliteit en het creëren van maatschappelijke meerwaarde is stevige provinciale regie nodig.
    • 2. Stedelijke herstructurering en transformatie bieden kansen om in de stad ruimte te maken voor wateropvang en groen, en zo wateroverlast, hittestress en de gevolgen van overstromingen te beperken. Dat geeft tegelijk kansen om de kwaliteit en veiligheid van de woonomgeving te verbeteren.
  • Energie en milieu
    Opgaven en kansen:
    • 1. Er is een transitie noodzakelijk naar (vooral ook) decentrale opwekking van hernieuwbare energie, hergebruik van grondstoffen en energie-efficiëntie. De provincie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke keuzen die samenhangen met de opwekking van hernieuwbare energie en het bij elkaar brengen van partijen.
    • 2. Herstructurerings- en transformatieopgaven kunnen hand in hand gaan met energieopgaven en kansen bieden voor het zuinig(er) en zorgvuldiger gebruik van energie en grondstoffen.
    • 3. Transitie naar een duurzame agrarische bedrijfsvoering, met – in antwoord op de veranderde eisen van consumenten en direct omwonenden – bijzondere aandacht voor volksgezondheid, dierenwelzijn en zorg voor het milieu (onder andere door ketenoptimalisatie). Dit biedt kansen om de concurrentiepositie van de agro- en foodsector – en daarmee de toegevoegde waarde voor de regionale economie – te versterken.
    • 4. Energiebesparing en CO2-reductie in het openbaar vervoer, onder andere door zero emissie busvervoer.
  • Regionale economie
    Opgaven en kansen:
    • 1. Stimulering van de economie en zorg voor werkgelegenheid is een belangrijke opgave. Overijssel heeft een goede uitgangspositie in de nationale topsectoren hightech, chemie, energie, agro&food en life sciences/health. En in de regionale sectoren: vrijetijdseconomie en de bouw. Verder liggen er kansen voor de logistieke sector: Overijssel heeft qua ligging, infrastructuur, ondernemerschap en kennis belangrijke troeven in handen om een sterkere positie in te nemen in het (inter)nationale logistieke netwerk. Dit biedt mogelijkheden voor nieuwe werkgelegenheid voor zowel laag, middelbaar als hoog opgeleiden.
    • 2. Herstel van de balans tussen vraag en aanbod van woon- en werklocaties (zowel kwantitatief als kwalitatief) is een belangrijke opgave. Daarnaast noodzaakt afname van de ruimtedruk tot het kwalitatief op peil houden en herstructurering van bestaand stedelijk gebied. Regionaal is een stimuleringsbeleid en een actieve (re)programmering op bovenlokale ontwikkelingen voor woningbouw en werklocaties (bedrijventerreinen, kantorenlocaties en detailhandel) noodzakelijk. Het feit dat in Overijssel krimp en groei naast elkaar bestaan, vraagt om specifiek maatwerk dat rekening houdt met deze verschillen.
    • 3. De verminderde financiële armslag betekent dat we steeds vaker een afweging moeten maken tussen het maatschappelijk belang van een bepaalde voorziening en financiële overwegingen (zoals rendabele voorzieningen op een bepaald schaalniveau). De instandhouding van een goed netwerk van (betaalbaar) openbaar vervoer is bijvoorbeeld een grote uitdaging.

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van e provincie, gebruiken we het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen 'of', 'waar' en 'hoe' centraal.

  • Of – generieke beleidskeuzes
    Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen van de provincie. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie.
  • Waar – ontwikkelingsperspectieven
    Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn.
  • Hoe – gebiedskenmerken
    Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype.


Of - Generieke beleidskeuzes  

Het plangebied ligt in de boringsvrije zone Salland Diep. In een boringsvrije zone bevinden zich beschermende bodemlagen tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken.

Onder Salland ligt een zoetwater voorraad die goed is beschermd door een aaneengesloten dikke kleilaag. Voor dit watervoerende (diepe) pakket onder Salland geldt al sinds 1991 dat onttrekkingen alleen worden toegestaan voor de openbare drinkwatervoorziening en voor hoogwaardig industrieel gebruik waarop de Warenwet van toepassing is.

De aanduiding heeft geen gevolgen voor de onderhavige ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0007.png"

Afbeelding - Ligging plangebied binnen boringsvrije zone Salland Diep

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving
In de Groene Omgeving gaat het wat de provincie betreft vooral om: behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap, het realiseren van een samenhangend netwerk van gebieden met natuur- en waterkwaliteit, ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, het toerisme en andere economische dragers, realisatie van waterkwaliteitsdoelen, het duurzaam beheer van drinkwatervoorraden én het opwekken van hernieuwbare energie.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Voor alle nieuwe en grootschalige ontwikkelingen in het buitengebied geldt dat een goede ruimtelijke inpassing verplicht is. Naast deze basisinspanning kan het zijn dat er aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. Voor het bepalen van de mate van aanvullende kwaliteitsprestaties gelden drie variabelen:

  • 1. Is de ontwikkeling ‘gebiedseigen’ of ‘gebiedsvreemd?’;
  • 2. Wat is de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving?; en
  • 3. Dient het initiatief een eigen belang, of ook maatschappelijke belangen?

Hulpmiddel bij toepassing in de praktijk is het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving dat samen met gemeenten is opgesteld. Het werkboek geeft antwoord op vragen als ‘Voor welke ontwikkelingen geldt het?’ en ‘Hoe bepaal je de balans?’. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) is opgenomen in de provinciale verordening.

In de Groene Omgeving worden drie ontwikkelingsperspectieven onderscheiden, ieder met een eigen accent:

  • de zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW)
  • agrarisch ondernemen in het grootschalige landschap
  • wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap

Zoals in navolgende afbeelding is weergegeven, valt het onderhavige plangebied in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0008.png"

Afbeelding - Uitsnede plangebied binnen Ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' de ambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

Binnen de onderhavige ontwikkeling wordt de woonboerderij behouden en krijgt het gebouw een kwaliteitsimpuls. Onder andere door het vervangen van de dakpannen wordt bijgedragen aan het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van agrarische cultuurlandschappen.

Gebiedskenmerken - Hoe
Nieuwe ruimtelijke opgaven worden verbonden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaan we de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype.

De gebiedskenmerken worden onderscheiden in vier lagen:

  • de natuurlijke laag
  • de laag van het agrarisch cultuurlandschap
  • de stedelijke laag
  • de laag van de beleving


Gebiedskenmerken Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt.

De ruimtelijke kwaliteitsambities in de natuurlijke laag zijn:

  • natuur als ruggengraat: de ontwikkeling van een robuust, aaneengesloten natuurlijk landschap
  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel

Het (beter) afstemmen van locatiekeuzen en inrichtingsopgaven op de natuurlijke laag is een duurzame strategie. Het betekent onder andere:

  • het behoud van kwaliteiten van de natuurlijke laag, zoals aardkundige waarden en natuurlijk reliëf
  • het intact laten of versterken van de veerkracht van het watersysteem en daarmee anticiperen op klimaatverandering
  • het voorkomen dat locatiekeuzen leiden tot wateroverlast (bijvoorbeeld door te bouwen op de hooggelegen droge delen in het landschap)
  • het behouden en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit)

In de natuurlijke laag worden verschillende gebiedstypen onderscheiden. Het plangebied valt binnen het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen' (zie navolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0009.png"

Afbeelding - Uitsnede plangebied binnen de 'natuurlijke laag'

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen'.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap beschrijft het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettingsvormen. Deze laag is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden – en worden – gebracht. Door de eeuwen heen is een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing (hoeven, kernen en dorpen) gegroeid. Vanouds kennen de nederzettingen een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omliggende landschap.

De ruimtelijke kwaliteitsambitie in de laag van het agrarisch cultuurlandschap is:

  • Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen; het palet van agrarische cultuurlandschappen versterken en contrasten tussen de landschappen behouden en ontwikkelen


Het plangebied maakt onderdeel uit van het gebiedstype 'Oude hoevenlandschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0010.png"

Afbeelding - Uitsnede plangebied in de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'

Het oude hoevenlandschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap, maar is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met het gebiedstype 'Oude Hoevenlandschap'.

Stedelijke laag
Deze laag is niet van toepassing voor het plangebied.

Laag van de beleving
Het plangebied is aangeduid als onderdeel van de 'IJssellinie inundatieveld'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0011.png"


Afbeelding - Uitsnede plangebied in de 'Laag van de beleving'

In de gebiedskenmerken is dit gebied één van de bakens in de tijd en geldt er een cultuurhistorische ambitie. Het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens die onderdeel van een groter geheel zijn, maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen is een onderdeel van die ambitie. Ook is het mogelijk bakens van deze tijd toe te voegen. Cultuurhistorische waarden dienen behouden te worden door ze bewust in te zetten in gebiedsopgaves.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met de ligging van het plangebied binnen de 'IJssellinie inundatieveld'.

3.1.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. In de verordening staan regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Daarnaast worden regels gegeven voor grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer.

Onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met de Omgevingsverordening.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Toekomstvisie Olst-Wijhe

Op 22 juni 2009 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Olst-Wijhe vastgesteld, inclusief het bijbehorende Realisatiehoofdstuk, als zijnde de Structuurvisie ex artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Op 12 december 2011 heeft de gemeenteraad daarnaast de actualisatie Toekomstvisie Olst Wijhe, inclusief het Realisatiehoofdstuk in combinatie met de bijstelling van de Nota Bovenwijkse Voorzieningen vastgesteld.

De in deze visie genoemde kernpunten van het profiel voor Olst-Wijhe zijn:

  • 1. Inzetten op de lokale samenleving: overzichtelijk, met betrokkenheid, een bloeiend verenigingsleven en ontplooiingskansen voor iedereen.
  • 2. Behouden en waar mogelijk versterken van het brede voorzieningenpakket: van detailhandel, scholen, sport, zorg tot cultuur. Extra woningbouw als motor voor dit streven.
  • 3. Een brede economische structuur met de focus op de lokale economie met voldoende werkgelegenheid en oog voor verbreding, innovatie en ondernemerschap.
  • 4. Versterken van het landschap, de diversiteit en de grote potentie die het landschap en haar natuurwaarden hebben als vestigingsplaatsfactor (wonen) en voor recreatie en toerisme. Het watersysteem en de natuur vormen de duurzame dragers.
  • 5. Vitaliteit van het landelijk gebied door in te zetten op een brede, kwalitatieve landbouw en nieuwe economische dragers in het buitengebied.

Wonen als krachtig middel voor een vitale gemeente

Bestaand beleid
In het beleid van de provincie, zoals verwoord in het Streekplan, geldt Olst-Wijhe als een gemeente zonder bijzondere taakstelling. De gemeente Olst-Wijhe dient te bouwen voor de ‘eigen behoefte’ en zich primair te richten op de woonbehoefte van de eigen bevolking. Olst-Wijhe heeft op dit moment daarnaast een tijdelijk taakstelling voor de bovenlokale behoefte.

De afspraken rond woningbouw worden niet langer op basis van alleen kwantitatieve aspecten gevoerd (contingenten) maar ook op kwalitatieve aspecten. Het doel is onder meer om de landelijke gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van woonruimte voor sociaaleconomisch gebonden doelgroepen, met name jongeren (starters op de woningmarkt) en ouderen. Het uitgangspunt is dat er vraaggericht wordt gebouwd.

Woningbouw in en nabij de kernen
Het landschap vormt het goud van de gemeente. Daarom is het uitgangspunt dat uitbreiding pas aan de orde is als de kansen voor inbreiding zijn benut of onvoldoende uitkomst bieden. Het overgrote deel van de nieuw te bouwen woningen wordt geclusterd rond Olst en Wijhe, mede om de voorzieningenstructuur daar te versterken.

Wonen wordt daarnaast als middel ingezet om het landschap in het buitengebied te versterken. Dit kan door wonen in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, door rood-voor-rood, in woonlandschappen en door nieuwe landgoederen.

Het voorliggende bestemmingsplan sluit goed aan op de Toekomstvisie Olst-Wijhe.

3.2.2 Structuurvisie Olst-Wijhe (2017)

De structuurvisie Olst-Wijhe wordt waarschijnlijk in het najaar van 2017 vastgesteld. De structuurvisie Olst-Wijhe beschrijft in hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor onze gemeente voor de komende jaren. De visie beschrijft de aard van de gemeente (de identiteit), de ontwikkelingen die spelen, de ambities en de manier waarop die gerealiseerd kunnen worden. Voor deze visie is de gemeente ingedeeld in vier gebieden:

  • Sterke dorpen
  • Prachtige IJsselzone
  • Lommerrijke landgoederen
  • Sallandse platteland.

Het uitgangspunt is het behouden en versterken van de identiteit. De visie is een handleiding voor èn een uitnodiging aan inwoners en organisaties om nieuwe ontwikkelingen te realiseren. Ontwikkelingen die bijdragen aan de versterking van de identiteit en kwaliteit van de leefomgeving en het landschap.

De hoofdpunten uit de visie zijn:

  • 1. Aantrekkelijk en veilig wonen voor jong en oud met passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen en mogelijkheden om te werken in en om de dorpen en buurtschappen.
  • 2. Evenwicht tussen leefkwaliteit, bereikbaarheid en mobiliteit.
  • 3. Vrijetijdsbesteding als impuls voor de lokale economie met de aantrekkelijke IJsselzone en ‘IJsselfront Olst-Wijhe’ als integrale gebiedsontwikkeling.
  • 4. Versterken van toekomstbestendige landbouw en landgoederen.
  • 5. Inzetten op het duurzaam vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, op duurzame energie en energiebesparing in het kader van de energietransitie.
  • 6. Samenwerken aan circulaire economie, aan vestigingsmogelijkheden voor lokale ondernemers en daar waar mogelijk innovatie bevorderen.


Wonen
Nieuwe woonvormen voor ouderen en kwetsbare groepen zoals de meer-generatie-woning, kangoeroewoning, meegroeiwoning, maar ook het Vriendenerf Olst, zijn in opkomst als antwoord op veranderende woonbehoeftes. Een logische ontwikkeling met een steeds ouder wordende bevolking die langer (zelfstandig) thuis wil of moet wonen. Ook duurzame woningen zijn een trend, zoals de nul-op-de-meterwoningen (zelfvoorzienend in energie). Daarnaast zijn de gasloze wijken (geen gasaansluiting) in opkomst.

De woningmarkt heeft lange tijd ‘op slot’ gezeten en komt nu weer op gang. Ook in Olst-Wijhe is er de komende tijd sprake van een lichte groei door de vraag naar specifieke woonvormen, bijvoorbeeld private woon-zorg combinaties of klein en betaalbaar wonen. Daarnaast bestaat de trend van minder mensen per woning en de behoefte aan levensloopbestendige woningen. Op basis van de huishoudensprognose zal de behoefte aan extra woningen het grootst zijn in de dorpen Olst en Wijhe.

Door de tweede woning, die in het voorliggende wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt gemaakt, op het onderhavige perceel kan makkelijker mantelzorg worden verleend. Hiermee sluit de ontwikkeling goed aan op de uitgangspunten uit de Structuurvisie Olst-Wijhe (2017).

3.2.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit, vastgesteld op 24 februari 2014, bevat spelregels voor het welstandsniveau waaraan (ver-)bouwplannen moeten voldoen. Ruimtelijke kwaliteit is één van de pijlers onder het gemeentelijke beleid, met de ambitie om bij planontwikkeling de bestaande waarden en kwaliteiten te eerbiedigen.

De onderhavige locatie ligt in de klasse 'landelijk gebied klasse goed'. Ten aanzien van de aanpassing van of toevoeging van bestaande bebouwing zijn verschillende spelregels opgenomen.

De spelregels voor hoofdgebouwen:

  • het materiaalgebruik, kleurgebruik en detaillering van het bestaande bouwwerk is richtinggevend
  • de aanpassingen aan de gevel, de dakvorm van een toevoeging of de kleur dient de eenheid binnen en samenhang van de bebouwing niet te verstoren
  • dakkapellen op het voorgeveldakvlak zijn niet breder dan ongeveer de helft van de gevelbreedte en niet hoger dan 1,50 meter.
  • erfafscheidingen grenzend aan of zichtbaar vanaf de openbare weg worden uitgevoerd in groen (haagbeplanting) of hout met draad.

De spelregels voor bijgebouwen (voor zover niet vergunningvrij):

  • het materiaalgebruik en kleurgebruik passen bij karakter van het erf, dus hout of steen op erven bij woningen en naast hout of steen ook plaatmateriaal of damwandprofiel op een bedrijfsterrein of bij een agrarisch bedrijf.

De onderhavige ontwikkeling sluit goed aan op deze uitgangspunten (zie paragraaf 2.2) en daarmee bij de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ten behoeve van dit wijzigingsplan zijn verschillende planologische en milieuaspecten beoordeeld. In dit hoofdstuk zijn de conclusies van de onderzoeken genoemd en is beschreven of het thema al dan niet gevolgen heeft voor het bouwplan.

4.1 Archeologie

Door de gemeente Olst-Wijhe is de beleidsnota voor archeologie opgesteld. Hiervoor is voor het totale grondgebied van de gemeente een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld.

De archeologische verwachtingskaart maakt duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden. Het grondgebied is hiervoor opgedeeld in drie zones:

  • hoge archeologische verwachting;
  • middelhoge archeologische verwachting;
  • lage archeologische verwachting.

Op basis van de archeologische verwachtingskaart is een beleidsadvieskaart opgesteld. Aan de op de kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De kaart is een visuele vertaling van het gemeentelijk archeologiebeleid. Het doel van de beleidsadvieskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen wordt overgenomen. Deze nota en de gemeentelijke beleidsadvieskaart vormen samen het beleidskader archeologie. In de onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied op deze kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0012.png"

Afbeelding - Archeologische verwachting ter plaatse van het plangebied (bron: Archeologische verwachtingskaart Olst-Wijhe)

Voor het buitengebied is het beleidsadvies als volgt:

  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 2.500 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 5000 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 ha.


Het onderhavige wijzigingsplan
Voor het onderhavige plangebied geldt grotendeels een hoge verwachtingswaarde en aan de noordoostzijde heeft een klein deel van het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde.

In het onderhavige wijzigingsplan wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd. Daarom is geen archeologisch onderzoek vereist. De bestaande dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 2" blijven behouden.

4.2 Bodem

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op de splitsing van een bestaand pand. De grond zal niet worden geroerd in kader van deze ontwikkeling. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het onderhavige wijzigingsplan.

4.3 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, dient onderzocht te worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.

Het onderhavige wijzigingsplan
De Rietbergweg is een weg met relatief weinig verkeer. De geluidscontour van 48 dB van deze weg beperkt zich tot de weg en de bermen. De informatie van de Verkeersmilieukaart / het Milieumodel waarop deze contour gebaseerd is, is wel gedateerd maar het gebruik van de Rietbergweg zal niet zodanig veranderd zijn dat de geluidscontour van 48 dB het bouwvlak met de woning nadert. Wegverkeerslawaai vormt dan ook geen belemmering voor het onderhavige wijzigingsplan. Daarnaast ligt het plangebied niet in de nabijheid van een spoorweg of industrie. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

4.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur: 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen hoeven niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Het onderhavige wijzigingsplan
De onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op de mogelijkheid om inpandig één extra woning mogelijk te maken. Deze ontwikkeling is dermate beperkt dat de ontwikkeling onder de regeling 'Niet in betekenende Mate' valt. Bovendien zijn in de gemeente Olst-Wijhe geen knelpunten bekend met betrekking tot de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden, namelijk inrichtingen, transportroutes en (ondergrondse) buisleidingen.

Het onderhavige wijzigingsplan
De locatie ligt in de nabijheid van een een hoge druk aardgasleiding. De kortste afstand van het bouwvlak tot deze hoge druk aardgasleiding is circa 175 meter (zie navolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0013.png"
Afbeelding - Uitsnede risicokaart met gasleiding en planlocatie

Op de signaleringskaart wordt uitgegaan van een standaard aandachtsgebied voor het groepsrisico van ca. 500 meter. De locatie ligt binnen deze afstand (zie navolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0014.jpg"


Afbeelding - Weergave aandachtsgebied buisleiding

In 2014 zijn voor de hoge druk aardgasleidingen in de gemeente Olst-Wijhe berekeningen van het plaatsgebonden risico en groepsrisico uitgevoerd waaruit blijkt dat de plaatsgebonden risico contouren op of net buiten de buisleiding lopen. Daarnaast blijkt uit de berekeningen dat nergens langs de hogedrukaardgasleiding een groepsrisico wordt berekend. Dit wil niet zeggen dat er geen groepsrisico is, maar dat de kans op meer dan tien slachtoffers kleiner is dan één op de miljard. Er vindt dan ook geen overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico plaats.

Gezien de afstand tot de leiding zal de planlocatie niet binnen een plaatsgebonden risico contour liggen. Gezien de dichtheid van de woningen zal door één extra woning op deze locatie niet opeens een groepsrisico kunnen worden berekend.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

4.6 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Indirect geeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de 'omgekeerde werking' genoemd. De reden hiervoor is duidelijk: een geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder.

Het onderhavige wijzigingsplan
Uit de kaart geurhinder (oktober 2009) blijkt ter plaatse van het plangebied een zeer goed leefklimaat. Het meest nabijgelegen bedrijf ten opzichte van de planlocatie met een aanzienlijk geurbelasting is het bedrijf aan de Bremmelerstraat 8. Dit bedrijf ligt op ca 1000 meter ten noordoosten van het plangebied. Dit bedrijf is overigens na oktober 2009 gestopt als varkenshouderij en een jongveehouderij geworden.

Bedrijven die dichter bij de locatie liggen zijn (in hoofzaak) melkrundveehouderijen en voldoen ruimschoots aan de afstandseis van 50 meter.

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • Het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

Het onderhavige wijzigingsplan
Nabij het plangebied zijn de volgende niet-agrarische bedrijven gelegen:

  • Een gemaal op circa 170 meter ten noordwesten van het plangebied. Dit bedrijf heeft een milieucategorie 2 (SBI 2008 3700) en richtafstanden van 30 meter voor geur en tien meter voor geluid;
  • Een vakantiewoning (Erve Kappestee) op circa 670 meter van het plangebied. Vakantiecentra hebben een milieucategorie 3.1 (SBI 2008 553, 552) en richtafstanden van 30 meter voor geur en gevaar en 50 meter voor geluid.

Deze en tevens andere niet-agrarische bedrijven in de nabijheid van het plangebied vormen geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het onderhavige wijzigingsplan.

4.8 Ecologie

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming ingetreden, die Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten beschermt. De wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden komt voort uit de Europese richtlijnen voor behoud van een Natura 2000-netwerk en uit het provinciale beleid voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De gebiedsbescherming houdt in dat wanneer er binnen of nabij een natuurgebied ruimtelijke ingrepen of menselijke activiteiten gaan plaatsvinden, er beoordeeld moet worden of de beschermde natuurgebieden niet in het geding zijn. In dat geval is een ecologisch onderzoek noodzakelijk.

Soortenbescherming
Wanneer een bestemmingsplan (of zoals in dit geval een wijzigingsplan) handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Het onderhavige wijzigingsplan
Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied en NNN-gebied is op circa 1,2 kilometer ten westen van het plangebied gelegen. Ten behoeve van de woningsplitsing is geen ecologisch onderzoek noodzakelijk. Ten behoeve van de geplande verbouw van één van de schuren, waarbij een deel wordt afgebroken en een ander deel wordt aangebouwd, is een Quickscan flora en fauna opgesteld. Deze Quickscan is opgenomen in Bijlage 1.

Navolgend wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies van deze Quickscan.

Beschermde gebieden
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden en Natura 2000, ook in de omgeving komen dergelijke gebieden niet voor. Op grond van de beperkte schaal van de ingreep en de bestemming is een negatief effect op beschermde natuurgebieden uit te sluiten.

Beschermde soorten

Algemene conclusie

  • Tijdens het veldbezoek werden geen beschermde of bedreigde plantensoorten of resten hiervan op het plangebied aangetroffen. Het voorkomen van strikter beschermde plantensoorten zijn derhalve uit te sluiten;
  • Het plangebied is geschikt voor de mol en huismuis. Deze soorten zijn niet beschermd in de Wet natuurbescherming, voor deze soort geldt wel de algemene zorgplicht;
  • Het plangebied is geschikt voor huisspitsmuis, veldspitsmuis, egel, konijn, ree en haas zijn opgenomen in de lijst nationaal beschermde soorten, Wet natuurbescherming. In het kader van de ruimtelijke inrichting geeft de provincie Overijssel vrijstelling voor deze soorten. Eveneens is voor deze soorten de algemene zorgplicht van toepassing;
  • Mogelijk gebruiken de steenmarter en eekhoorn het plangebied als passant en/of foerageergebied. In de toekomst blijft het plangebied geschikt als foerageergebied. Tevens is er ruim voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de nabije omgeving. Negatieve effecten bovengenoemde soorten worden niet verwacht;
  • Wat betreft vaste verblijfplaatsen van vleermuizen, bied de schuur geen geschikte mogelijkheden als verblijfplaats voor vleermuizen. Het voorkomen is derhalve uit te sluiten. Nader onderzoek en/of ontheffing is niet van toepassing;
  • Effecten op vogels door verlies van broed- en foerageergebied zijn te verwaarlozen;
  • Het plangebied is geschikt voor gewone pad, bastaardkikker en bruine kikker. Deze soorten zijn opgenomen in de lijst nationaal beschermde soorten, Wet natuurbescherming. In het kader van de ruimtelijke inrichting geeft de provincie Overijssel vrijstelling voor deze soorten. Voor deze soorten is de algemene zorgplicht van toepassing;
  • Goedgekeurde gedragscode, ruimtelijke ontwikkeling van de vereniging Stadswerk kan worden toegepast tijdens de werkzaamheden. Hierin wordt beschreven hoe om te gaan met o.a. de algemene zorgplicht. Wel moet er een kanttekening worden geplaatst, als basis van de gedragscode ligt de Flora- en faunawet. De gedragscode is nog niet aangepast op de (per 1 januari 2017) geldende wet- en regelgeving, Wet natuurbescherming.

Aanbevelingen

  • Zorg dat de werkzaamheden binnen het plangebied plaatsvinden. Mocht er tijdens de uitvoer van het werk onverhoopt bijzonderheden worden aangetroffen, raadplaag een inzake deskundige;
  • Om schade aan broedsels te voorkomen wordt geadviseerd om buiten het broedseizoen te werken. De piek van het broedseizoen ligt in de periode half maart-half juli, maar eerdere en latere broedgevallen komen voor. Het is mogelijk om tijdens het broedseizoen te werken wanneer maatregelen zijn genomen om broedgevallen te voorkomen of wanneer een inspectie uitwijst dat geen broedsels aanwezig zijn.

4.9 Water

Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Watertoets
De watertoets houdt in dat vroegtijdig in het planvormingsproces rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding. Sinds 2003 bestaat de wettelijke verplichting om de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten te betrekken. Daarom moet in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en mogelijk te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets is in de toelichting bij het wijzigingsplan opgenomen in de vorm van de waterparagraaf.

Het onderhavige wijzigingsplan
De watertoets voor dit plan heeft op 17 augustus 2017 plaatsgevonden via de Digitale Watertoets. Op basis van de watertoets is gebleken dat er bij dit plan geen waterhuishoudkundige aspecten van belang zijn. Het Waterschap Drentse Overijsselse Delta heeft geen belang bij dit plan. Voor de volledigheid is de samenvatting van de watertoets opgenomen in Bijlage 2 van het wijzigingsplan.

Het aspect water vormt geen belemmering voor het onderhavige wijzigingsplan.

4.10 Overstromingsrisico's

Op de Risicokaart van de provincie is aangegeven dat het plangebied een kleine kans heeft op overstromingen. Het plangebied ligt ten oosten van de IJssel binnen het dijkringgebied Oost-Veluwe (nummer 52).

Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de IJssel. Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de nieuwe waterkaart. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De gevolgen van een overstroming zijn bepaald door inzicht te geven in de maximale waterdiepte tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. Het plangebied is aangemerkt als liggende in een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. De maximale waterdiepte tijdens een overstroming is voor het plangebied in de huidige situatie ingeschat op 0,5 á 0,8 m (overstromingsdiepte; water boven maaiveld). Dit is weergegeven in onderstaande afbeelding [Bron: nederland.risicokaart.nl].

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017001031-0301_0015.png"

Afbeelding - Maximale waterdiepte ter plaatse van het plangebied

De wettelijke norm voor de dijkring is een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar.

Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en derhalve zullen eerst de laaggelegen gebieden onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd kan in het plangebied overstroming plaatsvinden.

Voor het plangebied is het van belang dat nagedacht wordt over voorzieningen die de risico's kunnen beperken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor nieuwe ontwikkelingen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg, zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijv. materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatie plan;
  • belangrijke functies dan wel belangrijke apparatuur (bijv. generator e.d.) verhoogd of op eerste verdieping situeren.

Uitwerking en toepasbaarheid van deze mogelijkheden dienen nader te worden uitgewerkt bij bijvoorbeeld het waterhuishoudkundig ontwerp.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het wijzigingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Een actueel bestemmingsplan/wijzigingsplan met een heldere regeling draagt bij aan de handhaafbaarheid van de inrichting van het plangebied en geldt als toetsingskader voor het gebruik en de bouwmogelijkheden.

De regels geven inhoud aan de aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Bij dit wijzigingsplan is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied, dat op 21 mei 2012 is vastgesteld en op 8 september 2014 is herzien.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen die in het gebied voorkomen, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor specifiek in het gebied voorkomende elementen.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw van de regels is als volgt:

  • hoofdstuk Inleidende regels van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen (wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden);
  • in hoofdstuk Algemene regels staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk Overgangs- en slotregels van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

Navolgend worden de bestemmingen Wonen, Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Landschap - 2 toegelicht.

5.2 Wonen

Gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor gebouwen waar wordt gewoond, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis, en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en parkeervoorzieningen. Ter plaatse van het bestemmingsvlak is middels een maatvoeringaanduiding aangegeven dat twee woningen op het bouwvlak van de onderhavige boerderij zijn toegestaan. Voor de gebouwen op het perceel zijn de bestaande maten, waarvan sprake is ten tijde van de vaststelling van het onderhavige wijzigingsplan, van toepassing. Daarnaast is per woning 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

De aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' is, in lijn met het geldende bestemmingsplan op het perceel, opgenomen voor het gehele bouwvlak. Met deze aanduiding zijn ruimere gebruiksmogelijkheden, in de vorm van nevenfuncties, gemoeid. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk wordt gemaakt om de bestemming te wijzigen naar een agrarisch grondgebonden bedrijf.

5.3 Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie - 2

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 2.500 m² (Waarde - Archeologie - 1) en 5.000 m² (Waarde - Archeologie - 2).

5.4 Waarde - Landschap - 2

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de kommen. De gronden met deze bestemming zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, zoals openheid.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het project betreft een particulier initiatief. In het kader van de voorliggende ontwikkeling is een overeenkomst afgesloten met de initiatiefnemer, waarin afspraken zijn gemaakt over de betaling van de kosten die de gemeente moet maken voor deze bestemmingswijziging, de planning en over mogelijke planschade. Daarmee is de onderhavige ontwikkeling voor de gemeente financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan heeft de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen procedure doorlopen en heeft zes weken ter inzage gelegen van 5 oktober 2017 tot en met 15 november 2017. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het wijzigingsplan is (ongewijzigd) vastgesteld op 16 januari 2018.