direct naar inhoud van 3.3 Maatschappelijke functies
Plan: Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2010001025-0301

3.3 Maatschappelijke functies

3.3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

In de kernen zijn verschillende maatschappelijke functies aanwezig. Een eerste maatschappelijke functie is de (basis)school. Basisscholen zijn aanwezig in Boerhaar, Den Nul en Welsum. In Boerhaar is nog een peuterspeelzaal (Pinokkio) aanwezig. Vervolgens is sprake van dorpshuizen / buurthuizen / multifunctionele accommodaties, iedere kern is in ieder geval voorzien van één van deze functies. In de dorpen Elshof, Boerhaar en Welsum zijn kerken aanwezig. Den Nul heeft twee begraafplaatsen, een grote algemene begraafplaats en een kleinere Joodse begraafplaats.

De afmetingen van de bebouwing is sterk bepaald door de ontstaanswijze en functie ervan. Bij maatschappelijke functies is de functie van het erf (bijvoorbeeld parkeren of schoolplein) van belang, hiervoor is in de meeste gevallen ruimte gereserveerd op het eigen erf bij de bebouwing.

3.3.2 Beleid

Voorzien wordt dat de werkgelegenheid in de zorg stijgt, ook door de vergrijzende bevolking van de gemeente. De behoefte aan allerlei commerciële en niet-commerciële vormen van zorg, van zorgwoningen tot hulp aan huis (thuiszorg, mantelzorg) neemt sterk toe. De gemeente neemt hierin een proactieve rol aan.

3.3.3 Mantelzorg

De gemeente heeft mantelzorgbeleid. Dit beleid is in de regels van dit bestemmingsplan verwerkt.

De voorkeur van de gemeente gaat uit naar huisvesting in de vorm van inwoning. Bij de behandeling van een verzoek in het kader van mantelzorg zal daarom eerst worden bekeken of inwoning tot de mogelijkheden behoort. Van inwoning is sprake als zorgvragers en zorgverleners één woning bewonen en de huisvesting ten behoeve van mantelzorg in (een uitbreiding van) de woning zelf wordt gecreëerd. Inwoning wordt gezien als passend binnen de woonbestemming en is vanuit ruimtelijk perspectief dus rechtstreeks mogelijk. Bovendien is het niet nodig om na beëindiging van de inwoningsituatie de woonvoorzieningen te (laten) verwijderen.

Bij inwoning is en blijft sprake van de huisvesting van één huishouden in (een complex van) gebouwen die op grond van het bestemmingsplan bestemd zijn voor wonen. Dit betekent onder andere dat er voor de inwoonsituatie geen afzonderlijke hoofdingang mag worden gemaakt en dat het hoofdgedeelte en het inwoongedeelte van de woning onderling inpandig bereikbaar blijven. Verder dient er sprake te zijn van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen en dient het karakter van één woning ook in visueel opzicht tot uiting te komen.

Om te voorkomen, dat de afhankelijke woonruimte wordt omgezet in een zelfstandige woning en hiermee dus een extra woning wordt gecreëerd, moet bij aanvragen in het kader van mantelzorghuisvesting aan een aantal voorwaarden worden voldaan:

a. Een afhankelijke woonruimte is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg.

Om tijdelijk te kunnen wonen in een bijgebouw in het kader van mantelzorg moet de behoefte aan mantelzorg aantoonbaar aanwezig zijn. De zorgbehoefte moet door de aanvrager worden aangetoond middels een zorgindicatie, afgegeven door een daartoe deskundig adviseur. De gemeente bepaalt of de indicatie voldoende aanleiding geeft om medewerking te verlenen aan de realisatie van een afhankelijke woonruimte.

b. Er is sprake van een tijdelijke situatie.

Uitgangspunt is dat woonruimte voor mantelzorg tijdelijk is. Dit moet voor alle betrokken partijen kenbaar en voldoende verzekerd zijn. Deze tijdelijkheid is vooraf niet in tijd bepaald. Zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woning worden beëindigd. Vanaf dat moment mag het bijgebouw uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de bestemming.

c. De afhankelijke woonruimte vormt een ruimtelijke eenheid met de hoofdwoning

Het realiseren van een tijdelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg is mogelijk in een bijgebouw dat is gelegen op het perceel van de hoofdwoning. Afhankelijke woonruimte en hoofdwoning dienen een ruimtelijke eenheid te vormen, beide woongelegenheden maken gebruik van dezelfde erftoegang. De afhankelijke woning is architectonisch, constructief en/of functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Met name in het buitengebied en op grote percelen in de bebouwde kom verdient het aanbeveling de afstand tussen bijgebouw en hoofdgebouw te beperken. De bouwregels voor bijgebouwen, zoals opgenomen in het van toepassing zijnde bestemmingsplan, gelden hierbij als uitgangspunt.

d. De afhankelijke woonruimte wordt binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd.

De afhankelijke woning wordt gerealiseerd met inachtneming van de bebouwingsmogelijkheden voor het betreffende perceel. Het toelaten van extra bebouwing, naast de ruimte die het bestemmingsplan biedt, is op basis van deze regeling niet aan de orde. Onverminderd de bepalingen in het bestemmingsplan en/of de wettelijke regelgeving bedraagt de oppervlakte van een afhankelijke woning maximaal 75m² voor locaties gelegen in het buitengebied en maximaal 50m² voor locaties gelegen in de kern. Een afhankelijke woonruimte geeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen.

e. Parkeren gebeurt op eigen terrein.

Parkeren moet op eigen terrein kunnen worden opgelost, tenzij er in de directe omgeving voldoende veilige parkeerplaatsen aanwezig zijn en de afhankelijke woonruimte niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk.

f. Belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

3.3.4 Uitgangspunten bestemmingsplan maatschappelijke functies
  • De bestaande situatie en geldende juridisch-planologische regeling zijn een eerste uitgangspunt voor het bestemmingsplan;
  • De algemene maatschappelijke functies zijn in één bestemming opgenomen, specifieke functies (bijvoorbeeld de begraafplaats) zijn specifiek bestemd. Binnen de maatschappelijke functies is een onderscheid gemaakt bij het bepalen van de bestemmingen. Functies met een grotere milieubelasting op de omgeving, zoals scholen, krijgen een andere bestemming dan bijvoorbeeld kerken;
  • In beperkte mate zijn zorgfuncties (bijvoorbeeld mantelzorg), wanneer ondergeschikt, mogelijk gemaakt in het plangebied;
  • Maatschappelijke functies die, ondergeschikt, in een andere functie voorkomen (bijvoorbeeld bij een woning) en niet bij recht binnen die bestemming toegestaan zijn, zijn specifiek aangeduid;
  • Wanneer een maatschappelijke functie beëindigd is, bestaat de mogelijkheid de functie van de bebouwing te veranderen.