direct naar inhoud van 2.19 Wonen
Plan: Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP2010001025-0301

2.19 Wonen

Doel

Het doel van de bestemming "Wonen" is de woonfunctie van het gebied te behouden en daarbij aan de woonfunctie verbonden functies mogelijk te maken.

Functionele mogelijkheden

De hoofdfunctie van de bestemming is wonen. Daarnaast worden aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Deze moeten echter voldoen aan de in de specifieke gebruiksregels opgenomen voorwaarden. Ook bed & breakfast is hieronder gebracht, er zijn maximaal 6 slaapplaatsen toegestaan.

Daar waar in de bestemming wonen een paardrijdbak aanwezig is, wordt deze specifiek aangeduid.

Daarnaast zijn gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden hoofdgebouwen

Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. Voor de hoofdgebouwen (woningen) is bepaald dat deze in het aangeduide bouwvlak gebouwd moeten worden. Per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande woningen. Wanneer in een bouwvlak meer hoofdgebouwen staan, dan is dit aangeduid. Ook is een aanduiding weergegeven wanneer het gaat om twee-onder-één-kap, anderszins geschakelde en rijwoningen.

Voor de maximale goot- en bouwhoogte zijn twee standaarden te herkennen, namelijk één bouwlaag met een kap en twee bouwlagen met een kap. Het kan voorkomen dat hiervan in een enkel geval wordt afgeweken. Daarnaast zijn ook de minimale en maximale dakhelling (25°- 60°) in de regels opgenomen, deze voorkomen platte daken bij woningen.

Een hoofdgebouw moet in ieder geval 3,00 meter bij een vrijstaand hoofdgebouw gebouwd worden. Hierdoor kan een relatief open bebouwingsbeeld behouden blijven.

Wanneer in bestaande situaties al afgeweken wordt van de hiervoor genoemde afmetingen, dan mogen deze gehandhaafd blijven.

Bouwmogelijkheden aan- en uitbouwen en bijgebouwen

De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Om te voorkomen dat een te dicht bebouwingsbeeld ontstaat, is de maatgeving van dit type bebouwing beperkt in de regels van de bestemming. Bij rijwoningen mag maximaal 50 m2 en bij (half)vrijstaande woningen mag maximaal 70 m2 bij een hoofdgebouw worden gebouwd. Daarbij geldt bovendien een maximaal bebouwingspercentage van 50% van de oppervlakte van het achtererf. Ook de goothoogte en bouwhoogte zijn beperkt. Hierdoor blijft deze bebouwing ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.

Wanneer bebouwing op dit moment al groter is dan de genoemde afmetingen, dan mogen deze blijven bestaan. Hierdoor kan de bestaande situatie behouden blijven.

Bouwmogelijkheden andere bouwwerken

Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.

Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.

De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet hoger zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.

Overkappingen (maximaal 30 m2) mogen achter de voorgevel worden gebouwd. Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 6,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 6,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.

Flexibiliteitsbepalingen

Enige flexibiliteit in de functie- en bouwmogelijkheden is bij de regels opgenomen door middel van afwijkingsregels. Dit betekent dat door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van de bestemmingsregels. Hierdoor worden onder andere een afwijkende dakhelling (c.q. plat dak) en het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor mantelzorg, mogelijk. Bij de verlening van een omgevingsvergunning moet ook worden voldaan aan toetsingscriteria.

Achtergrondinformatie

- Uitgangspunten bestemmingsplan wonen

- Mantelzorg

- Omgevingsaspecten