direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Olst-West 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Tussen de kern van Olst en de IJssel, net ten noorden van de Veerweg, is een bedrijventerrein gelegen van circa 8,4 hectare. Op het terrein is het bedrijf Abbott Biologicals B.V. gevestigd. Aan de westzijde van het terrein ligt het parkeerterrein van het bedrijf. De bereikbaarheid en ontsluiting van het terrein vindt plaats via de Veerweg op de N337 (de Rijksstraatweg). Aan de oostzijde van het terrein staat een oude korenmolen, de Bökkers Mölle.

In het gebied is sprake van een aantal initiatieven die gecombineerd kunnen worden.

Ten eerste heeft 'Het Plaatselijk Belang Olst' (burgerinitiatief) in samenwerking met de gemeente Olst-Wijhe een programma ontwikkeld om de verbinding tussen Olst en de IJssel te versterken: "Olst mooier aan de IJssel". Doelstelling van dit project is om de vitaliteit en aantrekkingskracht van het dorp Olst via een toeristisch recreatieve verbinding tussen de IJssel en het dorp te vergroten om zodoende een betere aansluiting te krijgen tussen het dorp en de IJssel voor een brede doelgroep (recreanten, toeristen en eigen inwoners). Op de locatie waar de huidige parkeerplaats van Abbott is gelegen direct langs de oever, zal vanuit "Olst mooier aan de IJssel" een recreatieve zone worden ingericht, met een parkeerterrein voor camperplaatsen.

Een tweede belangrijke ontwikkeling is de sanering van het zogenaamde 'Olasfaterrein' ten noorden aansluitend op het bedrijventerrein. Nadat de sanering ten behoeve van Abbott is afgerond kan deze ruimte worden benut voor de realisatie van een groter parkeerterrein. In lijn hiermee kan de bereikbaarheid van het bedrijf voor werknemers en aan- en afvoer van producten verbeterd worden door een directe verbinding aan te leggen met de provinciale weg. Deze nieuwe verbinding wordt vanaf de provinciale weg gerealiseerd door middel van een rotonde langs de Rijksstraatweg, ter plaatse van de afrit De Meente.

Een derde ontwikkeling die mee kan liften in dit bestemmingsplan betreft een gronduitruil ter plaatse van de molen. De grond aan de achterzijde van de molen zal bij het bedrijventerrein worden gevoegd en omgekeerd zal een stuk perceel aan de noordzijde worden toegevoegd bij het molenterrein. Op het nieuwe deel zal een bijgebouw worden geplaatst.

Genoemde ontwikkelingen zijn niet mogelijk binnen het bestemmingsplan "Olst-West 2005" dat geldt ter plaatse van het plangebied. De volgende wijzigingen zijn noodzakelijk:

  • De aanleg van de rotonde aan de provinciale weg met toegangsweg richting het nieuwe parkeerterrein. Hiervoor zal de bestaande bestemming "Verkeersdoeleinden" moeten worden aangepast;
  • De aanleg van een nieuw parkeerterrein aan de noordzijde van het bedrijf Abbott; Op deze locatie dient een aanduiding 'parkeerterrein' te worden toegevoegd;
  • Het inrichten van de uiterwaarde met dagrecreatieve voorzieningen, waaronder een camperplekken; Hiervoor is een bestemmingswijziging nodig van "IJsseloever" naar "Recreatie";
  • Het uitbreiden van het perceel van de molen "De Bökkers Mölle" aan de noordzijde. Hier dient de bestemming Bedrijf omgezet te worden naar Gemengd. Aan de westzijde dient de bestemming Gemengd omgezet te worden naar Bedrijf. Tevens zal rondom de molen een molenbiotoop moeten worden gelegd vanwege de bescherming van de windvang;

Voorliggend bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk.

Tevens wordt het bestaande bedrijventerrein meegenomen in dit bestemmingsplan. Op het terrein zelf zal geen sprake zijn van wijzigingen. De bestaande planologische rechten worden hier overgenomen.

1.2 Plangebied

De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de voorziene ontwikkeling zoals beschreven in voorgaande paragraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0001.jpg"

Plangebied bestemmingsplan Olst-West 2017

1.3 Geldende planologische situatie

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Olst-West 2005", dat op 5 mei 2005 is vastgesteld. Het bedrijventerrein is in dit bestemmingsplan voorzien van een bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'. De molen in het plangebied "De Bökkers Mölle" en het adres Rijksstraatweg 33 hebben de bestemming 'Gemengde doeleinden'. Daarnaast heeft de molen de aanduiding "Windmolen (monument)" in het bestemmingsplan en is op deze locatie via aanduidingen een horecavoorziening en dienstwoning toegestaan. De Rijksstraatweg, die aan de oostzijde van het plangebied is gelegen, en de geplande rotonde bij de afslag naar De Meente kennen de bestemming 'Verkeersdoeleinden'. Daarnaast heeft het volledige plangebied een dubbelbestemming "Waterstaatsdoeleinden".

Het bedrijf heeft in het vigerende bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen waarin de huidige toegestane bebouwing nauwkeurig is vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0002.png"
Afbeelding - Uitsnede bestemmingsplan "Olst-West 2005"

Naast het bestemmingsplan "Olst-West" geldt nog het bestemmingsplan "archeologie", dat op 28 april 2014 is vastgesteld. Het eerstgenoemde plan voorziet een deel van het bestemmingsplan van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De bedrijfsgebouwen van Abbott Biologicals B.V. zijn aan de zuidzijde van het plangebied gelegen, direct ten noorden van de Veerweg. De parkeerplaats voor de personeelsleden van Abbott is gelegen langs de IJsseloever. Deze parkeerplaats neemt vrijwel het grootste deel van de uiterwaarden aan de westzijde van de bedrijfsgebouwen van Abbott in beslag. Verkeer naar deze parkeerplaats rijdt momenteel via de zuidzijde van het plangebied, langs de Veerweg. Aan de oostzijde van het plangebied is de molen "De Bökkers Mölle" gelegen.

Sinds 2006 is de provincie Overijssel begonnen met de afrondende bodemsanering van het terrein op de voormalige asfaltfabriek Olasfa, aan de noordzijde van het plangebied. Het saneringsproces is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan nog in volle gang. Nadat de sanering is afgerond, zal het terrein worden opgeruimd en opgehoogd, en zal de nieuwe parkeerplaats van Abbott kunnen worden aangelegd.

In de onderstaande afbeelding is de huidige locatie van de parkeerplaats weergegeven, evenals het bedrijfsterrein van Abbott en de locatie waar de Olasfa sanering plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0003.png"

Afbeelding - Huidige situatie plangebied

Het bedrijf Abbott betreft een relatief groot bedrijf in de omgeving en is een belangrijke werkgever in de gemeente. Het terrein wordt gekenmerkt door grote bedrijfsgebouwen. Aan de randen van het terrein bevinden zich enkele karakteristieke panden.

Op de N337 (tussen Deventer en Zwolle) in Olst ligt het kruispunt N337/Rijksstraatweg met De Meente. Beide wegen hebben een gebiedsontsluitende functie voor de kern Olst op zichzelf en voor de ontsluiting van Olst richting Zwolle en Deventer.

De N337 vormt op regionaal niveau een verbinding tussen Zwolle en Deventer. Op lokaal niveau zorgt deze weg voor de ontsluiting van Olst en Wijhe richting deze beide steden en vervolgens de A28 en A1. Ter hoogte van de aansluiting met de Meente ligt de N337 binnen de bebouwde kom en is het een gebiedsontsluitingsweg. De N337 vormt daarmee een doorgaande route en zorgt voor een regionale ontsluiting van het verkeer. De weg wordt daarnaast ook gebruikt door de busverbinding tussen Zwolle en Deventer. Langzaam verkeer wordt op het noordelijke wegvak gescheiden afgewikkeld via een parallelle verbinding aan de oostzijde van de N337. Op het zuidelijke wegvak en De Meente rijdt het langzaam verkeer gemengd met het snelverkeer op de rijbaan.

De dijk waar de N337, met het kruispunt de Meente, op is gelegen maakt onderdeel uit van de primaire waterkering van de IJssel. De hoogte en fysieke ligging van de weg hebben, naast de verkeersfunctie, een belangrijke functie bij de hoogwaterbescherming van het binnendijkse gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0004.jpg"

De molen met bakkerij

Het molenterrein betreft een markant punt in het dorp en is een belangrijke voorziening, ook voor dagrecreanten. De molen zelf stamt uit 1729 en wordt nog gebruikt om graan te malen en is in eigendom van Stichting Bökkers Mölle en wordt ook door die partij geëxploiteerd. In de overige gebouwen bevinden zich een bakkerij, winkel en proeverij en zijn in eigendom van de familie Bökkers en wordt ook door die familie geëxploiteerd. Op het terrein kan gebruik worden gemaakt van een terras. Op het terrein bevindt zich ook een speelweide.

2.2 Toekomstige situatie

In het plangebied zal een aantal verschillende ontwikkelingen plaatsvinden.

  • Project "Olst mooier aan de IJssel"

Uitgangspunt van het project "Olst mooier aan de IJssel" is om Olst meer te laten profiteren van haar ligging langs de IJssel. Vanuit dit project wordt beoogd om de oever langs de IJssel te herinrichten tot een zone waar veel ruimte is voor recreatie.

In de navolgende afbeelding is de eerste fase van het programma voor deze zone gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0005.jpg"

Afbeelding - Schetsontwerp "Olst Mooier aan de IJssel"

In de uiterwaarde komen dagrecreatieve voorzieningen, zoals picknickvoorzieningen, een uitkijktoren en een openluchttheater. Het openlucht theater heeft een grondbeslag van circa 620 m2 en een bouwhoogte van 2 à 3 meter. Er worden wandelpaden aangelegd, die in noordelijke richting over zullen gaan in struinpaden richting Den Nul en Fortmond. Tevens zal langs de IJssel een aanlegsteiger worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0006.jpg"

Afbeelding - Schets openluchttheater

Daarnaast zal op de plaats waar nu de werknemers van Abbott parkeren een parkeerplaats worden aangelegd, die bereikbaar is via de Veerweg. Op deze parkeerplaats zullen 8 camperplekken worden gerealiseerd en 20 parkeerplaatsen aangelegd. Per saldo zal hier het verhard oppervlak afnemen. Langs het water wordt een steiger aangelegd.

  • Verplaatsing parkeerterrein Abbott

Het huidige parkeerterrein van Abbott zal verplaatst worden naar de noordzijde van het bedrijf. De parkeerplaats wordt ontsloten op de nieuwe rotonde langs de Rijksstraatweg en De Meente. In de onderstaande afbeelding is de ligging van het nieuwe parkeerterrein weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0007.png"

Afbeelding - Ligging van het nieuwe parkeerterrein van Abbott

  • Aanleg rotonde

Ter hoogte van de kruising van de Rijksstraatweg (N337) met De Meente zal een rotonde worden aangelegd door de provincie Overijssel.

In het bestemmingsplan 'Olst-West 2005' is reeds een rotonde geprojecteerd ter plaatse van dit kruispunt. Recentelijk is door de provincie Overijssel en gemeente Olst-Wijhe onderzocht of deze oplossing annu nu nog steeds de beste oplossing is, ook kijkend naar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Uit het onderzoek blijkt dat een rotonde nog steeds gewenst is. Hoewel de huidige vormgeving als voorrangskruispunt voldoet aan de wet- en regelgeving, vinden op het kruispunt regelmatig ongevallen plaats als gevolg van het niet of onvoldoende verlenen van voorrang. De potentieel verkeersonveilige situaties worden versterkt omdat langzaam verkeer van dezelfde rijbaan gebruikt maakt als snelverkeer. Door het ontbreken van een heldere komgrens is er geen duidelijke overgang van het snelheidsregime van buiten (80 km/uur) naar binnen (50 km/uur) de bebouwde kom.
Hierdoor ontstaat een te groot snelheidsverschil tussen autoverkeer en langzaam verkeer. De oplossing dient bij te dragen aan het versterken van de komgrens, en de verkeersveiligheid en doorstroming richting de toekomst dienen geborgd te zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0008.jpg"

Voorlopig ontwerp rotonde

Het doel van het project is tweeledig:

  • Realiseren van een duurzaam veilige aansluiting N337 - De Meente en ontsluiting van het Abbott terrein.
  • Verbeteren van de leefbaarheid / oversteekbaarheid traverse N337.

Vanaf de rotonde zal een toegangsweg naar de nieuwe parkeerplaats worden aangelegd.

De nieuwe rotonde en de toegangsweg zijn in het vigerend bestemmingsplan reeds voorzien alleen past het nieuwe ontwerp net niet binnen de vigerende bestemmingen.

  • Verplaatsing bijgebouw en uitruil grond van de molen

Het achterterrein van de molen met schuur zal worden toegevoegd aan het bedrijventerrein van Abbott. Hiervoor in de plaats wordt het perceel van het molenterrein aan de noordzijde uitgebreid. Hier mag een bijgebouw van 80 m2 worden gerealiseerd. Het molenterrein zal om die reden aan de noordzijde worden vergroot en aan de westzijde worden ingekort.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0009.jpg"

Molenterrein

Op voorgaande afbeelding is de uitbreiding weergegeven in het blauw en het deel dat bij het bedrijventerrein wordt gevoegd geel.

Bestaande bedrijventerrein Abbott

Het bestaande bedrijventerrein van Abbott wordt in dit bestemmingsplan meegenomen. In het huidige bestemmingsplan zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden nauwkeurig vastgelegd. In onderliggend bestemmingsplan worden de bestaande rechten overgenomen.

 

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028. Daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Het onderhavige plan is niet in strijd met de nationale belangen die in de SVIR worden genoemd.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies houden zich bezig met datgene wat van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Vanuit het Barro is de EHS (nu: NNN) een ruimtelijk belang dat in het plangebied voorkomt. Het Barro geeft voor de EHS uitsluitend aan dat de provincies verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de EHS door middel van provinciale ruimtelijke verordeningen. In hoofdstuk 4.8 wordt nader ingegaan op het aspect natuur ten aanzien van de geplande ontwikkelingen. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro.

Tevens is de IJssel aangemerkt als een nationaal belang. Vanaf de IJssel moet een vrijwaringszone van 25 meter aangehouden om de vaarweg te beschermen. Daarnaast dienen het stroomvoerend regime en het rivierbed te worden beschermd.

Ten aanzien van de recreatieve voorzieningen die in de uiterwaarden worden gerealiseerd (openlucht theater en uitkijkpost) kan worden vermeld dat de ophoging die hiervoor nodig is, gebonden is aan een maximum van 50 m3. Door dit maximum kan gesteld wordt dat er sprake is van werkzaamheden van ondergeschikt belang is. Dit betekent volgens het Waterbesluit art. 6.12.2.f dat er geen Watervergunning volgens art. 6.12.1 van het Waterbesluit nodig is. Aangezien art. 6.12.1 Waterbesluit niet van toepassing is, zijn ook de art. 2.4.1 t/m 2.4.5 van het Barro niet van toepassing.

Er wordt voldaan aan de regels van de Barro. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden zal advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.1.3 Waterbeleid van de 21ste eeuw

Door het toenemend hoogwater in rivieren, wateroverlast, een versnelde stijging van de zeespiegel en groeiende behoefte aan schoon drinkwater is het Waterbeleid 21e eeuw vormgegeven. Het oude systeem van waterbeheer waarbij de nadruk werd gelegd op het scheiden en gescheiden houden van land en water is niet in staat om toekomstige ontwikkelingen op te vangen. Om Nederland de komende eeuwen veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden is een omslag in het waterbeleid en denken over water noodzakelijk. Samengevat komt het er op neer dat water weer de ruimte moet krijgen in plaats van worden ontnomen. Daarbij wordt de strategie gevoerd van vasthouden, bergen en tenslotte afvoeren. Dit principe gaat ervan uit dat een overvloed aan water allereerst wordt opgevangen waar deze ontstaat. Water wordt hierbij niet meer zo snel mogelijk afgevoerd, maar zolang mogelijk vastgehouden. Wanneer vasthouden niet meer mogelijk is, zal dit geborgen worden in daarvoor toegewezen gebieden. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Zo wordt het watertekort bestreden. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op het aspect water.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.

De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • Herstructurering: Er wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's, dorpen en steden worden gestimuleerd om hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Hoofdinfrastructuur: Investeren in wegverkeer: trein, fiets, waar veiligheid en doorstroming centraal staan.
  • SER-ladder: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik toepassen bij bebouwing door hantering van de 'SER-ladder'. Deze methode maakt eerst het gebruik van de ruimte, die wordt geoptimaliseerd, daarna wordt de toepassing van meervoudig ruimtegebruik onderzocht, vervolgens de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden. Hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Plannen: Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.


Actualisatie Omgevingsvisie- en verordening
Provinciale Staten hebben op 12 april 2017 de actualisatie Omgevingsvisie vastgesteld, evenals de actualisatie van de Omgevingsverordening.

De omgevingsvisie is geënt op het geven van handvatten voor het mogelijk maken van initiatieven. Ten eerste wordt aangegeven of een initiatief ergens mogelijk is, waar dit mogelijk is en hoe dit mogelijk is.

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

De volgende niveaus komen aan de orde:

  • 1. Generieke beleidskeuzes (of);
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven (waar);
  • 3. Gebiedskenmerken (hoe).

Deze kaartlagen bestaan in de Omgevingsvisie uit vele deelkaarten. In onderstaande zijn per niveau de meest relevante kaarten weergegeven.

1. Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de NNN, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0010.jpg"

Uitsnede kaart Gebiedsspecifieke beleidskeuzes

Op de kaart "Gebiedsspecifieke beleidskeuzes" is ter plaats van het plangebied sprake van drie relevante aanduidingen:

  • Boringsvrije zone Salland Diep: In een boringsvrije zone bevinden zich beschermende bodemlagen tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken. In de boringsvrije zones is het beleid gericht op het behoud van de beschermende bodemlagen. Doorboren van deze bodemlagen is niet toegestaan. Ook geldt een verbod om koelwater, afvalwater en overige (verontreinigde) vloeistoffen te lozen en een verbod om bodemenergiesystemen te installeren die de ondoordringbare kleilaag doorboren. Het belang van het water is kaderstellend.
  • Natuur Netwerk Nederland (NNN) kade en water: de IJssel en de kade hiervan zijn aangewezen als bestaande natuur. Bovendien maken de uiterwaarden voor een groot deel deel uit van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het gaat hier om het gebied ten zuiden van de Veerweg en het gebied ten noorden van het terrein van Abbott. Een deel van de nieuwe rotonde en toegangsweg naar de parkeerplaats ligt binnen Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0011.jpg"

Ligging Natura 2000-gebied Rijntakken


2. Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn daarnaast geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0012.jpg"

Uitsnede kaart Ontwikkelingsperspectieven

Het bedrijventerrein en de molenlocatie maken deel uit van 'woon- en werklocaties buiten stedelijke netwerken'. De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

Het voorliggende plangebied ligt volledig binnen het ontwikkelingsperspectief "Zone ondernemen met natuur en water". Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) bestaat uit:

  • het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), waaronder de Nationale Parken en Natura 2000-(uitwerkings)gebieden
  • (landbouw)gebieden rond het NNN met potentie voor ontwikkeling van groen ondernemerschap en natuur- en waterkwaliteit
  • het watersysteem

Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) richt zich op het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het accent ligt op natuur die, naast biodiversiteit, betekenis heeft voor mensen en bijdraagt aan hun welzijn en welvaart. Om dit mogelijk te maken, wordt ruimte geboden aan de groeiende groep betrokken ondernemers en bewoners die zelf willen ondernemen met natuur en water.

Binnen de Zone ONW buiten het natuurnetwerk is ruimte voor economische dragers die in harmonie met de natuur-, water- en landschappelijke kwaliteiten plaats kunnen vinden. Er liggen hier kansen voor bijzondere functiecombinaties zoals landbouw en natuur, specifieke vormen van verblijfsrecreatie, nieuwe landgoederen en wonen en werken met versterking van natuur- en/of waterkwaliteit. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij'- principe en initiatieven moeten gericht zijn op de realisatie van natuur-, water- en/ of landschapskwaliteit.

3. Gebiedskenmerken
In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan /ruimtelijke onderbouwing (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een (bestemmingsplan)regeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het (bestemmings-)plan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een (bestemmingsplan)regeling conform deze richtinggevende uitspraken. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de 'natuurlijke laag', de 'agrarische cultuur laag', de 'stedelijke laag' en de 'lust- en leisurelaag'. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.

Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden.

Het plangebied bevindt zich in de natuurlijke laag "rivierengebied - rivier en uiterwaarden". Dit is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0013.jpg"

Uitsnede kaart Gebiedskenmerken

De Overijsselse rivieren IJssel, Vecht, Regge en Dinkel zijn grote beeldbepalende regionale structuren die hun eigen landschap hebben gevormd.

Het landschap van de rivieren kent diverse samenhangende onderdelen, ieder met eigen kwaliteiten:

  • In de bovenlopen van rivierdalen: hoog waterpeil;
  • De duinen langs met name de Vecht: het kenmerkende reliëf en de natuurkwaliteit;
  • De oeverwallen: de natuurlijke variatie van bos op de hogere delen, open ruigte langs de voet van de oeverwal;
  • De uiterwaarden of rivierdalen (winterbed): afwisselend dynamisch landschap van geulen of meanders, open vlaktes en zachthoutooibos met een belangrijke functie voor de waterafvoer;
  • De komgronden liggen verder van de rivier af, het zijn gebieden met zware klei en lokaal moerasbos.

In het winterbed is aangepast agrarisch gebruik mogelijk, gericht op openheid en rekening houdend met veranderende (hydrologische) omstandigheden. Hou de rivier beleefbaar en ervaarbaar en vergroot de recreatieve mogelijkheden. Als ontwikkelingen plaats vinden in het winterbed, dan dragen deze bij aan een dynamisch landschap van hoofdgeul en nevengeulen en aan recreatieve toegankelijkheid.

Stedelijke laag
In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen. Daarbij wordt kwaliteit, eigenheid en onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker.

In de stedelijke laag is het huidige bedrijventerrein aangeduid als 'bedrijventerrein' en de molen als 'historische centra, binnensteden'.

Bedrijventerreinen kenmerken zich als werk- of voorzieningengebieden, te onderscheiden in industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengde bedrijventerreinen. De verkaveling en -inrichting is functioneel. De terreinen zijn slechts beperkt aangesloten op omliggende wijken en landschappen. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.

Als ontwikkelingen plaats vinden in historische centra, dan dragen deze bij aan behoud en versterking de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

Laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.

De verblijfsrecreatiecomplexen, de attracties, de routes voor wandelen, fietsen en varen zijn een belangrijke economische factor geworden met een vergelijkbaar aandeel in de economie als de agrarische sector. Dit alles verandert het aanzien, de gewenste gebruiksmogelijkheden en betekenis van het buitengebied. Aan het ‘belevingslandschap' ontleent Overijssel zijn tijdsdiepte, maar ook zijn aantrekkingskracht. Steeds vaker worden de kwaliteiten uit het verleden ingezet in plannen door daar met nieuwe kwaliteiten, gebruiks- en verschijningsvormen op voort te bouwen. Belangrijk in deze laag is het oude en nieuwe ‘erfgoed’ van de provincie.

Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van bestaande gebiedskenmerken en het creëren van nieuwe omgevingskwaliteiten, aan vergroting van de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap en aan herstel van discontinuïteiten in landschappelijke structuren.

In en in de buurt van het plangebied is sprake van de volgende (recreatieve) gebiedstypen: fietsroutes, stads- en dorpsfronten, kanalen en vaarten en donkerte.  

3.2.2 Conclusie provinciaal beleid

De voorgenomen realisatie van de dagrecreatieve voorzieningen past binnen het provinciale beleid. Met name het benutten van de uiterwaarden voor dagrecreatieve voorzieningen sluit aan bij de ambitie om de rivier en de natuur beleefbaar te maken zonder hierbij een te grote landschappelijke impact te hebben.

Ten gevolge van de ontwikkeling van de recreatiezone is het nodig om de bestaande parkeerplaats van Abbott te verplaatsen. Deze uitbreiding wordt gerealiseerd buiten Natura 2000-gebied en op de plek waar momenteel een grootschalige sanering plaats vindt. De rotonde en toegangsweg liggen voor een deel binnen Natura 2000-gebied. In de paragraaf over 'Natuur en ecologie' wordt hier nader op ingegaan. Door de verplaatsing van het parkeerterrein wordt de Veerweg niet meer gebruikt door werknemer en leveranciers van Abbott.

De bouw van een bijgebouw nabij de molen is kleinschalig waarbij er van uitgegaan kan worden dat dit geen strijdigheid oplevert met provinciaal beleid.

De realisatie van de dagrecreatieve voorzieningen, het verplaatsen van de parkeerplaats en de bouw van het bijgebouw zijn beperkt van omvang waarbij er van uitgegaan kan worden dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de laddertoets.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Olst-Wijhe (2017)

De structuurvisie Olst-Wijhe beschrijft in hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor onze gemeente voor de komende jaren. De visie beschrijft de aard van de gemeente (de identiteit), de ontwikkelingen die spelen, de ambities en de manier waarop die gerealiseerd kunnen worden. Voor deze visie is de gemeente ingedeeld in vier gebieden:

  • Sterke dorpen
  • Prachtige IJsselzone
  • Lommerrijke landgoederen
  • Sallandse platteland.

Het uitgangspunt is het behouden en versterken van de identiteit. De visie is een handleiding voor èn een uitnodiging aan inwoners en organisaties om nieuwe ontwikkelingen te realiseren. Ontwikkelingen die bijdragen aan de versterking van de identiteit en kwaliteit van de leefomgeving en het landschap.

De hoofdpunten uit de visie zijn:

  • 1. Aantrekkelijk en veilig wonen voor jong en oud met passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen en mogelijkheden om te werken in en om de dorpen en buurtschappen.
  • 2. Evenwicht tussen leefkwaliteit, bereikbaarheid en mobiliteit.
  • 3. Vrijetijdsbesteding als impuls voor de lokale economie met de aantrekkelijke IJsselzone en ‘IJsselfront Olst-Wijhe’ als integrale gebiedsontwikkeling.
  • 4. Versterken van toekomstbestendige landbouw en landgoederen.
  • 5. Inzetten op het duurzaam vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, op duurzame energie en energiebesparing in het kader van de energietransitie.
  • 6. Samenwerken aan circulaire economie, aan vestigingsmogelijkheden voor lokale ondernemers en daar waar mogelijk innovatie bevorderen.

In de structuurvisie is ten aanzien van bereikbaarheid en mobiliteit aangegeven dat de bereikbaarheid en de leefbaarheid voor de inwoners van Olst dient te worden verbeterd door een nieuwe noordelijke ontsluiting te creëren. In het kader hiervan is een nieuwe noordelijke ontsluitingsweg, inclusief een ongelijkvloerse kruising met de spoorweg, die aantakt op de Meente opgenomen. Daarnaast wordt ingezet op het verbeteren van de verkeersveiligheid van de N337 in Den Nul en Olst in samenwerking met de provincie.

Daarnaast zet de gemeente in haar structuurvisie in op de gebiedsontwikkeling ‘IJsselfront Olst-Wijhe’ in samenwerking met landelijke programma’s, zoals Natura 2000, Kaderrichtlijn water (KWR) en het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Deze gebiedsgerichte aanpak verbindt de dorpen Olst en Wijhe met de IJssel. De bereikbaarheid en beleefbaarheid van de rivier is daarbij de gezamenlijke ambitie. Bestaande en nieuwe ‘Unique selling Points’ vormen tezamen het nieuwe ‘IJsselfront Olst-Wijhe’, met als speerpunten de IJsseloever rondom Fortmond, het Infocentrum IJssel Den Nul en de ‘IJssel als Beleefrivier’.

De uitdaging voor het IJsselfront is het verbinden van de verschillende locaties en voorzieningen aan logische en duidelijke routestructuren met behoud van de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteit. Hierbij kunnen mooie kwalitatieve verbindingen worden gerealiseerd met onder andere lokale ommetjes.

Het voorliggende bestemmingsplan sluit goed aan op de Structuurvisie Olst-Wijhe 2017.

3.3.2 Toekomstvisie Olst-Wijhe

Op 22 juni 2009 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Olst-Wijhe vastgesteld, inclusief het bijbehorende Realisatiehoofdstuk, als zijnde de Structuurvisie ex artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Op 12 december 2011 heeft de gemeenteraad daarnaast de actualisatie Toekomstvisie Olst Wijhe, inclusief het Realisatiehoofdstuk in combinatie met de bijstelling van de Nota Bovenwijkse Voorzieningen vastgesteld.

In de toekomstvisie wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de recreatieve mogelijkheden door de bestaande gebiedskwaliteiten beter te benutten. Centraal staat de koppeling van initiatieven rond recreatie met landschaps- en natuurontwikkeling en de verbreding van de agrarische sector. De prioritaire zones en plekken zijn de IJssel met Fortmond, de kernen Wijhe en Olst en de Landgoederenzone (zuidelijke zone aansluitend bij Deventer en noordelijke zone aansluitend bij Heino). In Wijhe en Olst wordt de relatie tussen de centra en de IJssel verbeterd: goede en duidelijke routes van en naar het centrum waardoor de recreant wordt verleid om ook de centra te bezoeken, en vice versa.

Onze gemeente wil zich richten op de recreant, die behoefte heeft aan rust en ruimte. Kleinschalige en bijzondere vormen van verblijfsrecreatie spelen in op deze ambitie. Grootschalige verblijfsrecreatie wordt op dit moment niet nagestreefd, omdat er op dit moment weinig markt is voor een dergelijke ontwikkeling.

De geplande ontwikkelingen, waarbij wordt beoogd de verbinding tussen Olst en de IJssel te versterken en meer recreatieve mogelijkheden te creëren langs de IJssel, sluiten goed aan bij de uitgangspunten van de Toekomstvisie Olst-Wijhe.

3.3.3 Verkeersvisie Olst-Wijhe (2009)

Als onderdeel van de Toekomstvisie is tevens deze Verkeersvisie voor de gehele gemeente opgesteld. In belangrijke mate draait het om een visieontwikkeling op hoofdlijnen, maar er dienen ook concrete antwoorden te worden gegeven op huidige en toekomstige verkeersproblemen. Deze verkeersvisie heeft de vorm gekregen van een VPL-studie. Via deze aanpak wordt een bijdrage geleverd aan energiebesparing en het verminderen van de uitstoot van CO2 door het autoverkeer.

De Rijksstraatweg N337 is in de Verkeersvisie (Gemeente Olst-Wijhe, 2009) gecategoriseerd als een ‘gebiedsontsluitingsweg A’. De Rijksstraatweg N337 verbindt Olst en Wijhe met Deventer en Zwolle. Deze weg heeft de functie van een gebiedsontsluitingsweg en is daarom 80 km/h. Ter hoogte van de kernen kan de snelheid verlaagd worden naar 50 km/h indien de weg de uitstraling heeft van een weg binnen de bebouwde kom.

Een scenario dat is uitgewerkt in de Verkeersvisie is het verlagen van de maximum snelheid van de Rijksstraatweg tot 50 km/h, dat tot verbetering leidt van het contact met de IJssel. Het leidt niet tot lagere intensiteiten op deze weg. Het heeft wel een verbetering van de verkeersveiligheid en oversteekbaarheid tot gevolg.

Daarnaast is in de Verkeersvisie aangegeven dat in plannen voor de noordoostelijke woninguitbreiding van Olst rekening dient te worden gehouden met een eventuele ontsluitingsweg die kan worden aangesloten op de Rijksstraatweg. Deze ontsluitingsweg levert daarmee ook een bijdrage aan het vergroten en breder ontsluiten van bedrijventerrein De Meente.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

Archeologische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.

De gemeente Olst- Wijhe heeft op 4 oktober 2010 de beleidsnota Archeologie vastgesteld. In de beleidsnota is bepaald welke gebieden lage en welke gebieden hoge archeologische waarden hebben. Dit is weergegeven op kaart. Op basis van regels kan vervolgens worden afgeleid of voor ruimtelijke ontwikkelingen wel of geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De beleidsnota bepaalt het volgende voor buitengebieden:

  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 2.500 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm;
  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 5.000 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm;
  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een lage archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 10 ha;
  • Bij terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is (AMK-terreinen), is het beleid behoud in situ en geldt altijd een onderzoeksplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0014.jpg"

Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Olst-Wijhe

Uit de archeologische verwachtingenkaart blijkt het volgende:

  • op het deel waar de dagrecreatieve voorzieningen zijn voorzien is sprake van lage archeologische verwachtingswaarden;
  • op de locatie waar het parkeerterrein en de toegangsweg komen is sprake van lage archeologische verwachtingswaarden;
  • op de locatie van de rotonde en een klein deel aan de oostzijde van de Veerweg is sprake van hoge archeologische verwachtingswaarden.
  • op het molenterrein is sprake van hoge archeologische verwachtingswaarden.
4.1.2 Quickscan archeologie

Ten behoeve van de voorziene ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is een archeologische quickscan uitgevoerd. Het rapport hiervan is bijgevoegd in bijlage 1.

Voor de archeologische verwachting van het plangebied en de bijbehorende maatregelen wordt het bestemmingsplan van de gemeente Olst-Wijhe als leidinggevend beschouwd. Uit de quickscan is gebleken dat voor het grootste deel van het plangebied geen dubbelbestemming archeologie geldt en daarom geen archeologisch onderzoek nodig is. Alleen in de zones met een hoge en middelhoge verwachting is onderzoek nodig indien de bodemverstoringen groter zijn dan 100 m2 respectievelijk 250 m2 en in beide gevallen dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld. Wat betreft het oppervlaktecriterium lijken zowel de geplande ingrepen die binnen de hoge verwachtingszone (bouw van de schuur op het molenterrein en de aanleg van het oostelijke deel van de parkeerplaats) als binnen de middelhoge verwachtingszone liggen (aanleg rotonde) hieraan te voldoen. Onduidelijk is nog tot hoe diep de geplande ingrepen beneden maaiveld reiken.
Er wordt geen geen vervolgonderzoek geadviseerd voor de geplande ingrepen in de zones met een middelhoge tot hoge verwachting indien de verstoringen niet dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld. Indien deze wel dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld wordt een bureau- en verkennend booronderzoek aanbevolen.

Ten behoeve van de geplande aanleg van de rotonde is separaat een archeologisch onderzoek uitgevoerd. In dat onderzoek is geconcludeerd dat nader archeologisch onderzoek nodig is bij de rotonde.

4.2 Molenbiotoop

In het voorliggende bestemmingsplan wordt op de verbeelding over de onderliggende moeder-bestemmingsplannen een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen voor de Bökkers Mölle welke de status heeft als rijksmonument (het gebouw aan de voorzijde betreft een gemeentelijk monument). Ter bescherming van de windvang van de molen zijn in dit bestemmingsplan regels opgenomen:

  • 1. binnen de straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, gerekend vanaf het maaiveld ter plaatse van de molen, zijnde 10 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse;
  • 2. binnen de straal van 100 tot 400 m gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, gerekend vanaf het maaiveld ter plaatse van de molen, zijnde 10 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse.

In situaties waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing is afwijking van bovengenoemd criterium mogelijk, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt worden.

4.3 Bodem

4.3.1 Bodemkwaliteit

In de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om de bodemkwaliteit te beschouwen in relatie tot de geplande functies. De milieuhygiënische bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de technische en financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Indien de bodemkwaliteit risico's met zich mee brengt of er sprake is van een spoedeisend geval van bodemverontreiniging dienen de risico's te zijn beheerd of weggenomen door sanering voordat met herontwikkeling kan worden gestart.

In het kader van de bestemmingsplanwijziging zijn met betrekking tot bodem twee delen van belang:

  • 1. een deel van het gebied behoort tot de saneringslocatie van Olasfa.
  • 2. het gebied ligt in de uiterwaarden (en behoort daarmee tot de waterbodem)

Om de bodemkwaliteit te beschouwen in relatie tot de gewenste ontwikkeling is gebruik gemaakt van reeds beschikbare informatie en uitgevoerde onderzoeken. Beoordeeld is of de bodemkwaliteit past bij de toekomstige bestemming.

4.3.2 Beoordeling bodemkwaliteit

Olasfa

Een deel van het plangebied bevindt zich binnen de verontreinigingscontour van het Olasfa-terrein. Hier zijn parkeerplaatsen gepland en zal de ontsluiting richting de N337 worden gerealiseerd.

De realisatie van parkeerplaatsen op het Olasfa-terrein was reeds onderdeel van het bestemmingsplan Olst-West 2005 waarbij reeds is aangesloten bij de realisatie van het project Ruimte voor de Rivier.

Ter plaatse van de saneringslocatie van Olasfa zijn veel onderzoeken bekend (zie o.a. http://www.overijssel.nl/thema%27s/bodem/projecten/sanering-olasfa/). Van de provincie Overijssel is een overzicht ontvangen van de beschikbare bodeminformatie (omgevingsrapportage d.d. 15 maart 2017).

Op de website van de provincie is de actuele stand van zaken rondom de sanering in te zien. Het plangebied ligt in gebied A2. De sanering betreft een stoomsanering. Hierbij wordt door middel van stoom de bodem tot een diepte van 12 m opgewarmd. De teerverbindingen lossen daardoor uit de bodem op en kunnen via grondwater of als gas worden opgevangen en afgevoerd.

De mogelijkheid om parkeer- en inrij-mogelijkheden aan de noordkant van het Abbott-terrein is meegenomen bij de saneringsaanpak.

De gemeente Olst heeft informatie aangeleverd van de locatie Veerweg 12. Ter plaatse van de Veerweg 12 (zie figuur 2) is in 2012 een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Veerweg Olst, april 2012, van der Poel Milieu B.V., kenmerk 11203.085).

Met het onderzoek zijn verontreinigingen met PAK in de grond aangetoond (overschrijding tussenwaarde) en lood en minerale olie (overschrijding achtergrondwaarde). Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is een aanvullend onderzoek uitgevoerd (Aanvullend bodemonderzoek fase2, Veerweg Olst, juli 2012, van der Poel Milieu B.V., kenmerk 11203a02.085). Op de onderzoekslocatie is een sterke verontreiniging met PAK tot 1,5 m-mv aangetoond. De omvang is geschat op minder dan 25m3 waardoor er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0015.png"

Figuur : onderzoekslocatie Veerweg 12

In 2016 is voor de locatie Veerweg 12 een bodemonderzoek gedaan in verband met de voorgenomen uitbreiding van een van Abbott-gebouwen (Milieukundig bodemonderzoek uitbreiding OAK gebouw Veerweg 12 Olst, november 2016, van Dijk Geo-en Milieutechniek B.V., kenmerk 152229). In dit onderzoek is geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen bouw. Vervolgens is een BUS-melding gedaan voor de sanering van een asbestverontreiniging door middel van het aanbrengen van een duurzame afdeklaag van beton (Bus-melding d.d.23-12-2016). Op 20 februari 2017 is de beschikking afgegeven (instemmen met BUS-evaluatie). Hierin is opgenomen dat de asbestverontreiniging is gesaneerd door middel van een open ontgraving tot 1,4 m-mv ter plaatse van de geplande nieuwbouw. Er is geen restverontreiniging aanwezig, er is geen nazorg nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0016.png"

figuur : asbestsanering Veerweg 12 (gearceerd)

Uiterwaarden

Ter plaatse van de uiterwaarden wordt recreatie mogelijk gemaakt (o.a. parkeren voor campers).

De gemeente Olst heeft diverse bodeminformatie aangeleverd waaronder de bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeheer van de Regio IJsselland (6 februari 2013).

Gezien de ligging in de uiterwaarden valt het plangebied deels buiten de bodemkwaliteitskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0017.png"
figuur: uitsnede bodemkwaliteitskaart: zonekaart bovengrond (roze = industrie, blauw = uiterwaard, groen = buitengebied/samengevoegde zone, oranje = bebouwde kom Olst).

Het plangebied maakt deel uit van het project Ruimte voor de Rivier. In het kader van de uiterwaardverlaging is geen recent uitgevoerd onderzoek naar de waterbodemkwaliteit beschikbaar (informatie opgevraagd Rijkswaterstaat d.d. 31 mei 2017).

Wel is in 2012 de bodemzoneringskaart geactualiseerd (CSO, projectnummer 09K206, november 2012). Langs de IJssel bij OIst wordt verwacht dat de waterbodem in de oeverzone ingedeeld kan worden in klasse A of B.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0018.png"

Bodemzoneringskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0019.png"

Actualisatie bodemzoneringskaart

Wanneer de gemiddelde waarden uit de actualisatie van de bodemzoneringskaart in de Risicotoolboxbodem gebruikt worden om de bodemkwaliteitsklasse (landbodem) te bepalen, is de uitkomst 'klasse industrie'. Hierbij is er vanuit gegaan dat de gemiddelde waarden gelden voor een standaard bodem.

Vervolgens kan met de risicotoolbox ook worden bepaald of de gemiddelde waarden leiden tot risico's bij gebruik als recreatiegebied. Hiervoor is uitgegaan van het (gevoelige) gebruik 'plaatsen waar kinderen spelen'. De risico-index is voor alle stoffen lager dan 0,5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0020.png" Resultaat beoordeling verwachte bodemkwaliteit (humane risico's)

4.3.3 Conclusie bodemkwaliteit

Ondanks de nog voortdurende sanering zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit ten aanzien van de realisatie van het parkeerterrein en inrij-mogelijkheden aan de noordzijde van het Abbott-terrein.

Op het Olasfa-terrein is een sanering gaande. Uit recente onderzoeken blijkt dat het verontreinigde gebied doorloopt tot in de dijk onder de N337. Daarnaast is in het studiegebied een kleine kans op de aanwezigheid van asbest in de grond. Voorafgaand en tijdens realisatie van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van bodemverontreiniging en mogelijk asbest. Indien bodemverontreiniging en/of asbest wordt aangetroffen, betekent dit dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is, inclusief eventuele maatregelen die moeten worden getroffen.

De milieuhygiënische kwaliteit van de uiterwaarde is niet bekend. Er worden echter ook geen (punt)verontreinigingen verwacht die een belemmering kunnen vormen voor het gebruik als recreatiegebied. Op basis van de bodemzoneringskaart kan een verwachting worden uitgesproken over de (water)bodemkwaliteit. Hoewel de waterbodem vermoedelijk wordt beoordeeld als klasse industrie wordt tegelijkertijd verwacht dat de bodem duurzaam geschikt is voor het beoogde gebruik. Er is derhalve geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

Voorafgaand aan bouwwerkzaamheden kan, in het kader van de omgevingsvergunning, bodemonderzoek noodzakelijk zijn.

4.4 Geluid

De aanleg van de rotonde en de noordelijke ontsluitingsweg is planologisch reeds mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Olst-West (vastgesteld 05-05-2005).

Door bureau Peutz is destijds onderzoek gedaan naar de akoestische gevolgen van de mogelijke aanleg van een rotonde op de Rijksstraatweg (rapportnummer F 15322-14, d.d. 4 april 2005). In dit rapport wordt de volgende conclusie getrokken: "Vergelijking van de resultaten toont dat in de situatie met rotonde sprake is van een marginaal hogere geluidsbelasting dan in de situatie met voorrangskruising. Ten opzichte van de kruising wordt ter plaatse van het appartementengebouw een 0,1 à 0,2 dB(A) hogere waarden berekend. Bij de woningen gelegen op grotere afstand van de kruising is geen sprake van een verschil in geluidsbelasting. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de voornoemde marginale verschillen in geluidbelasting als niet waarneembaar en daarmede als akoestisch volstrekt verwaarloosbaar kunnen worden aangemerkt. Concluderend kan gesteld worden dat de aanleg van een rotonde ten opzichte van de huidige situatie met een voorrangskruising, niet zal leiden tot een relevante wijziging van de geluidbelasting ter plaatse van de nabij gelegen woningen."

Door Royal Haskoning DHV is een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de reconstructie N337 Olst (notitie T&PBE5223N001D0.1, d.d. 13 februari 2017). Dit onderzoek leidt tot de volgende conclusie:

  • Voor de Rijksstraatweg (N337) en De Meente is geen sprake van reconstructie volgens de Wet geluidhinder vanwege het projecteren van een rotonde;
  • Als gevolg van de nieuw aan te leggen weg richting Abbott is er geen sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB.


Uit de berekeningsresultaten blijkt dat voor de beoordeelde woningen aan de Benedendijk 106 t/m 134 de geluidbelasting als gevolg van de N337 maatgevend is. De geluidbelasting neemt bij deze woningen met maximaal 1 dB toe.

Deze geluidbelastingen nemen als gevolg van cumulatie van de geluidbelasting van de Meente en de nieuw aan te leggen weg richting Abbot niet toe.

Na de verplaatsing van de parkeerplaats neemt aan de zuidzijde van het plangebied het aantal verkeersbewegingen af, omdat de parkeerplaats aan de noordzijde wordt ontsloten. Daarentegen komen in de vrijgekomen ruimte in de uiterwaarde dagrecreatieve voorzieningen. Er wordt naast wandelpaden ook een parkeerplaats gerealiseerd op de plaats waar nu de parkeerplaatsen van Abbott zijn gelegen, die bereikbaar is via de Veerweg. Op deze parkeerplaats zullen camperplekken worden gerealiseerd. Deze voorzieningen zullen niet leiden tot een groter aantal verkeersbewegingen dan in de situatie met de huidige parkeerplaats van Abbott.

In het voorliggende plan wordt de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen niet mogelijk gemaakt waarmee nadere toetsing aan de Wet geluidhinder niet noodzakelijk is.

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat met betrekking tot geluid als gevolg van het wegverkeer.

4.5 Luchtkwaliteit

In de huidige situatie is de N337 een voorrangsweg. Het verkeer vanaf De Meente verleent voorrang aan het doorgaand verkeer op de N337. In de autonome situatie komt een nieuwe weg te liggen tegenover de huidige aansluiting van De Meente op de N337. Deze weg heet Abbott (planologisch reeds mogelijk gemaakt in 2005). De Meente en Abbott verlenen beiden voorrang aan de N337. Het kruispunt wordt vervangen door een rotonde. In de situatie met rotonde worden de wegen die aansluiten op de rotonde naar buiten geplaatst, waardoor de weg meer ruimte inneemt. Ook de rotonde zelf is ruimer opgezet dan de kruising.

Door Royal Haskoning DHV is in een memo (Kenmerk P&SN001D01BE_5223_20160923 d.d. 23 september 2016) onderbouwd of het aanpassen van het kruispunt N337 - De Meente effecten heeft op de luchtkwaliteit.

De conclusies uit deze memo luiden:

  • In de Monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens beschikbaar die beschrijven wat de huidige en verwachtte luchtkwaliteit is in Nederland. Het prognosejaar 2020 beschrijft de verwachte concentraties voor de autonome situatie van het project. Deze concentraties zijn ruim onder de grenswaarde.
  • In de plansituatie wordt de weg breder dan in de autonome situatie. Het verkeer wordt hierdoor uit elkaar getrokken waardoor de uitstoot meer verspreid optreedt. Voor de luchtkwaliteit op de wettelijke toetsafstand, 10 meter van de wegrand, betekent dit dat de concentraties afnemen. Aangezien de concentraties in de autonome situatie voldoen aan de grenswaarden mag worden gesteld dat ook de concentraties met rotonde onder de grenswaarden blijven.
  • De ontwikkelingen in relatie tot de rotonde voldoen aan de Wet Milieubeheer.


Onderstaand zijn deze concentraties (prognosejaar 2020) weergegeven, tussen haakjes is de grenswaarde uit de Wet milieubeheer opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0021.jpg"

Gezien het feit dat de maximale concentraties luchtverontreinigende stoffen ruim onder de wettelijke grenswaarden liggen is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Stikstofdepositie Natura 2000 - rotonde

De wijziging in afwikkeling van het verkeer heeft gezien de afstand tot het habitatrichtlijngebied (1,7 km noordwestelijk) ten aanzien van stikstofdepositie geen negatieve gevolgen. In de AERIUS applicatie Monitor 20154 staan de gevoelige locaties van de Natura 2000 opgenomen als ‘relevante hexagonen’.
Bij een berekening in het AERIUS vindt de beoordeling van stikstofdepositie plaats op deze relevante hexagonen. De afstand van de relevante hexagonen in De Rijntakken ten opzichte van locatie van de rotonde is ruim 2,5 kilometer. Op deze afstand is het effect van de wegasverplaatsing verwaarloosbaar klein. De rotonde leidt daarom niet tot een toename van de stikstofdepositie op de relevante hexagonen in het Natura 2000-gebied.

4.6 Externe veiligheid

Normstelling en wetgeving

Normstelling

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.


Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor zowel bedrijvigheid als transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen staat dit in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In deze besluiten zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het Plaatsgebonden Risico (PR) van een activiteit met gevaarlijke stoffen is de kans per jaar om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen bij die activiteit wanneer iemand 24 uur per dag gedurende het gehele jaar onbeschermd op die plaats zou verblijven.

Het Groepsrisico (GR) van een activiteit met gevaarlijke stoffen is de cumulatieve kans per jaar dat een groep mensen met een minimale grootte overlijdt ten gevolge van de mogelijke ongevallen met gevaarlijke stoffen bij die activiteit.

De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde. De oriëntatiewaarde is een ijkpunt in een systeem waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, kan dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen opleveren voor (delen van) het betreffende gebied.

Wet Basisnet

De Wet Basisnet voegt een nieuw hoofdstuk toe aan de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Deze toevoeging omvat regels voor het vaststellen van het maximaal toegestane risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de hoofdwegen, binnenwateren en de hoofdspoorwegen en de bebouwde omgeving die hier langs ligt en de veiligheid van omwonenden. Het Basisnet stelt verder regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Regeling Basisnet

In de Regeling Basisnet zijn de basisnetafstanden voor de weg, het spoor en het water vastgelegd.

De basisnetafstand geeft aan voor welke afstand een risicoplafond geldt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een PR-plafond en een GR-plafond.

Een PR-plafond is in de Regeling Basisnet omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar is. Het GR-plafond is in dezelfde regeling omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-7 of 10-8 per jaar is.

Besluit externe veiligheid transportroutes

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is bedoeld om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit rond zo'n bedrijf moet rekening worden gehouden met veiligheidsafstanden ter bescherming van individuen (plaatsgebonden risico) en groepen personen (groepsrisico).

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeenten.

Het Bevb geeft de risiconormen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR).Een risicocontour (ofwel plaatsgebonden risico) geeft aan hoe groot in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

Plangebied

Op basis van de openbare Risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied drie risicovolle bronnen zijn gelegen:

  • 1. De IJssel als onderdeel van de basisnetroute Corridor Rijn - Oost-Nederland;
  • 2. Basisnetroute spoor 150, Deventer West - Zwolle Oost;
  • 3. Hogedruk gastransportleiding N-556-60.

De N348 bij Wesepe is als enige weg in de gemeente aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Deze weg ligt op zeer grote afstand van het plangebied. Voor alle overige incidentele transporten van routeringsplichtige gevaarlijke stoffen over andere wegen in de gemeente, is een ontheffing van de routering nodig.

Ten oosten van het plangebied ligt de Provincialeweg N377. Uit beschikbare gegevens ('Jaarintensiteiten VGS op de weg' op www.rijkswaterstaat.nl) blijkt dat over het gedeelte van de N377 ter hoogte van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Op het noordelijker gelegen deel van de N377, vanaf de kruising met de Raalterweg (N756) en noordelijker, is dit in beperkte mate (488 transporten LF1 per jaar) wel het geval. Gezien de grote afstand tussen dat wegvak en het plangebied (ca. 4,5 km) is dit niet van invloed op het plan.

Uit aanvullende informatie van de gemeente blijkt dat er een ontheffing is verleend voor het vervoer van LPG naar het LPG tankstation aan de Meente. Voor dit transport is een ontheffing verleend met een voorgeschreven route, de LPG tankauto's komen vanaf Den Nul over de Rijksstraatweg en nemen de afslag naar de Meente. Bij het vertrekken moeten ze dezelfde route in omgekeerde inrichting volgen. Hier vindt op circa 300 meter afstand van de bestaande bebouwing in het plangebied, beperkt (35 transporten per jaar) transport van LPG plaats. Gezien de afstand en het zeer beperkt aantal transporten is de invloed op het plan verwaarloosbaar klein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2017003003-0301_0022.jpg"

Plaatsgebonden risico

  • 1. IJssel

Voor een basisnetroute water geldt een PR=10-6 contour van 0 meter, dit betekent dat de plaatsgebonden risicocontour zich beperkt tot het water en daarmee het plangebied niet overlapt.

  • 2. Spoorlijn Deventer - Zwolle

Uit de gegevens van Regeling basisnet blijkt voor dit spoortraject een PR=10-6 contour van 0 meter, dit betekent dat de plaatsgebonden risicocontour zich beperkt tot de spoorlijn en daarmee het plangebied niet overlapt.

  • 3. Hogedruk gasleiding

Uit de toelichting van het Partieel bestemmingsplan Welsum - Verlegging gasleiding d.d. 15-06-2015, blijkt dat het plaatsgebonden risico van de verlegging van gastransportleiding N-556-60 voldoet aan voorwaarde dat het PR op een afstand van vier meter gemeten uit het hart van de leiding, die een ontwerpdruk van 40 bar heeft, niet hoger is dan 10-6 per jaar. Daarmee overlapt de plaatsgebonden risicocontour het plangebied niet.

Geconcludeerd wordt dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Groepsrisico

  • 1. IJssel

De invloed op het groepsrisico van deze bron wordt bepaald door een eventuele wijziging in de populatie binnen het invloedsgebied van deze transportroute. Na het verplaatsen van het parkeerterrein van Abbott, wordt het vrijgekomen gebied ingericht ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

Uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) blijkt dat het groepsrisico wordt bepaald door de hoeveelheden vervoerde stofcategorieën GT3 (Toxisch tot vloeistof verdicht gas) of LT2 (Toxische vloeistof). Uit de handleiding valt af te lezen dat alleen als GT3 of LT2 in de vervoersstroom aanwezig zijn er een mogelijkheid is dat het groepsrisico in de buurt komt van 10% van de oriëntatiewaarde. Op deze transportroute zijn GT3 en LT2 niet in de vervoersstroom aanwezig. Mede gezien het beperkt aantal mensen dat gedurende een beperkte tijd in het gebied aanwezig is er sprake van een zeer beperkt groepsrisico.

  • 2. Spoorlijn Deventer - Zwolle

Het invloedsgebied (waarbinnen het groepsrisico wordt bepaald) van een basisnet transportroute bedraagt 200 meter. De spoorlijn is gelegen op circa 600 meter afstand van het plangebied. Het groepsrisico van deze transportroute wordt niet beïnvloed door de voorgenomen ontwikkeling.

  • 3. Hogedruk gasleiding

In het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen zijn afstanden opgenomen die Gasunie hanteert om het gebied af te bakenen waarbinnen bebouwing wordt geïnventariseerd ten behoeve van de groepsrisicoberekening. De hogedruk gasleiding ten noorden van het plangebied heeft een diameter van 8,62 inch en een werkdruk van maximaal 40,00 bar. Voor een dergelijke leiding wordt een inventarisatieafstand gehanteerd van 95 meter. Het plangebied ligt op ruim 150 meter afstand van de leiding en daarmee buiten het gebied waarbinnen het groepsrisico beïnvloed kan worden.

Ten aanzien van het groepsrisico kan gesteld worden dat het bestaande groepsrisico erg laag is binnen het plangebied. De voorziene ontwikkeling naar extensieve dagrecreatieve voorzieningen in dit bestemmingsplan maakt dat de toename van de populatie binnen het plangebied verwaarloosbaar is. Andere voorziene ontwikkelingen binnen het plangebied zijn niet relevant voor het groepsrisico. Een verantwoording van de toename van het groepsrisico kan daarom achterwege worden gelaten.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

In dit bestemmingsplan is een tweetal ontwikkelingen voorzien die een mogelijk impact kunnen hebben op de woon- en leefomgeving. Het betreft de verplaatsing van het parkeerterrein van Abbott naar de noordzijde van het terrein en de realisatie van dagrecreatieve voorzieningen in de IJsselzone.

Verplaatsing parkeerterrein

Binnen het plangebied is het bedrijf Abbott Biologicals B.V. gevestigd. Aan de westzijde van het plangebied ligt het parkeerterrein van het bedrijf. Binnen het plan is een verplaatsing van het parkeerterrein naar de noordzijde voorzien.

Op basis van de gegevens uit de, in het kader van vergunningaanvragen, verrichte akoestische onderzoeken door bureau Peutz (meest recent 30 januari 2015) wordt geconcludeerd dat deze verplaatsing zal leiden tot een toename van de geluidbelasting in beoordelingspunt 4 (Rijksstraatweg 45). Deze toename zal beperkt zijn, gezien het gering aantal personenwagens van personeel in de maatgevende nachtperiode. Uit het onderzoek blijkt dat momenteel de geluidbelasting in de nachtperiode in beoordelingspunt 4, gelijk is aan de grenswaarde ter plaatse. De inrichting van de nieuwe parkeerplaats zal dus zodanig uitgevoerd dienen te worden dat deze grenswaarde niet overschreden wordt.

De (verplaatste) parkeerplaats wordt ontsloten door de nieuw aan te leggen noordelijke ontsluitingsweg die aansluit op de aan te leggen rotonde. Deze ontsluitingsweg is planologisch reeds mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Olst-West (vastgesteld 05-05-2005). Door Royal Haskoning DHV is een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de reconstructie N337 Olst (notitie T&PBE5223N001D0.1, d.d. 13 februari 2017). In dit onderzoek is ook de nieuw aan te leggen weg richting Abbott betrokken. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen niet wordt overschreden.

Geconcludeerd wordt dat de wijzigingen met betrekking tot het Abbott terrein niet leiden tot een wijziging van het woon- en leefklimaat.

Realisatie dagrecreatieve voorzieningen

Bij de realisatie van de dagrecreatieve voorzieningen moet beoordeeld worden of deze voorzieningen niet gehinderd worden door de aanwezigheid van het bedrijf Abbott en andersom of de nieuwe voorzieningen geen extra belemmering vormen voor de aanwezig bedrijvigheid.

Het bedrijf Abbott betreft een farmaceutische productenfabriek (formulering en afvullen geneesmiddelen, sbi: 2120-1) die is ingeschaald in milieucategorie 3.1. Hierbij hoort een grootste afstand tot een rustige woonwijk van 50 meter voor de aspecten geluid, gevaar en geur. Vanwege de gebiedskenmerken kan de IJsselzone echter aangemerkt worden als een gemengd gebied: het gebied wordt gekenmerkt door de ligging aan de provinciale weg en het voorkomen van diverse functies naast elkaar. Hierdoor kan de richtafstand met één stap terug gebracht worden, tot 30 meter. Binnen de 30 meter van het bedrijf zullen enkele dagrecreatieve voorzieningen worden gerealiseerd, zoals fiets- en wandelpaden. Volgens het Activiteitenbesluit, en in lijn daarmee de Wet geluidhinder, behoren dergelijke voorzieningen niet tot gevoelige bestemmingen/ terreinen. De reden hiervoor is dat relatief beperkte duur van de aanwezigheid van bezoekers van het gebied. Een terrein of gebouw wordt als gevoelig aangemerkt indien zich hier permanent, of een groot deel van een etmaal personen bevinden. Dit is in de IJsselzone niet het geval.

De camperplaatsen vormen hier een uitzondering op aangezien hier ook overnacht mag worden. Echter, camperplaatsen zijn volgens artikel 1 van de Bevi niet aan te merken als kwetsbare objecten. Als een kwetsbaar object kan worden aangemerkt: "kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen". De acht camperplaatsen voldoen hier niet aan. Er kan dus van uit worden gegaan dat de camperplaatsen geen rekening hoeven te houden met de aanwezigheid van het bedrijf.

Aangezien de dagrecreatieve voorzieningen geen gevoelige terreinen zijn, leveren deze net als de camperplaatsen geen extra belemmering op voor het bedrijf. Zekerheidshalve zal tussen de camperplaatsen en het bouwvlak van het bedrijf een afstand worden aangehouden van 30 m.

Er bevinden zich geen gevoelige bestemmingen in de nabijheid van de nieuwe dagrecreatieve voorzieningen waardoor dus ook geen sprake zal zijn van belemmeringen.

4.8 Natuur en ecologie

4.8.1 Quickscan ecologie

Ten behoeve van de voorziene ontwikkelingen is een Quickscan Natuurwetgeving uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3. In onderstaande zijn de belangrijkste bevindingen en conclusies van het onderzoek opgenomen.

Toetsing beschermde soorten

Op basis van het literatuuronderzoek en/of veldbezoek wordt geconcludeerd dat er mogelijk foerageergebied voor diverse vleermuissoorten in het plangebied aanwezig is en dat mogelijk beschermde vissoorten (beekprik, elrits, houting), dagvlinders (grote weerschijnvlinder, kleine ijsvogelvlinder, sleedoornpage) en diverse broedvogels in het plangebied voorkomen. Andere beschermde soorten worden uitgesloten.

Vleermuizen foerageergebied

Het is mogelijk dat het plangebied en directe omgeving gebruikt wordt door vleermuizen als foerageergebied. Het voornemen heeft echter geen negatieve gevolgen voor deze functie. Een nader onderzoek naar vleermuizen is niet noodzakelijk.

Vissen

De IJssel is mogelijk onderdeel van het leefgebied voor de beekprik, elrits en houting. Door het voornemen worden er geen ingrepen gedaan in de hoofdstroom. Negatieve gevolgen voor deze soorten worden uitgesloten. Nader onderzoek is niet nodig.

Vlinders

Op basis van de huidige planvorming, waarin er vanuit wordt gegaan dat er géén bomen worden gekapt of houtwallen verdwijnen kunnen negatieve effecten op deze vlinders worden uitgesloten. Nader onderzoek is niet nodig.

Broedvogels

Het plangebied biedt in potentie mogelijkheden als broedlocatie voor diverse vogelsoorten waarvan het nest niet jaarrond beschermd is. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties/nesten van vogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk). Voor het broedseizoen (verschilt per soort) wordt in de wet geen standaardperiode aangehouden, doorgaans kan globaal uitgegaan worden van 15 maart tot 15 augustus. Voor enkele vogelsoorten zoals uilen begint het broedseizoen vroeger in het jaar. Buiten het broedseizoen zijn nesten niet beschermd, behalve als het nesten van vogelsoorten met een jaarrond beschermde nest betreft. Deze soorten worden niet in het plangebied verwacht. Een nader onderzoek is niet nodig.

Toetsing beschermde gebieden

Het plangebied is deels binnen het Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’ gesitueerd. Mogelijk heeft het voornemen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit beschermde gebied. Hierdoor is voor de uitvoering van het voornemen mogelijk een vergunning in het kader van de Wnb noodzakelijk. Om duidelijkheid te verkrijgen of het voornemen negatieve gevolgen (waaronder stikstofdepositie) heeft op de instandhoudingsdoelstellingen wordt geadviseerd om een nader onderzoek (Natura 2000- Voortoets) uit te voeren om de mogelijke effecten van het voornemen af te bakenen.

Hiernaast is het plangebied onderdeel van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN). Het voornemen heeft mogelijk invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Door het voornemen wordt de aanleg van een parkeerterrein en de recreatieve ontwikkeling van de uiterwaard mogelijk gemaakt, wat ten koste kan gaan van de aanwezige natuurwaarden. Om deze potentiële effecten te bepalen wordt geadviseerd om een nadere beoordeling uit te voeren.

In het kader van de aanleg van de rotonde is door de provincie Overijssel een 'Plan in Hoofdlijnen' opgesteld. In dit plan zijn onder andere de gevolgen van de rotonde op de omgeving bepaald, waarbij ook is gekeken naar de effecten op Natura 2000 en NNN. Het rapport is bijgevoegd in bijlage 5.

Conclusie

Soortenbescherming

Het projectgebied en de directe omgeving heeft een functie voor algemene broedvogels. Voor deze soorten geldt dat de eventueel in gebruik zijnde broedlocaties/nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd zijn. Verstoring van deze nesten is niet toegestaan en daar wordt bovendien geen ontheffing voor verleend. Door buiten het broedseizoen te werken, kunnen negatieve effecten worden voorkomen. Het broedseizoen is een globale periode, ook broedgevallen buiten deze periode zijn beschermd.

Gevolgen voor beschermde natuurwaarden (soorten en/of gebieden) worden uitgesloten.

Gebiedsbescherming

De herinrichting vindt plaats binnen begrensd Natura 2000 Rijntakken dat als vogelrichtlijngebied is aangewezen. De herinrichting heeft geen negatieve gevolgen voor broedvogels. Deze soorten komen niet voor binnen het plangebied en omgeving.

De herinrichting in de uiterwaarden (grasland) betekent verlies aan (potentieel) foerageergebied van niet broedvogels (grasetende ganzen en eenden, weidevogels). Het ruimtebeslag is relatief ten opzichte van het areaal aan beschikbaar foerageergebied binnen begrensd vogelrichtlijngebied zeer klein. Daarnaast wordt door de soorten buiten begrensd gebied gefoerageerd. Het verlies heeft geen significant negatieve gevolgen voor de niet broedvogels en bijbehorende instandhoudingsdoelen.

De wijziging in afwikkeling van het verkeer heeft gezien de afstand tot het habitatrichtlijngebied ( 1,7 km noordwestelijk) ten aanzien van stikstofdepositie geen negatieve gevolgen. In de AERIUS applicatie Monitor 2015 vindt de beoordeling van stikstofdepositie plaats op deze relevante hexagonen. De afstand van relevante hexagonen in De Rijntakken ten opzichte van locatie van de rotonde is ruim 2,5 kilometer. Op deze afstand is het effect van de wegasverplaatsing verwaarloosbaar klein. De rotonde leidt daarom niet tot een toename van de stikstofdepositie op de relevante hexagonen in het Natura 2000-gebied de Rijntakken.

Advies

Soortenbescherming

Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes van de aanwezige soorten uit te laten voeren. Voor broedvogels wordt geadviseerd de verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (doorgaans tussen 15 maart en 15 augustus) uit te laten voeren. Voor enkele vogelsoorten zoals uilen begint het broedseizoen vroeger in het jaar. Wordt er wel in het broedseizoen gewerkt dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden een deskundige op het gebied van vogels te worden ingezet. De deskundige stelt vast of er broedsels aanwezig zijn en zo ja of deze worden verstoord door de toekomstige werkzaamheden. Het resultaat van deze controle kan gevolg hebben voor de uitvoering en planning indien er broedsels worden aangetroffen.

Voorts wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens de werkzaamheden) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door het licht zo veel mogelijk te richten, zo min mogelijk tijdens de nacht en schemer te werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken.

Gebiedsbescherming

Een nadere verslechteringstoets is nodig om te bepalen in hoeverre het gebied wordt gebruikt door niet-broedvogels en wat het verlies aan foerageergebied is.

In de verslechteringstoets zal nader gekeken moeten worden naar cumulatie van overige projecten/plannen met invloed op foerageergebied van niet broedvogels. Project Stroomlijn is een relevant voorbeeld, waarvan de ingreep overigens leidt tot een verbetering van leefgebied van niet broedvogels.

4.8.2 Verslechteringstoets IJsselzone, Veerweg te Olst

In opdracht van de Gemeente Olst heeft LievenseCSO Milieu B.V. in 2017 een oriënterend onderzoek (QuickScan) uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Op basis van het oriënterend onderzoek is geconcludeerd dat de voorgenomen ingreep mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in en binnen de invloedsfeer van de ‘IJsselzone’. Daarom is een aanvullende verslechteringstoets uitgevoerd welke is bijgevoegd in bijlage 4. In onderstaande zijn de conclusies van deze toets weergegeven.

Het met ruimtebeslag van de aanleg van rotonde en ontsluitingsweg gepaard gaande areaalverlies voor niet-broedvogels en de aanleg van het recreatiegebied en het Abbott Biologicals B.V.-terrein leidt niet tot negatieve effecten op vogelsoorten. Het areaalverlies betreft circa 0,5 hectare binnen Natura 2000-gebied Rijntakken. Het grasland met plas-dras-gebiedje vormen potentieel foerageer- en rustgebied voor verschillende soorten watervogels, met name eenden en ganzen. Uit gegevens uit de NDFF blijkt niet dat deze soorten in het plangebied aanwezig zijn, en de draagkracht van het plangebied is op basis van verspreidingsgegevens en de huidige inrichting en beheer van het plangebied in de huidige vorm beperkt. Het NEM-watervogeltelgebied waar het plangebied binnen valt herbergt relatief geringe aantallen van de relevante vogelsoorten, welke veelal aan het open water in het telgebied gebonden zijn. Het plangebied wordt dan ook niet van belang geacht voor vogelsoorten met instandhoudingsdoelen van Rijntakken. Daarmee zullen niet-broedvogels van Natura 2000-gebied 'Rijntakken' geen negatieve effecten ondervinden van het areaalverlies en de aanleg en het toekomstig gebruik van het plangebied.

Bij aanlegwerkzaamheden zijn mensen en machines in het plangebied aanwezig, wat tijdelijk tot verstoring van vogels kan leiden. Deze niet-significante verstoring is alleen tijdelijk en beperkt van aard en zal na de aanleg geen sprake meer van zijn. Ten aanzien van algemeen voorkomende vogels wordt wel aanbevolen de aanleg buiten het broedseizoen uit te voeren.

Verkeer en beweging is relatief voorspelbaar, en vogels die nabij verkeerswegen verblijven zijn hier doorgaans aan gewend. Tijdens het gebruik is er geen sprake van een schrikeffect over een grotere afstand in het donker op het plangebied en de omgeving, door het plotseling aangaan van autoverlichting op parkeerplaatsen. Dit omdat een relatief hoge dichte haag rondom de parkeerplaatsen aangelegd wordt. Met het bovenstaande is er geen sprake van significante effecten door optische verstoring of verstoring door geluid, beweging en licht en verandering in populatiedynamiek op Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. In dit kader staat de Wet natuurbescherming niet in de weg om het plan uit te voeren. Wel wordt aanbevolen om een melding van het plan te doen bij de Provincie Overijssel, omdat een deel van het gebied een klein vlak van Natura 2000-gebied 'Rijntakken' doorsnijdt.

Ook op basis van de werkbeschrijving worden er geen cumulatieve negatieve effecten op de Natura 2000 doelstellingen verwacht. Een Passende Beoordeling met bijbehorende cumulatietoets is in deze situatie niet noodzakelijk.

4.9 Waterhuishouding

4.9.1 Watertoets

De watertoets is een verplicht te doorlopen procedure bij het opstellen van ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan. De watertoets resulteert in een waterparagraaf die gebruikt kan worden in het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplangebied is deels gelegen in de uiterwaard van de IJssel en maakt deel uit van het HWBP Ruimte voor de Rivier.

Watertoetsprocedure

De watertoets is uitgevoerd door Waterschap Drentse en Overijsselse Delta. Van het waterschap is onderstaande reactie ontvangen (per email, dhr. Steenbruggen): "Op 15 april 2017 is de digitale watertoets uitgevoerd voor het project "Rivierzone Olst: aanleg recreatiezone + parkeerplaats en ontsluitingsweg incl. aanleg rotonde aan de provinciale weg' in de gemeente Olst-Wijhe.

Hieruit blijkt dat dit plan deels is gelegen binnen de invloedszone Waterkering IJssel. De Legger primaire waterkeringen van het waterschap is hier van toepassing. De waterkering (incl. profiel van vrije ruimte) en de beschermingszone moet conform Barro worden aangeduid als respectievelijk 'Waterkering' en 'Gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk'.

Voor de locatie van de waterkering en de beschermingszones zie https://www.wdodelta.nl/wdodelta-kaart/

Tevens is in de uiterwaard van de IJssel de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier (bevoegd gezag RWS) van toepassing. Zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-1996-77-p9-SC5738.html

Het waterschap is in januari dit jaar de Verkenningsfase gestart voor het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP)-project Zwolle-Olst. Het plangebied Rivierzone Olst ligt deels in het projectgebied HWBP-Zwolle-Olst. Het realiseren van een parkeerplaats en een rotonde op de kruising De Meente - N337 zijn binnen dit project door de gemeente Olst-Wijhe als zogenaamde meekoppelkans gekenmerkt. Dit betekent dat in het project onderzocht wordt om de parkeerplaats en de rotonde gezamenlijk en gelijktijdig te realiseren. Het is van belang in het bestemmingsplan daar op in te gaan en dat het bestemmingsplan de oplossingsmogelijkheden hiertoe niet beperkt. Op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau tussen gemeente Olst-Wijhe en WDODelta is contact hierover. "

Op 1 juni heeft Rijkswaterstaat (mevr. Y. Borgers) ook een wateradvies gegeven:

"Ter aanvulling en correctie op de mail van het Waterschap:

De locatie voor de rotonde is deels gelegen in het rivierbed van de IJssel. Naast de zorg voor de primaire waterkeringen dient hier de afvoer- en bergingscapaciteit van de rivier beschermd te worden, de veiligheid tegen overstromingen gewaarborgd, de mogelijkheden tot verruiming van de afvoer behouden en de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Deze nationale belangen dienen zowel in het ruimtelijk als in het waterspoor beoordeeld te worden. De Waterwet (Waterbesluit en Waterregeling), de Beleidsregels grote rivieren en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (http://wetten.overheid.nl/BWBR0030378/2017-03-28#Hoofdstuk2_Titeldeel2.4) geven hiervoor de juridische grondslag. De Beleidslijn grote rivieren (opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed. (voor info zie o.a. www.helpdeskwater.nl en www.overheid)."

Op 21 augustus 2017 heeft Rijkswaterstaat het voorontwerp Olst-West beoordeeld. De opmerkingen zijn verwerkt en hebben geleid tot aanpassing van de waterparagraaf.

Met bovenstaande is in de watertoetsprocedure geborgd dat zowel waterschap als Rijkswaterstaat op de hoogte zijn van de plannen.

4.9.2 Waterkader

Landelijk kader

Zoals door waterschap en RWS is aangegeven zijn voor het plangebied de Beleidslijn en Beleidsregels Grote Rivieren (opvolger van Ruimte voor de Rivier), Waterwet en Barro van toepassing.

In het Barro is de IJssel aangemerkt als een nationaal belang. Vanaf de IJssel moet een vrijwaringszone van 25 meter aangehouden om de vaarweg te beschermen. Daarnaast dienen het stroomvoerend regime en het rivierbed te worden beschermd.

De Beleidslijn grote rivieren (opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed.

Om de geplande ontwikkelingen te kunnen afwegen is gebruik gemaakt van de Handreiking Beleidslijn Grote Rivieren en de detailkaart (blad 94) bij de Beleidslijn (beschikbaar via www.helpdeskwater.nl).

De geplande ontwikkelingen zijn beschreven in hoofdstuk 2 en bestaan uit:

  • aanleg van dagrecreatieve voorzieningen inclusief parkeren in de uiterwaarde;
  • verplaatsing parkeerterrein Abbott;
  • aanleg van rotonde;
  • verplaatsing bijgebouw en uitruil grond van de molen.


De IJssel ter plaatse van Olst kent een stroomvoerend regime. Het rivierbed is het gedeelte tussen de primaire waterkeringen aan beide zijden van de rivier. Voor dit bestemmingsplan is relevant dat het gehele plangebied binnen de rivierzone ligt. De N337 is immers de primaire waterkering.

De aanleg van de dagrecreatieve voorzieningen worden beschouwd als activiteiten in een gebied onder stroomvoerend regime waarbij de ontwikkelingen onlosmakelijk zijn verboden met de waterrecreatie (stap 3 afwegingskader uit de handreiking). De aanleg van de vissteiger mag het veilig en doelmatig gebruik van de IJssel niet belemmeren. Er is daarom ook geen zwem-mogelijkheid en geen botenhelling of aanlegsteiger voorzien.

De parkeer- en camperplaatsen zijn niet onlosmakelijk met de waterrecreatie verbonden. Ook het openluchttheater valt hier buiten.

Realisatie van het parkeerterrein met camperplaatsen is mogelijk op basis van Barro (art. 2.4.2) en zijn, bij aanleg op maaiveldniveau, niet watervergunningplichtig. De bouw van het openlucht theater is mogelijk watervergunningplichtig. De aard en omvang van deze voorziening zijn nog niet bekend. Deze dienen zodanig te zijn dat geen negatief effect optreedt ten aanzien van de afvoercapaciteit of waterbergend vermogen.

De verplaatsing van het parkeerterrein Abbott naar de noordzijde van het bedrijf, inclusief de aansluiting op de aan te leggen rotonde, leidt tot een vermindering van zwaar verkeer over de dijk en verbetering van de verkeersveiligheid. De verbetering van de veiligheid is een groot openbaar belang. Door de aanwezige bebouwing (woonkern) aan de oostzijde van de dijk is aanleg van de rotonde buiten het rivierbed niet mogelijk. Het parkeerterrein van Abbott wordt verplaatst naar een voor de rivier meer gunstig gelegen locatie en leidt daardoor niet tot negatieve effecten.

In het bestemmingsplan Olst-West 2005 is reeds opgemerkt dat het Olasfa-terrein na bodemsanering op een lager maaiveldniveau kan worden opgeleverd waarbij ook het bestaande parkeerterrein wordt ontmanteld. Door deze maatregelen krijgt de rivier ter hoogte van het plangebied meer ruimte, waardoor de toekomstige afvoercapaciteit wordt vergroot. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de Beleidslijn Grote Rivieren dat bergend vermogen niet mag afnemen en dat afvoercapaciteit niet belemmerd wordt.

De uitruil van de gronden bij de molen heeft geen gevolgen voor de IJssel.

Tegelijk met de uitruil wordt de realisatie van een bijgebouw van 80 m2 mogelijk gemaakt. Omdat er wordt gebouwd binnen het rivierbed zal een watervergunning noodzakelijk zijn. Omdat de locatie van het bijgebouw (zie hoofdstuk 2) is gelegen op een reeds verhard terrein zijn er geen belemmeringen voor de rivier of waterberging.

Waterschap

Uit de email-correspondentie met het waterschap blijkt dat voor dit bestemmingsplan, gelegen binnen de rivierzone, de landelijke kaders van belang zijn.

Gemeentelijk kader

De gemeente Olst-Wijhe beschikt over een gemeentelijk rioleringsplan 2015-2020. Hierin is beleid geformuleerd voor het omgaan met afvalwater, grondwater en hemelwater binnen de gemeente.

De geplande ontwikkelingen leiden niet tot een toename van afvalwater. Ook heeft de herontwikkeling geen gevolgen voor het grondwater.

Door de aanleg van de nieuwe parkeerplaats, de aanleg van de rotonde met toegangsweg en de bouw van een bijgebouw bij de molen vindt een toename van verharding plaats.

Binnen het rivierbed heeft dit geen negatief effect (en bovendien wordt het Olasfaterrein op een lager niveau opgeleverd).

De gemeente Olst-Wijhe streeft naar het zoveel mogelijk afkoppelen (geen hemelwater via riolering) en infiltratie op eigen terrein (toename verharding compenseren door minimaal 10 mm berging per verharde m2 aan te leggen).

4.9.3 Wateradvies

Voor de herinrichting van het gebied waarbij zowel recreatie in de uiterwaarden mogelijk wordt gemaakt als extra parkeervoorziening aan de noordkant van het gebied (inclusief ontsluiting via een rotonde) en uitruil/bouw bij het molenterrein is reeds afgestemd tussen gemeente Olst-Wijhe, het waterschap Drentse en Overijsselse Delta en Rijkswaterstaat.

Ten aanzien van de recreatieve voorzieningen die in de uiterwaarden worden gerealiseerd (openlucht theater en uitkijkpost) kan worden vermeld dat de ophoging die hiervoor nodig is, een inhoud kent van minder dan 50 m3. Hierdoor wordt voldaan aan de Barro. Voorafgaand aan de uitvoering van deze werken zal advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

Voor realisatie van dit plan dient rekening te worden gehouden met de voorwaarden die vanuit waterschap, Rijkswaterstaat en gemeente voor het gebied gelden.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet aangetoond worden. Een van de manieren om dit te achterhalen is het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten aanwezig waarop instanties, omwonenden en anderen een reactie kunnen geven op het bestemmingsplan. Daarbij gaat het achtereenvolgens om overleg, zienswijzen en beroep. Wanneer nodig wordt het bestemmingsplan aangepast op grond van ingediende reacties.

5.1.1 Vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het concept bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg verstuurd naar Rijkswaterstaat, het waterschap Drents Overijsselse Delta, de provincie Overijssel en het bedrijf Abbott. Naar aanleiding van de reacties is het bestemmingsplan aangepast.

5.1.2 Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft in de periode van 26 oktober tot en met 6 december 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 12 zienswijzen ingediend. De gemeente heeft deze zienswijzen (en enkele ambtshalve wijzigingen) behandeld in de Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen. Deze nota is bijgevoegd in bijlage 6.

5.1.3 Vaststelling

Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 28 mei 2018.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De plannen van "Olst, mooier aan de IJssel" is een burgerinitiatief. Voor deze plannen is door de provincie en de gemeente een subsidie verleend. Samen met de inzet van Plaatselijk Belang Olst kunnen daarmee de plannen worden uitgevoerd. De financiële uitvoering van het plan is gegarandeerd door de bijdragen van de provincie Overijssel en Abbott. De rotonde wordt volledig aangelegd en betaald door de provincie Overijssel. De aansluitende wegen en het nieuwe parkeerterrein naar en van Abbott worden volledig door Abbott betaald.

De kosten die zijn gemoeid met dit bestemmingsplan zijn verzekerd in anterieure overeenkomsten. Hiermee is het bestemmingsplan voor de gemeente financieel uitvoerbaar, er hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.

Hoofdstuk 6 De bestemmingen

6.1 Algemene juridische opzet

Het bestemmingsplan is opgezet als een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.1 Wro. De ruimtelijke indeling van het gebied, alsmede de toegestane functies en maten zijn op de plankaart en in de regels vrij gedetailleerd geregeld. Het is wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt, in de vorm van de daarin opgenomen zogenaamde flexibiliteitbepalingen namelijk de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om ontheffing te verlenen (ex artikel 3.6 lid 1 c Wro) en het plan te wijzigen (ex artikel 3.6 lid 1 a Wro). De bedoelde afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden dienen voldoende "objectief" begrensd te zijn. De kwantitatieve omvang/reikwijdte ervan is vaak al in de betreffende regels zelf bepaald.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan het bestaande perceel van Abbott en het deel dat Abbott in 2015 gekocht heeft. Tevens krijgt de te realiseren parkeerplaats aan de noordzijde van het terrein de bestemming Bedrijf. In het vigerend bestemmingsplan is voor het bedrijf een specifieke bestemming toegepast. In dit bestemmingsplan wordt hierbij aangesloten.

In de bestemmingsomschrijving is daarom aangegeven dat de gronden bestemd zijn voor “gebouwen en installaties ten behoeve van een farmaceutisch bedrijf”, met de daarbij genoemde voorzieningen. Hiermee wordt voorkomen dat na een eventuele, en onverhoopte, sluiting van het bestaande bedrijf, zich in de uiterwaarden van de IJssel een ander bedrijf kan vestigen.

De vigerende bouwregels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Olst-West 2005. Er worden geen extra bouwmogelijkheden geboden aan het bedrijf.

6.2.2 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is toegepast bij het molenterrein en op een perceel aan de zuidzijde van het plangebied. In de gebouwen en op het molenterrein is sprake van verschillende vormen van gebruik: een bedrijfswoning, horeca, een bakkerij (inclusief verkoop) en maalderij. Deze vormen van gebruik worden in dit bestemmingsplan toegestaan. Qua bouwregels wordt aangesloten bij de vigerende bestemming met dien verstande dat op het molenterrein het nieuwe bijgebouw mogelijk wordt gemaakt.

6.2.3 Recreatie - Dagrecreatie

De zone tussen het bedrijf Abbott en de IJssel zal worden ingericht ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen. Deze voorzieningen bestaan onder andere uit wandelpaden, een open lucht theaterplaats en een speelweide. Tevens wordt een parkeerplaats aangelegd waar plaats is voor acht camperplaatsen. Het is toegestaan dat in de campers wordt overnacht, alhoewel de verwachting is dat meer sprake zal zijn van dagrecreanten.

6.2.4 Verkeer

Voor de nieuwe rotonde is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Het parkeerterrein heeft een aanduiding gekregen.

6.2.5 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming regelt de in het gebied gelegen verbindingsweg tussen de nieuwe rotonde en het parkeerterrein. Binnen deze bestemming kunnen ook parkeervoorzieningen, straatmeubilair, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken en waterhuishoudkundige voorzieningen worden gerealiseerd.

6.2.6 Waterstaat - Waterkering

De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor dijken ten behoeve van de waterkering. Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad.

6.2.7 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Ter bescherming van de waterstaatkundige functie van de IJssel en uiterwaarden is de dubbelbestemming waterstaatkundige functie opgenomen.

6.2.8 Waarde - Archeologie - 1 en 2

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 en 2 beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen met daarbij behorende ondergrenzen ten aanzien van oppervlaktes en dieptematen.

6.3 Algemene regels

6.3.1 Anti-dubbeltelbepaling

Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient deze bepaling met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.

6.3.2 Algemene aanduidingsregels

Binnen de algemene regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Deze biotoop geldt rondom de molen 'Bökkers Mölle' en de regeling houdt in dat hoogtebeperkingen gelden ten aanzien van gebouwen binnen (in totaal) een straal van 400 m rondom de molen.

6.3.3 Algemene bouwregels

Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-ter inzage legging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

6.3.4 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is het gebruik anders dan het toegelaten gebruik in de bestemmingen als strijdig gebruik benoemd.

6.3.5 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten ontheffing verlenen van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het -onder voorwaarden- bouwen van antenne- en telecommasten.

6.3.6 Overgangsregels

Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dienen de overgangsregels met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.