direct naar inhoud van Regels
Plan: Olst-West 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Olst-West 2017 met identificatienummer NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301 van de gemeente Olst-Wijhe.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten:

het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.

1.7 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.9 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 bestaand:

de bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bijgebouw:

een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 camper:

een motorvoertuig, ingericht voor het vervoeren van personen en kamperen c.q. buitenshuis verblijven met de mogelijkheid tot overnachten;

1.23 camperstandplaats:

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een camper;

1.24 dagrecreatieve voorzieningen:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.30 kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit geldt, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. van deze beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn uitgezonderd horeca en detailhandel.

1.31 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.32 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.33 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.34 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.35 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.36 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij, plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.37 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht. onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een erotische-massagesalon en een bordeel.

1.38 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.39 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en installaties ten behoeve van een farmaceutisch bedrijf met uitsluitend de bij het farmaceutische bedrijf behorende productieruimten, kantoren, opslag- en expeditieruimten, opslagtanks, bedrijfsbrandweer, laboratoria, werkplaatsen, bedrijfsrestaurant en sanitaire voorzieningen, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - productiegebouwen' geen productiegebouwen zijn toegestaan;
  • b. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. openbare nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. ontsluitingsweg ten behoeve van de bestemming 'Gemengd';
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. wegen, straten en paden;
  • h. overige parkeervoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor de gebouwen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van gebouwen, inclusief openbare nutsvoorzieningen, mag niet meer dan de op de verbeelding aan het bouwvlak toegekende oppervlakte bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aan het bouwvlak toegekende hoogte bedragen;
  • d. op elk gebouw dat de maximaal toegelaten bouwhoogte heeft mag, uitsluitend ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandelinginstallaties, liftkokers, lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwdelen, maximaal 7,5% van de oppervlakte van bebouwing worden verhoogd met 2 m, en maximaal 7,5 % met 3 meter en maximaal 1,5% met 7 m, gerekend vanaf de werkelijke bouwhoogte van het gebouw;
  • e. op gebouwen die lager zijn dan de maximaal toegelaten bouwhoogte zijn ondergeschikte bouwdelen toegestaan tenzij deze ondergeschikte bouwdelen boven de maximaal toegelaten bouwhoogte van het bijbehorende gebouw uitkomen, dan gelden de percentages zoals vermeld in artikel 3.2.1 lid d;
  • f. de dakhelling van een gebouw groter dan 100 m² mag niet meer dan 75 graden bedragen.
3.2.2 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen, tenzij de bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het weg- en scheepvaartverkeer alsmede speeltoestellen of kunstwerken zijn bedoeld.
  • c. in uitzondering op lid b mag de hoogte van opslagtanks en bijbehorende installatiewerken niet meer bedragen dan de ter plaatse op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gronden tevens worden bestemd voor bedrijven in een lichtere milieucategorie, dan wel een vergelijkbare milieucategorie dan het bedrijf dat is genoemd onder 3.1, onder a, en voorzover deze bedrijven vallen onder de categorieën 1, 2 en 3 van de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten mits:

  • a. het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. de voorgenomen wijziging niet in strijd is met de Beleidslijn grote rivieren of de opvolger daarvan en daarover vooraf advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. de landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden van de IJssel en de uiterwaarden;
    • 2. de milieubelasting;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die geen hinder veroorzaken met betrekking tot de woonomgeving;
  • c. horecabedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 tot en met horeca categorie 2;
  • d. behoud en bescherming van het monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - (rijks)monument';
  • e. terrassen;
  • f. detailhandel;
  • g. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • i. maatschappelijke voorzieningen;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en paden.

met de daarbij behorende:

  • l. gebouwen en andere bouwwerken;
  • m. tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning of bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van (hoofd- en bij)gebouwen mag niet meer dan de op de verbeelding in het bouwvlak aangegeven 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedragen met dien verstande dat binnen de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend een bijgebouw is toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogten met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • f. de dakhelling mag niet meer dan de op de verbeelding aan het bouwvlak toegekende dakhelling bedragen middels de aanduiding 'maximum dakhelling (graden)'.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijgebouwen bij een woning mag niet meer dan 50 m² bedragen mits de gezamenlijke oppervlakte van (hoofd- en bij)gebouwen niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven oppervlakte bedraagt, tenzij op de plankaart anders is aangegeven. In dat geval geldt de maximum oppervlakte zoals op de plankaart is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 11,50 m + N.A.P. bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en tuinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de hoogte van speeltoestellen en kunstwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen, tenzij de bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het weg- en scheepvaartverkeer zijn bedoeld.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of de natuurlijke en/of archeologische waarden van de gronden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. een openlucht theater;
  • d. voorzieningen ten behoeve van scheepvaart en verkeer te water;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • f. ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- camperplaats' tevens een camperstandplaats;
  • g. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer waarbij het behoud van de ruimtelijke, landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van het terrein zal worden nagestreefd;

met de daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen en water;
  • i. voet- en rijwielpaden;
  • j. ruiterpaden;
  • k. ontsluitingswegen;
  • l. openbare nutsvoorzieningen;
  • m. speelvoorzieningen en kunstwerken;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van één gezamenlijk gebouw ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 20 m² bedragen;
    • 2. de goothoogte van het gebouw ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 3 m bedragen, gemeten vanaf de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang van het gebouw bij voltooiing van de bouw.
  • b. Voor het aanleggen van de camperstandplaats gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het aantal standplaatsen mag niet meer dan 8 bedragen;
5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen tenzij deze rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het weg- en scheepvaartverkeer alsmede speeltoestellen of kunstwerken bedoeld zijn
  • b. de maximale oppervlakte van het open lucht theater bedraagt 620 m2 en heeft een maximale bouwhoogte van 3 meter.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden, zoals diepploegen, dieper dan 40 cm en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verhardingen, zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden, met een oppervlakte van meer dan 50 m².
5.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod van sublid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
5.3.3 Voorwaarde vergunningplicht

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 5.3.1, onder a bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers- en informatieborden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten ,taluds, duikers, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en groen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, (erf)ontsluitingswegen en paden;

met de daarbij behorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter;
  • b. een speelvoorziening mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter;
  • c. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. een bouwwerk buiten de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
    • 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. de aanleg van verhardingen > 50 m2 (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen.
8.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
  • b. binnen de bebouwde kom plaatsvinden en een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;
  • c. buiten de bebouwde kom plaatsvinden en een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m2;
  • d. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
    • 3. een bouwwerk buiten de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m2;
    • 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • c. de aanleg van verhardingen > 50 m2 (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen.
9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 9.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  • b. binnen de bebouwde kom plaatsvinden en een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m2;
  • c. buiten de bebouwde kom plaatsvinden en een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m2;
  • d. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn- behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud, het beheer en de verbetering van (hoofd)waterkeringen;
  • b. de afvoer van water, sediment en ijs;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. verkeer te water;
  • e. bij deze bestemming horende voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik en laten gebruiken van gronden voor:

  • a. het doen van grondroeringen, anders dan ten dienste van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering';
  • b. het aanbrengen en/of instandhouden van diepwortelende beplanting.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn- behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de vergroting van de afvoercapaciteit van de IJssel;
  • d. bij deze bestemming horende voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van scheepvaarttekens bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien en voor zover wordt gebouwd ten dienste van en conform de overige voor deze gronden geldende bestemmingsregels.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage.
11.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
11.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen.

13.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
13.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

afstand van de molen   maximale bouwhoogte  
a.   binnen 100 m:   de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, gerekend vanaf het maaiveld ter plaatse van de molen, zijnde 10 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse;  
b.   van 100 tot 400 m:   de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.  

Deze regels gelden niet voor bestaande bouwwerken.

13.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 13.2.1 in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal zoveel mogen bedragen als in de daar voorkomende bestemming(en) is aangegeven.

Er mag uitsluitend worden gebouwd indien het belang van de dijk voldoende is gewaarborgd, nadat hieromtrent advies is ingewonnen bij de beheerder van de dijk.

13.2.3 Criteria

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in sublid 13.2.2 wordt slechts verleend:

  • a. mits hierdoor de vrije windvang voor de molen en/of het zicht op de molen niet onevenredig worden beperkt, en
  • b. een positief advies is uitgebracht door de beheerder van de molen.
13.3 vrijwaringszone - dijk
13.3.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de versterking, de bescherming, het beheer en het onderhoud van de middels de bestemming ' Waterkering ' aangegeven waterkering.

13.3.2 Bouwregels

Op of in de voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming of ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen met inachtneming van de in 13.3.1 genoemde belangen.

13.4 vrijwaringszone - vaarweg
13.4.1 Doeleindenomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van een vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart op de nabijgelegen vaarweg.

13.4.2 Advies waterbeheerder

Een in het plan opgenomen bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouw- of gebruiksregels of bij omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden toe te staan, of een wijzigingsbevoegdheid toe te passen, wordt verleend mits dit geen aantasting van de vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart op de vaarweg tot gevolg heeft en de waterbeheerder daar over heeft geadviseerd.

13.5 Wetgevingszone - Natura 2000
13.5.1 Aanduidingsomschrijving N2000

De voor 'wetgevingzone - natura 2000' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (primaire bestemming) bestemd voor:

  • a. de instandhouding van Natura 2000 gebied "Rijntakken" (als bedoeld in het aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Rijntakken d.d. 23 april 2014);
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden.
13.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere in het plan opgenomen bestemmingen geldt dat slechts gebouwd mag worden indien geen sprake is van significant negatieve en/of negatieve effecten als bedoeld in de Wet natuurbescherming op de in het aanwijzingsbesluit genoemde kwalificerende soorten en natuurlijke habitattypen.

13.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is, al dan niet in afwijking van het bepaalde ingevolge de basisbestemming(en), verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, mits geen sprake is van significant negatieve en/of negatieve effecten als bedoeld in de Wet natuurbescherming op de in het aanwijzingsbesluit genoemde kwalificerende vogelsoorten en kwalificerende habitattypen/-soorten:

  • a. het verzetten of vergraven van grond van meer dan 100 m³ per perceel of op een diepte van meer dan 0,60 m beneden maaiveld;
  • b. de aanleg van drainage ongeachte de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en inhoud van een bouwwerk worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1,00 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van een bouwwerk worden wolfseinden buiten beschouwing gelaten.

14.2 Meetverschil

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis kan worden aangemerkt.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval:

  • a. het gebruiken van de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemmingen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de realisering of het beheer van de bestemming.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de in artikel 3.2.1 onder b en 4.2.1 onder c gegeven maximum oppervlakte maten van gebouwen zoals die op de plankaart aan de betreffende bouwvlakken zijn toegekend;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m.
16.2 Afwegingskader

Een in 16.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsregels

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Olst-West 2017.