direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ontwikkeling woonwagenstandplaatsen Olst-Wijhe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1773.BP202301207-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de gemeente Olst-Wijhe is een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd, mede naar aanleiding van de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens waarin is aangegeven dat lokale overheden de cultuur van woonwagenbewoners dienen te beschermen. Gemeenten moeten hun woonwagenbewoners binnen redelijke termijn helpen aan een standplaats, als uit onderzoek blijkt dat hieraan behoefte bestaat. Het woonbehoefteonderzoek toonde destijds aan dat die behoefte er is onder de zogenaamde spijtoptanten; woonwagenbewoners die terug willen keren naar een woonwagen in de gemeente Olst-Wijhe, maar waarvoor nu geen standplaats beschikbaar is. In totaal is behoefte aan acht standplaatsen.

Het vigerende bestemmingsplan voorziet niet in de gewenste stadplaatsen. Om deze standplaatsen mogelijk te maken, moet het bestemmingsplan herzien worden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft de percelen aan Het Anem en de Hooiberglaan in de gemeente Olst-Wijhe. Onderstaand worden beide locaties nader toegelicht.

1.2.1 Het Anem ong. in Wijhe

De locatie Het Anem ongenummerd is gelegen ten noorden van de kern Wijhe. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie G, nummers 2179 en 2314. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Wijhe weergegeven. Het plangebied is indicatief met rode ster en rode omlijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0001.png"  
Afbeelding 1.1: Ligging van Het Anem ong. ten opzichte van de kern Wijhe en de directe omgeving (Bron: plattekaart.nl)  
1.2.2 Hooiberglaan ong. in Olst

De locatie Hooiberglaan ongenummerd is gelegen ten oosten van de kern Olst en ten noordwesten van de kern Boskamp. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Olst, sectie F, nummer 4994. In afbeelding 1.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kernen Olst en Boskamp met rode ster en rode omlijning indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0002.png"  
Afbeelding 1.2: Ligging van de Hooiberglaan ong. ten opzichte van de kern Olst en de directe omgeving (Bron: plattekaart.nl)  

1.3 Geldend bestemmingsplan

1.3.1 Het Anem ong.

Ter plaatse van de gronden aan Het Anem ongenummerd geldt momenteel het bestemmingsplan "Wijhe Noord, herziening omgeving Jan Meesterweg", dat op 20 januari 2014 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan kennen de gronden de enkelbestemmingen 'Bedrijf - Nutsbedrijf' met bouwvlak en 'Groen'. Tevens geldt ook het bestemmingsplan "bestemmingsplan archeologie", dat op 28 april 2014 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.

Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, met daarop het plangebied met rode contour indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0003.png"  
Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "bestemmingsplan Wijhe Noord, herziening omgeving Jan Meesterweg" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)  

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut en tevens ook bestemd voor transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen worden opgericht.

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

Parapluplan
Naast de genoemde geldende bestemmingsplannen geldt ter plaatse ook het thematische bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren". Dit parapluplan voorziet in een regeling voor het onderwerp parkeren. Hierin zijn de parkeernormen vastgelegd.

Strijdigheid
Het voorgenomen plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. De beoogde woonwagenstandplaatsen zijn strijdig met de huidige bestemmingen. Daartoe is de voorliggende herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.3.2 Hooiberglaan ong.

Ter plaatse van de gronden op de locatie Hooiberglaan ongenummerd geldt het bestemmingsplan "bestemmingsplan Olst", dat op 16 februari 2009 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd met de enkelbestemming 'Sport' met bouwvlak. Tevens geldt ook het bestemmingsplan "bestemmingsplan archeologie", dat op 28 april 2014 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden niet voorzien van een dubbelbestemming archeologische waarde.

Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, met daarop het plangebied met rode contour indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0004.png"  
Afbeelding 1.4: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "bestemmingsplan Olst" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)  

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen en de organisatie van evenementen. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

Parapluplan
Naast de genoemde geldende bestemmingsplannen geldt ter plaatse ook het thematische bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren". Dit parapluplan voorziet in een regeling voor het onderwerp parkeren. Hierin zijn de parkeernormen vastgelegd.

Strijdigheid
Het voorgenomen plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. De beoogde woonwagenstandplaatsen zijn strijdig met de huidige bestemming. Daartoe is de voorliggende herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijk beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan wordt getoetst. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw, verantwoording en uitleg van de planregels (Hoofdstuk 6), de economische uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 7) en de resultaten van de gevolgde procedure (Hoofdstuk 8).

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie en planbeschrijving

2.1 Beschrijving van het plangebied

2.1.1 Het Anem ong.

Het Anem ongenummerd ligt ten noorden van de kern Wijhe. Ten oosten van het plangebied ligt een zonnepark, ten zuiden ligt de bebouwde kom van de kern Wijhe en ten westen van de gronden zijn drie woonwagens gesitueerd. De gronden zijn in de huidige situatie onbebouwd.

In onderstaande afbeelding is het plangebied in de huidige staat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0005.png"  
Afbeelding 2.1: Impressie huidige situatie Het Anem ong. (Bron: Google Maps)  
2.1.2 Hooiberglaan ong.

De locatie Hooiberglaan ong. ligt aan de Hooiberglaan, een aftakking van de Kleistraat. De gronden zijn gelegen aan de rand van de kern Olst, in het overgangsgebied naar het buitengebied. De betreffende gronden zijn onbebouwd. Tegenover deze gronden is de sporthal 'De Hooiberg' gevestigd. De omliggende gronden zijn agrarisch bestemd met tevens enkele woonpercelen.

In onderstaande afbeelding is het plangebied in de huidige staat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0006.png"  
Afbeelding 2.2: Impressie huidige situatie Hooiberglaan ong. (Bron: Google Maps)  

2.2 Planbeschrijving

2.2.1 Gewenste situatie

De gemeente is voornemens het plangebied, bestaande uit twee locaties, in te richten te behoeve van woonwagenstandplaatsen. Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. Aan de Hooiberglaan wordt het perceel ingericht voor vier woonwagenstandplaatsen.

Met het inrichten van het plangebied wordt rekening gehouden met de omgevingskenmerken. De beoogde woonwagenstandplaatsen op de locatie Het Anem ong. worden gesitueerd nabij de bestaande woonwagens.

Rondom de beoogde woonwagenstandplaatsen aan de Hooiberglaan ong. worden de omliggende gronden voorzien van groene beplanting waardoor het plangebied opgenomen wordt in het omliggende landschap. De naastgelegen weg en de gronden aan de overzijde van de Hooiberglaan worden bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

In het kader van voorliggend initiatief is voor beide locaties een inrichtingsschets opgesteld van de gewenste situatie. Deze is onderstaand opgenomen in afbeelding 2.3 en afbeelding 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0007.png"  
Afbeelding 2.3: Situatieschets gewenste situatie Het Anem ong. (Bron: gemeente Olst-Wijhe)  
afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0008.png"  
Afbeelding 2.4: Situatieschets gewenste situatie Hooiberglaan ong. (Bron: gemeente Olst-Wijhe)  
2.2.2 Verkeer en parkeren
2.2.2.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de effecten op de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden gedaan op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. In voorliggend geval heeft de gemeente Staphorst voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de "Nota parkeerkengetallen gemeente Olst-Wijhe" opgesteld. Hieraan zal dan ook getoetst worden.

Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. In de vermelde publicatie van het CROW worden parkeerkencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad.

Op basis van de 'Beleidsregels voor parkeren' van de gemeente Olst-Wijhe is de gemeente gecategoriseerd als 'niet stedelijk' en is het plangebied aangemerkt als 'rest bebouwde kom'.

In de gewenste situatie wordt op het perceel Het Anem ongenummerd drie standplaatsen toegevoegd. Op het perceel aan de Hooiberglaan ongenummerd worden vier standplaatsen gerealiseerd. Er wordt uitgegaan onderstaande uitgangspunten:

  • Functie: 'eenpersoonswoning';
  • Verstedelijkingsgraad: 'niet stedelijk';
  • Stedelijke zone: 'rest bebouwde kom'
  • Parkeerbehoefte: 1,8 parkeerplaatsen per standplaats;
  • Bezoekersaandeel van 0,3 parkeerplaatsen per standplaats;
  • Verkeersgeneratie: 2,4 verkeersbewegingen per weekdagetmaal per standplaats.
2.2.2.2 Parkeren

Op basis van de uitgangspunten zoals bovenstaand weergegeven wordt uitgegaan van gemiddeld 2,1 parkeerplaatsen per standplaats. Op de locatie Het Anem ongenummerd zijn afgerond 7 parkeerplaatsen benodigd. Op de locatie Hooiberglaan zijn afgerond 9 parkeerplaatsen benodigd. De percelen Het Anem ongenummerd en de Hooiberglaan ongenummerd is van voldoende omvang om op eigen terrein te voorzien in de parkeerbehoefte.

Gesteld wordt dat het aspect 'parkeren' geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkeling.

2.2.2.3 Verkeersgeneratie

De woonwagens zullen een verkeersgeneratie van 2,4 verkeersbewegingen per standplaats met zich meebrengen. De omliggende wegenstructuur van de deelgebieden aan Het Anem en de Hooiberglaan is van voldoende omvang om de extra verkeersbewegingen op een vlotte en verkeersveilige manier af te wikkelen.

Gesteld wordt dat het aspect 'verkeersgeneratie' geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Met voorliggend plan worden de vigerende bestemmingsplannen herzien. Het plan wordt daarmee tevens geacht in overeenstemming te zijn met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, dat in dit hoofdstuk kort wordt behandeld.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 De Nationale Omgevingsvisie
3.1.1.1 Algemeen

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

3.1.1.2 Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; in 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel; Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's; er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken, waarbij wordt ingezet op ontwikkelingen binnen de bestaande stadsgrenzen.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied; er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw.
3.1.1.3 Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.
3.1.1.4 Toetsing van het initiatief aan de NOVI

In voorliggend geval betreft het een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.1.2.1 Algemeen

In de voorloper van de NOVI, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Om de ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In het Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

3.1.2.2 Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie.

Voor het realiseren van woningen is de uitspraak ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro. In voorliggend geval is de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing, aangezien er in totaal 7 wooneenheden worden gerealiseerd.

3.1.3 Conclusie

Voorliggend plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. Of - generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe - gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.3.1 Of - generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een maatschappelijke opgave. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Andere generieke beleidskeuzes betreffen het voorkomen van overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantoorlocaties.

Ook wordt in deze fase de zgn. Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking gehanteerd. Deze Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden. Integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn beleidskeuzes die invulling geven aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.

Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen, Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om de zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn: reservering voor waterveiligheid en beperking wateroverlast, drinkwater/grondwaterbeschermingsgebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), de Nationale Landschappen en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen.

3.2.3.2 Waar - ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.2.3.3 Hoe - gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Afbeelding 3.1 geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0009.png"  
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.4.1 Generieke beleidskeuzes

In het kader van voorliggende ontwikkeling zijn bij het toetsen aan de 'generieke beleidskeuzes' voornamelijk de artikelen 2.1.2 (principe van concentratie), 2.2.2 (realisatie nieuwe woningen) en 2.14.4 (overstroombaar gebied) van toepassing.

Artikel 2.1.2, lid 1 Principe van concentratie

  • 1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.


Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.2, lid 1 van de Omgevingsverordening Overijssel

In voorliggend geval wordt voorzien in het toevoegen van woonwagenstandplaatsen op de locatie Het Anem ong. en Hooiberglaan ong. binnen de gemeente Olst-Wijhe. Door de gemeente is een woonbehoefte onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er behoefte is aan dit aantal woonwagens binnen de gemeente. Geconcludeerd wordt dat het project in overeenstemming is met het principe van concentratie zoals bedoeld in artikel 2.1.2 lid 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.


Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen

  • 1. Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
  • 2. In bestemmingsplannen wordt in maximaal 80% van de behoefte aan nieuwe woningen zoals vastgesteld in het kader van actueel onderzoek woningbouw, voorzien.
  • 3. In bestemmingsplannen van gemeenten waarvoor woonafspraken van toepassing zijn, mag - in afwijking van lid 2 - in een hoger percentage dan 80% worden voorzien, met een maximum van 100% van de behoefte zoals vastgesteld in het kader van de woonafspraken.
  • 4. De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.


Toetsing aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van zeven woonwagenstandplaatsen. De behoefte voor deze woonwagenstandplaatsen is opgenomen in het woonbehoefteonderzoek (2020) welke door de gemeente is uitgevoerd. Deze ontwikkeling is passend binnen de gemeentelijk woonvisie (zie paragraaf 3.3.2) en binnen de prestatieafspraken zoals overeengekomen met de provincie Overijssel. Daarom is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming te achten met artikel 2.2.2. uit de Omgevingsverordening Overijssel.


Artikel 2.14.4: Overstroombaar gebied

  • 1. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op het overstroombaar gebied als zodanig op de kaart Watergebiedsreserveringen zijn aangegeven, voorzien alleen in nieuwe stedelijke functies binnen deze gebieden als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.
  • 2. De toelichting op bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden als bedoeld in lid 1, is voorzien van een overstromingsrisicoparagraaf die inzicht biedt in:
      • de risico's bij overstroming;
      • de maatregelen en de voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.


Toetsing van het initiatief aan artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening Overijssel

In voorliggend geval is sprake van het realiseren van woonwagenstandplaatsen in overstroombaar gebied. In paragraaf 5.2 is de zogenoemde 'overstromingsrisicoparagraaf' opgenomen. Kortheidshalve wordt hier naar verwezen. Geconcludeerd wordt dat artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening Overijssel geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkeling.

3.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven

Beide locaties behoren tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In afbeelding 3.2 is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart opgenomen waarbij de locaties indicatief is ingetekend met rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0010.png"  
Afbeelding 3.2: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden - net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven - de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

Toetsing van het initiatief aan het 'ontwikkelingsperspectief'

Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenplaatsen gerealiseerd. Voor deze locatie wordt aangesloten bij de woonpercelen van de bestaande woonwagens ten noordwesten van het plangebied. Op de locatie Hooiberglaan ong. worden vier woonwagenplaatsen beoogd. Deze woonwagens worden compact bij elkaar gesitueerd en landschappelijk ingepast. De omliggende gronden worden voorzien van groene beplanting waardoor het plangebied opgenomen wordt in het omliggende landschap. Derhalve zorgt onderhavige ontwikkeling voor een beleefbaar en mooi landschap. Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen de ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

3.2.4.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen is van belang dat de locatie niet ligt in het stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'stedelijke laag' en de 'laag van beleving' buiten beschouwing gelaten worden aangezien deze (oorspronkelijke) waarden niet meer voorkomen in het plangebied en redelijkerwijs ook niet meer te herstellen is.

1. De 'Natuurlijke laag'

Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart van de 'Natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Oeverwallen' welke is gelegen in het gebied 'Rivierengebieden (rivier en uiterwaarden, oeverwallen en komgronden). In afbeelding 3.3 is een uitsnede van de gebiedskenmerkenkaart van de 'Natuurlijke laag' weergegeven. Het plangebied is hierop indicatief aangeduid met de rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0011.png"  
Afbeelding 3.3: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart 'Natuurlijke laag' (Bron: Provincie Overijssel)  

Rivierengebieden (rivier en uiterwaarden, oeverwallen en komgronden)

'Oeverwallen'
De oeverwallen langs met name de IJssel zijn de hogere gronden langs de rivier; ze bestaan uit zand en leemhoudend materiaal, dat door de rivier ooit is afgezet. Van nature zijn deze gronden de drager van rijke en hele afwisellende loofbossen met een weelderige struikenlaag.

De ambitie is de oeverwallen weer als ruimtelijk herkenbare structuren langs de rivieren te ontwikkelen. Het is voornamelijk een cultuurlandschap, de natuurlijke kwaliteiten kunnen hier met name in de keuze van de beplanting sterker ontwikkeld worden. Op een aantal plekken kan de natuurlijke overgang van de hoge oeverwal naar de dynamische uiterwaarden hersteld worden. Als ontwikkelingen plaats vinden op de oeverwallen, dan dragen deze bij aan herstel van de natuurlijke variatie: bos op de hogere delen, open ruigte langs de voet van de oeverwal.

Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'

Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenplaatsen gerealiseerd. Voor deze locatie wordt aangesloten bij de bestaande standplaatsen van de woonwagens ten noordwesten van het plangebied. Op de locatie Hooiberglaan ong. worden vier woonwagenplaatsen beoogd. Deze woonwagens worden compact bij elkaar gesitueerd en landschappelijk ingepast waarbij wordt aangesloten bij de natuurlijke kwaliteiten van het gebied. De omliggende gronden worden voorzien van groene beplanting waardoor het plangebied opgenomen wordt in het omliggende landschap.

2. De 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'

Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart van de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype 'Rivierenlandschap (rivier en uiterwaarden, oeverwallen en komgebieden)' en specifiek aangeduid als 'Oeverwallen'. In afbeelding 3.4 is een uitsnede van de gebiedskenmerkenkaart van de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' weergegeven. Het plangebied is indicatief met rode contour weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0012.png"  
Afbeelding 3.4: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' (Bron: Provincie Overijssel)  

Rivierenlandschap (rivier en uiterwaarden, oeverwallen en komgebieden)
'Oeverwallen'

Het landschap kenmerkt zich door het rivierenlandschap met wegdorpen op de oeverwallen en (handel)steden aan de rivier. De verkavelingen zijn gebaseerd op richting rivier en hoogteligging. De ambitie voor het gebiedstype 'oeverwallen' betreft de contrasten tussen het dynamische natuurlijke winterbed, de kleinschalige oeverwallen met dorpen, boomgaarden en beplantingen en lage grote open komgronden met verspreide erven op duintjes te vergroten en meer beleefbaar te maken. Eventueel nieuwe bebouwing bouwt voort op de bestaande structuur van de gehuchten, landgoederen, linten en erven. Op de oeverwallen wordt gestreefd naar mix van functies (wonen, werken, landbouw).

Als ontwikkelingen plaatsvinden op de oeverwallen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van het gevarieerde patroon van lanen, wallen, agrarische percelen, afgewisseld met boomgaarden en bebouwing.

Toetsing van het initiatief aan de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'

Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenplaatsen gerealiseerd. Voor deze locatie wordt aangesloten bij de bestaande structuur. Op de locatie Hooiberglaan ong. zijn vier woonwagenplaatsen beoogd. Voor beide locaties geldt dat het aansluit bij het gebiedstype 'oeverwallen' gezien de beoogde functie wonen en specifiek woonwagenstandplaatsen. Tevens draagt het voornemen bij aan behoud en versterking van het gevarieerde patroon van lanen, wallen, agrarische percelen, afgewisseld met bebouwing.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Olst-Wijhe 'Ruimte voor initiatief en innovatie'

Op 4 december 2017 heeft de raad de Structuurvisie Olst-Wijhe 'Ruimte voor initiatief en innovatie' vastgesteld. In deze structuurvisie is het beleidskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente verwoord. De visie schetst het toekomstbeeld voor Olst-Wijhe op weg naar 2025.

Aan de basis van de visie ligt het behoud en versterken van de identiteit (kernkwaliteiten) van het unieke Sallandse landschap aan de IJssel. Met de landgoederen en dorpen tussen de Hanzesteden Deventer en Zwolle. De structuurvisie bevat een aantal strategische doelen voor de gemeente, waaronder:

  • Aantrekkelijk en veilig wonen voor jong en oud met passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen;
  • Evenwicht tussen leefkwaliteit, bereikbaarheid en mobiliteit;
  • Vrijetijdsbesteding als impuls voor de lokale economie met het aantrekkelijke 'IJsselfront Olst-Wijhe' als integrale gebiedsontwikkeling;
  • Versterken van toekomstbestendige landbouw en landgoederen en aandacht voor natuur- en landschapskwaliteiten;
  • Inzetten op het duurzaam vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, op duurzame energie en energiebesparing in het kader van de energietransitie;
  • Samen werken aan circulaire economie, aan mogelijkheden voor lokale ondernemers om zich te vestigen en daar waar mogelijk innovatie bevorderen.

Hiermee speelt de structuurvisie ook in op ontwikkelingen als vergrijzing, leegstand en veranderende behoeftes van inwoners en ondernemers. Speciale aandacht is in de Structuurvisie Olst-Wijhe uitgegaan naar de verkeerssituatie Olst. Na een verdiepend en verbreed onderzoek is gekozen voor het verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid door het scheiden van langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer. En het spreiden van langzaam verkeer over meerdere spoorkruisingen.

Ten aanzien van de visie op wonen heeft de gemeente de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • Maximaal benutten van de ontwikkelruimte voor woningbouw, voortkomend uit de regionale woningbouwafspraken (circa 500 woningen);
  • Realiseren van woningen voor de lokale behoefte (met name voor ouderen en jongeren);
  • Toekomstbestendig maken van de bestaande woningvoorraad;
  • Inzetten op duurzame woningen om daarmee tevens het duurzaamheidsprofiel te versterken;
  • Beheer en inrichting openbare ruimte uitvoeren met duurzame materialen, kwalitatief hoogwaardig en passend bij de identiteit van het dorp;
  • Kwaliteitsimpuls voor de dorpsentrees en randen;
  • Waarborgen van de waterveiligheid en beperken van wateroverlast.

Toetsing van het initiatief aan de 'Structuurvisie Olst-Wijhe'

Gemeenten moeten hun woonwagenbewoners binnen redelijke termijn helpen aan een standplaats, als uit onderzoek blijkt dat hieraan behoefte bestaat. Door de gemeente is een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er behoefte is aan de zogenaamde spijtoptanten; woonwagenbewoners die terug willen keren naar de woonwagen in de gemeente Olst-Wijhe, waar nu geen standplaats beschikbaar is. In de beoogde situatie wordt gebouwd voor de behoefte in de gemeente Olst-Wijhe.

3.3.2 Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025

De gemeentelijke woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025 is op 14 maart 2022 vastgesteld en heeft een hoofddoelstelling die luidt: “Ontwikkelen van een toekomstbestendige eigenzinnige woongemeente waar we onze inwoners in staat stellen om goed te kunnen wonen”. Daarnaast is de ambitie uitgesproken dat in de komende tien jaar de woning- voorraad toeneemt met 1000-1200 woningen. De doelstellingen en ambities dienen bereikt te worden aan de hand van vier pijlers, te weten:

  • a. Forse uitbreiding van het woningaanbod: We zetten in op extra woningbouw de komende jaren, vooral rond de kernen Olst en Wijhe. Voor het dorp Wesepe liggen er ook kansen op extra nieuwbouw. Daarnaast passen we in de andere kernen maatwerk toe in afstemming met de betreffende kernen.
  • b. Goede mix van doelgroepen en woningtypen: Differentiatie in de wijken, buurten en kernen is van groot belang voor de leefbaarheid. Dit willen we bevorderen door gerichte nieuwbouw en vernieuwing om daarmee de sociale samenhang te vergroten.
  • c. Duurzaam, klimaat adaptief en natuur inclusief: We willen onze woningen en woonomgeving inrichten die past bij de uitdagingen van deze tijd. Daarbij maken we onder andere gebruik van de ervaringen die we in de wijk Olstergaard opdoen.
  • d. Sociaal en inclusief. Meedoen aan de samenleving, een samen redzame gemeenschap en aanvullende ondersteuning aan iedereen die dat nodig heeft staan centraal. Door aandacht voor leefbaarheid in de kernen en wijken en het bevorderen van ontmoeting in de directe woonomgeving kan inclusie worden versterkt.

De woonvisie richt zich, naast op de eigen inwoners, met name op starters en senioren. Olst-Wijhe wenst een inclusieve gemeente te zijn, met een gevarieerd woningaanbod die daar op aansluit. Dit draagt bij aan het draagvlak voor een divers voorzieningenaanbod. De gemeente Olst-Wijhe richt zich ook op specifieke doelgroepen zoals beschermd wonenn en maatschappelijke opvang, vergunninghouders en woonwagenbewoners. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan.

Woonwagenbewoners

De afgelopen jaren is het thema woonwagenbewoners weer actueel geworden, omdat verschillende gemeente de cultuur van de woonwagenbewoners onvoldoende beschermden en faciliteerden (uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens). Bijde gemeente Olst-Wijhe is er in de afgelopen jaren enkele verzoeken voor een woonwagenstandplaats binnen gekomen. De gemeente heeft in samenwerking met SallandWonen onderzoek naar de behoefte aan woonwagenstandplaasten gedaan. Daaruit komt naar voren dat er een aanvullende behoefte in de gemeente Olst-Wijhe is voor enkele standplaatsen. Onderhavig plan voorziet in de realisatie van zeven woonwagenstandplaatsen, daarmee wordt voorzien in de behoefte.

Daarnaast heeft de gemeente ook de ambitie om in te zetten op circulair bouwen, duurzaamheid en klimaatadaptatie. Zowel bij nieuwbouw, bestaande bebouwing en herinrichting van de openbare ruimte.

Toetsing van het initiatief aan de 'Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025'

Onderhavig voornemen voorziet in het toevoegen van woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Olst-Wijhe. Zoals benoemt is door de gemeente een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat behoefte is aan woonwagens. In de beoogde situatie wordt gebouwd voor de behoefte binnen de gemeente Olst-Wijhe. Ten opzichte van de bestaande woningvoorraad resulteert het toevoegen van woonwagens voor een goede mix van woningtypen. De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de visie van de gemeente zoals opgenomen in de 'Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025'.

3.3.3 Conclusie

Dit plan is niet in strijd met het gemeentelijk beleid.

3.4 Conclusie

De gewenste ontwikkeling, zoals beschreven in deze toelichting, past in het beleid op zowel landelijk-, provinciaal-, regionaal als gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Onderzoek en uitvoerbaarheidsaspecten

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het verplicht om te bekijken in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling gevolgen kan hebben op de aspecten: milieu, ecologie, water, archeologie en cultuurhistorie. In dit hoofdstuk is beschreven wat de gevolgen van dit plan kunnen zijn op die aspecten en is een planologische verantwoording gegeven. Ook is er een watertoets opgenomen.

4.1 Geluid

4.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

4.1.2 Situatie plangebied

In het plangebied worden nieuwe geluidsgevoelige functies (woonwagens) mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt nader ingegaan om het wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.

4.1.2.1 Wegverkeerslawaai

Voor de locaties Het Anem ong. en de Hooiberglaan ong. is door Alcedo een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1 bij deze toelichting.

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een zone, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. De zone is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek verplicht is.

De breedte van de zone, aan weerszijden van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk). In tabel 1 worden de zonebreedten per locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0013.png"  

Binnen het plangebied bevinden zich ook 30 km/uur wegen. Deze wegen hoeven vanuit de Wet geluidhinder niet bij het onderzoek te worden betrokken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidsbelastingen afkomstig van deze wegen wel bepaald.

Van de geluidsgezoneerde weg, Het Anem, zijn geen verkeersgegevens beschikbaar. Bovendien is de verkeersintensiteit op deze weg beperkt, waardoor ook de akoestische invloed beperkt is. Het onderzoek richt zich daarom op de geluidsbelasting van de wegen die zijn genoemd in de tabel.

Onderzoeksresultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Locatie Het Anem ong. te Wijhe

Uit de resultaten blijkt dat, vanwege het wegverkeerslawaai van de N337 Rijksstraatweg, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. Aan de maximale hogere waarde van 63 dB wordt voldaan.

De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt ten hoogste 56 dB.

Overwogen wordt dat het treffen van verdere maatregelen aan de wegen zelf of in de vorm van een afscherming redelijkerwijs niet mogelijk c.q. wenselijk zijn. Daarmee heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Olst-Wijhe besloten hogere waarden voor de nieuw te realiseren drie woonwagenstandplaatsen op de locatie Het Anem ong. te Wijhe vast te stellen. De vast te stellen hogere waarden bedragen voor drie kavels 53 dB. In Bijlage 2 bij deze toelichting is het besluit hogere waarden wegverkeerslawaai opgenomen.

Locatie Hooiberglaan ong. te Olst

Uit de resultaten blijkt dat het wegverkeerslawaai voor de locatie aan de Hooiberglaan te Olst geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

4.1.2.2 Railverkeerlawaai

Locatie Het Anem ong. te Wijhe

Ten oosten van de locatie Het Anem ong. bevindt zich de spoorlijn Deventer - Zwolle. Ter plaatse van deze locatie geldt een geluidproductieplafond (gpp) van 60,3 dB. Bij een dergelijk gpp geldt een zonebreedte van 200 meter. Het plangebied ligt op circa 480 meter van de spoorlijn en bevindt zich daarmee buiten deze zone, akoestisch onderzoek railverkeerlawaai is niet benodigd.

Locatie Hooiberglaan ong. te Olst

De genoemde spoorlijn ligt ten zuiden van de locatie Hooiberglaan ong. te Olst. Ter plaatse geldt een geluidproductieplafond (gpp) van 56,1 dB. Bij een dergelijk gpp geldt een zonebreedte van 200 meter. Het plangebied ligt op circa 550 meter van de spoorlijn en bevindt zich daarmee buiten deze zone, akoestisch onderzoek railverkeerlawaai is niet benodigd.

4.1.2.3 Industrielawaai

In de omgeving van beide locaties is geen gezoneerd bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, aanwezig. Het aspect industrielawaai is niet van toepassing. Wat betreft de invloed van individuele bedrijven op de woningen wordt verwezen naar paragraaf 4.5 (milieuzonering).

4.1.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt, mits de hogere waarden worden afgegeven, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

4.2.2 Situatie plangebied

In dit geval is door Kruse Milieu B.V. een vooronderzoek op beide locaties verricht. De volledige rapporten zijn opgenomen in Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze toelichting. Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste onderzoeksresultaten van beide onderzoeken.

Onderzoeksresultaten vooronderzoek Het Anem ong. 

Tijdens het locatiebezoek zijn op het maaiveld geen puin of asbestverdachte materialen waargenomen. Op de locatie is al eens asbesthoudende materialen gesaneerd. Op basis hiervan wordt de bodem als onverdacht beschouwd voor de aanwezig van asbest.

Er is geen informatie waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. Het besluitvormingsgebied kan daarom als onverdacht worden beschouwd. Vanuit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan en de voorgenomen aanleg van woonwagenstandplaatsen. De bodem wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik.

Onderzoeksresultaten vooronderzoek Hooiberglaan ong. 

Tijdens het locatiebezoek zijn geen waarnemingen gedaan waardoor de locatie als verdacht dient te worden beschouwd. Op het maaiveld zijn geen puin of asbestverdachtende materialen waargenomen.

Er is geen informatie waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. Het besluitvormingsgebied kan daarom als onverdacht worden beschouwd. Vanuit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan en de voorgenomen aanleg van woonwagenstandplaatsen. De bodem wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik.

4.2.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor onderhavig voornemen.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
4.3.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

4.3.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

4.3.2 Situatie plangebied

De onderhavige ontwikkeling is gezien de aard en de omvang van dit project in vergelijking met de in paragraaf 4.3.1.1 genoemde voorbeelden een wijziging die 'niet in betekende mate bijdraagt' aan enige vorm van luchtverontreiniging. De beoogde woonwagens worden niet aangemerkt als een 'gevoelige bestemming' in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

4.3.3 Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi)
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden).

Het transporteren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.4.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de risicokaart van de locatie Het Anem ong. te Wijhe weergegeven. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de risicokaart van de locatie Hooiberglaan ong. te Olst weergegeven. De ligging van het plangebied is middels een rode ster indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0014.png"  
Afbeelding 4.1: Uitsnede Risicokaart Het Anem ong. te Wijhe (Bron: Atlasleefomgeving)  

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0015.png"  
Afbeelding 4.2: Uitsnede Risicokaart Hooiberglaan ong. te Olst (Bron: Atlasleefomgeving)  

Vaarweg Corridor Rijn Oost-Nederland
De locatie Het Anem ong. ligt op een afstand van circa 540 meter vanaf de binnenvaartroute 'Corridor Rijn Oost-Nederland'. De locatie Hooiberglaan ong. ligt op circa 1,4 km afstand van de genoemde vaarweg. Volgens het basisnet heeft deze vaarweg geen PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plangebied.
Uit de Handleiding Risicoanalyse Transport blijkt dat voor de brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2) een afstand van 45 meter geldt. Binnen deze straal geldt bij een calamiteit 1% overlijdenskans. De locatie Het Anem ong. en Hooiberglaan liggen op ruime afstand van de vaarweg, derhalve is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

Spoorlijn Zwolle - Deventer
Op circa 480 meter van de locatie Het Anem ong. en op een afstand van circa 540 meter van de Hooiberglaan ong. ligt de spoorlijn Zwolle - Deventer. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor heeft geen plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor deze spoorlijn geldt geen plaatsgebonden risicocontour. Voor de stofcategorie C3 geldt een letaliteitsafstand van 35 meter. Aan de gestelde afstand wordt voldaan. De spoorlijn vormt geen belemmering voor onderhavig voornemen.

Buisleiding Gasunie
Ten oosten van de locatie Het Anem ong. ligt een buisleiding. De buisleiding heeft een uitwendige diameter van 114,00 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke leiding geldt bij de 1% letaliteitsgrens een invloedsgebied van 50 meter. Bij de 100% letaliteitsgrens geldt een invloedsgebied van 30 meter. De beoogde woonwagenstandplaatsen worden op een afstand van circa 480 meter vanaf de buisleiding gevestigd. Aan de gestelde afstanden kan worden voldaan, een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.

Ten oosten van de locatie Hooiberglaan ong. ligt een buisleiding. De buisleiding heeft een uitwendige diameter van 159,00 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke leiding geldt bij de 1% letaliteitsgrens een invloedsgebied van 70 meter. Bij de 100% letaliteitsgrens geldt een invloedsgebied van 40 meter. De beoogde woonwagenstandplaatsen worden op een afstand van circa 1,1 kilometer vanaf de buisleiding gevestigd. Aan de gestelde afstanden kan worden voldaan, een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.

4.4.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.5 Milieuzonering

4.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

4.5.2 Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Het Anem ong.
De locatie Het Anem ong. ligt ten noorden van de kern Wijhe. In de nabije omgeving bevinden zich voornamelijk woningen en tuin. Er is sprake van het gebiedstype 'rustige woonwijk'.

Hooiberglaan ong.
De locatie Hooiberglaan ligt ten oosten van de kern Olst. In de nabije omgevingen zijn enkele woningen gelegen. Er is sprake van het gebiedstype 'rustige woonwijk'.

Onderstaande tabel geeft de richtafstanden voor de verschillende omgevingstypes weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0016.png"  
4.5.3 Situatie plangebied
4.5.3.1 Algemeen

Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
4.5.3.2 Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie. In voorliggend geval worden op de locaties Het Anem ong. en de Hooiberglaan ong. uitsluitend woonfuncties gerealiseerd. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende functies.

4.5.3.3 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van de bestaande functies in de omgeving en andersom of de nieuwe functie(s) de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven aantasten.

4.5.3.3.1 Het Anem ong.

Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. Woonwagens worden aangemerkt als een nieuwe milieugevoelige functie. Onderstaand wordt nader ingegaan op de omliggende functies.

Bedrijf - Nutsbedrijf
De gronden van het plangebied zijn in de huidige situatie bestemd als 'Bedrijf - Nutsbedrijf'. In de beoogde situatie wordt een gedeelte van deze bestemming gewijzigd naar 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. Een gedeelte van de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' blijft behouden. De beoogde woonwagenstandplaatsen liggen op korte afstand van deze bestemming. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' valt dit onder de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tussen de 10 en 100 MVA'. De grootste richtafstand is die van geluid en bedraagt 50 meter. Aan de gestelde richtafstand kan niet worden voldaan. Gezien de kleinschaligheid van de voorziening waar tevens geen sprake is van bewegingen van verkeer of werktuigen vormt de nabijgelegen bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' geen belemmering voor onderhavig voornemen.

Groen - Hondendressuurterrein
Ten noorden van de locatie Het Anem ong. ligt een groenbestemming met de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein'. Zoals opgenomen in de VNG-uitgave geldt voor deze functie milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter. De groenbestemming met functieaanduiding ligt op circa 90 meter vanaf de beoogde woonwagenstandplaatsen. Aan de gestelde richtafstand wordt voldaan.

Bedrijventerrein
Ten zuidoosten van Het Anem ong. is een bedrijventerrein gelegen. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een afstand van 50 meter in het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Het bedrijventerrein ligt op een afstand van circa 195 meter vanaf de beoogde woonwagenstandplaatsen. Aan de gestelde richtafstand kan worden voldaan.

4.5.3.3.2 Hooiberglaan ong.

Op de locatie Hooiberglaan ong. worden vier woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. Woonwagens worden aangemerkt als een nieuwe milieugevoelige functie.

Sporthal
In de directe nabijheid van het plangebied ligt ten noorden en oosten een sportbestemming. In de bestaande situatie zijn een sporthal en sportvelden aanwezig. Binnen de sportbestemming zijn hoogstens functies met milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter in het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Een gedeelte van de sportbestemming (ten noorden van het plangebied) wordt omgezet naar de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. De beoogde woonwagenstandplaatsen liggen op circa 40 meter afstand vanaf de sporthal. Aan de richtafstand van 50 meter kan vanaf de sportvelden worden voldaan. Aangezien de meeste sportactiviteiten aan de achterkant van de sporthal plaatsvinden wordt een kortere richtafstand acceptabel geacht. Bovendien is de woning op de locatie Hooiberglaan 8 al beperkend voor de ontwikkelingsmogelijkheden gezien de korte ligging tot de sporthal.

Voor de locatie Hooiberglaan ong. wordt gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd wordt de sporthal, ten aanzien van de huidige situatie, niet meer beperkt in haar bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.

4.5.4 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Geur

4.6.1 Algemeen
4.6.1.1 Wet geurhinder en veehouderij en Activiteitenbesluit

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 2 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 8 odeur units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

Op grond van het bepaalde in artikel 1 van de Wgv is een geurgevoelig object als volgt gedefinieerd: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruik.

4.6.1.2 Activiteitenbesluit

Vanaf 1 januari 2013 is het Activiteitbesluit ook van toepassing op agrarische activiteiten. Het Besluit landbouw milieubeheer is tegelijkertijd komen te vervallen. Agrarische bedrijven hebben geen vergunning meer nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Dit zijn type B-bedrijven, zoals veehouderijen, kinderboerderijen (en andere bedrijven die kleinschalig dieren houden), glastuinbouwbedrijven, bedrijven met teelt in gebouwen, bedrijven met open teelt, agrarische loonwerkers en losse opslagen (bijvoorbeeld mest). Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Zo gelden binnen en buiten de bebouwde kom dezelfde normen als in de Wgv. Ook de geurbelasting wordt bepaald volgens het bepaalde in de Wgv. Hetzelfde geldt voor het meten van de afstanden

4.6.2 Situatie plangebied

Voor de beoogde woonwagens geldt dat deze als geurgevoelig object zijn aan te merken op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. Voor een geurgevoelig object gelden vaste afstanden van 100 meter, wanneer deze zijn gelegen in de bebouwde kom. Met de geurverordening kunnen andere afstanden worden gesteld. Voor veehouderijen met dieren waarvoor geuremissie factoren (o.a. voor varkens, pluimvee, schapen, vleeskalveren en stieren) geldt tevens dat geurnormen van toepassing zijn. De gemeente Olst-Wijhe heeft geen geurbeleid.

4.6.2.1 Het Anem ong.

De locatie Het Anem ong. is gelegen in de bebouwde kom van Wijhe. Binnen een straal van 100 meter zijn geen agrarische bedrijven gevestigd. De dichtsbijzijnde intensieve veehouderij ligt ten noordoosten op een afstand van circa 1,1 kilometer. Voor de locatie Het Anem ong. kan een goed woon- en leefklimaat worden geborgd. Omgekeerd wordt het agrarische bedrijf niet in haar bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.

4.6.2.2 Hooiberglaan ong.

De locatie Hooiberglaan ong. is gelegen in de bebouwde kom van Olst. Ten zuidwesten is een grondgebonden agrarisch bedrijf gevestigd. Aan de gestelde afstand van 100 meter kan worden voldaan. De dichtstbijzijnde intensieve veehouderij ligt ten noordoosten op een afstand van circa 600 meter. Voor de locatie Hooiberglaan ong. kan een goed woon- en leefklimaat worden geborgd. Ten aanzien van de intensieve veehouderij wordt deze, gezien andere woningen op kortere afstand van het agrarische bedrijf gelegen, niet verder in haar bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.7 Ecologie

4.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.7.2 Gebiedsbescherming
4.7.2.1 Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het Anem ong. en de Hooiberglaan ong. ligt respectievelijk op circa 100 meter en 1,2 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied de Rijntakken. Om de gevolgen van de gewenste ontwikkeling wat betreft de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in kaart te brengen is een AERIUS-berekening voor beide locaties uitgevoerd. De volledige rapportage van Het Anem ong. en de Hooiberglaan ong. is respectievelijk bijgevoegd in Bijlage 6 en Bijlage 7 bij deze toelichting.

Onderzoeksresultaten AERIUS-berekening

Uit beide berekeningen is gebleken dat voor de realisatiefase en gebruiksfase geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden. Hiermee is een significant negatief effect uitgesloten. Voor de voorgenomen ontwikkeling is er daarom m.b.t. stikstofdepositie geen vergunning Wet natuurbescherming onderdeel Gebiedsbescherming benodigd.

4.7.2.2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

De locatie Het Anem ong. ligt op een afstand van circa 95 meter vanaf het dichtstbij gelegen NNN. De locatie Hooiberglaan ligt op een afstand van circa 800 meter vanaf het dichtstbij gelegen NNN.

Het plangebied behoort niet tot de NNN. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de onderlinge afstand tot de NNN is er geen sprake van een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel, leiden de voorgenomen activiteiten daarnaast niet tot wettelijke consequenties.

4.7.3 Soortenbescherming
4.7.3.1 Algemeen

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. In dit geval is door Gras Advies een Quickscan natuurwaarden uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting.

4.7.3.2 Conclusie Quickscan natuurwaarden

Onderstaand zijn de belangrijkste onderzoeksresultaten opgenomen.

Het Anem ong.

Op deze locatie worden geen zoogdieren, vleermuizen, vogels, reptielen, vissen, amfibieën of ongewervelden verwacht. Een nader onderzoek naar beschermde soorten en/of een ontheffingsaanvraag is niet nodig.

Hooiberglaan ong.

Op de locatie worden geen vleermuizen, reptielen, vissen, amfibieën en ongewervelden verwacht. De locatie is wel geschikt als leefgebied voor de egel, kleine marterachtigen en de steenmarter. Een nader onderzoek naar de egel, kleine marterachtigen en de steenmarter en/of een ontheffingsaanvraag is nodig.

Voor de kleine zoogdieren wordt een lijnvormig element (in de vorm van circa 2 meter breed struweel) als verbindingsstrook aangelegd. De verbindingsstrook wordt ten westen van het plangebied met de Zandwetering verbonden. Zo kunnen marters via de Zandwetering naar een geschikt gebied ten zuiden en noorden van het plangebied migreren.

4.7.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor onderhavig voornemen.

4.8 Archeologie & cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie
4.8.1.1 Algemeen

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

4.8.1.2 Situatie plangebied

Ter plaatse van het plangebied is het parapluplan "Parapluplan archeologie" opgenomen. Aan de hand van de Archeologische verwachtingskaart Olst-Wijhe is ter plaatse van de locatie Het Anem ong. een hoge archeologische verwachting opgenomen. Op de locatie Hooiberglaan ong. geldt een lage archeologische verwachting. In onderstaande verbeelding zijn de locaties Het Anem ong. (links) en Hooiberglaan ong. (rechts) indicatief met rode stippellijn en rode ster weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0017.png"  
Afbeelding 4.3: Uitsnede Archeologische verwachtingskaart Olst-Wijhe (Het Anem ong. en Hooiberglaan ong.) (Bron: Gemeente Olst-Wijhe)  

Bij een hoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom geldt geen onderzoeksplicht bij een oppervlakte van kleiner dan 100 m2 en dieper dan 50 cm onder het maaiveld. Op de locatie Het Anem ong. wordt de diepte van 50 cm niet overschreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Bij een lage archeologische verwachting binnen de bebouwde kom geldt geen onderzoeksplicht bij een oppervlakte van ten hoogste 5 ha en een diepte van ten hoogste 50 cm onder het maaiveld. Op de locatie Hooiberglaan ong. wordt het oppervlakte en de diepte niet overschreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.8.2 Cultuurhistorie
4.8.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

4.8.2.2 Situatie plangebied

Het plangebied kent, op basis van de Rijksmonumenten en Werelderfgoed kaart van Atlas Leefomgeving, bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten.

Op de locatie Jan Meesterweg 4, ten zuidwesten van het deelgebied Het Anem ong. is een woongebouw gevestigd, dat is aangemerkt als een rijksmonument. Dit rijksmonument ligt op een afstand van 120 meter vanaf de locatie Het Anem ong. De beoogde ontwikkeling is niet beperkend ten aanzien van het zicht op het monument op de locatie Jan Meesterweg 4.

Binnen een straal van 600 meter vanaf de locatie Hooiberglaan ong. zijn geen rijks- en of gemeentelijke monumenten gelegen. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor onderhavig voornemen.

4.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in het kader van dit plan geen sprake is van negatieve effecten op archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.9 Milieueffectrapportage

4.9.1 Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

In voorliggend geval is sprake van een kleinschalige ontwikkeling waarbij het aantal verkeersbewegingen slechts in kleine mate toeneemt, zoals beschreven in paragraaf 2.2.2.

Voor beide locaties is een AERIUS-berekening uitgevoerd. Uit beide berekeningen is gebleken dat voor de realisatiefase en gebruiksfase geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden. Hiermee is een significant negatief effect uitgesloten.

Het plan is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

4.9.2 Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Aangezien hier in dit geval sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag om er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

De in het voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkeling voorziet in de realisatie woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Olst-Wijhe. Het gaat om een kleinschalige ontwikkeling. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een ontwikkeling die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op het vorenstaande en de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken.

4.9.3 Conclusie

De conclusie van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling niet significant zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een plan-m.e.r. noodzakelijk maakt.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Vigerend beleid

5.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

5.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022-2027 (vastgesteld 18 maart 2022). Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.

5.1.3 Provinciaal beleid

Het Regionaal Waterprogramma (RWP) 2022 – 2027 Provincie Overijssel is op 15 december 2021 vastgesteld. In het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Overijssel.

De provincies heeft vier ambities:

  • 1. Watersysteem met een goede ecologische en chemische kwaliteit: Een schoon en gezond watersysteem zijn belangrijk om een toekomstbestendig beheer te krijgen;
  • 2. Rekening houden met gevolgen klimaatverandering: de provincie zet zich scherp in op samenwerking met partners om klimaatbestendig en waterrobuust te worden;
  • 3. Versterking ruimtelijke kwaliteit: De investeringen in vormgeving en landschaps- inpassingen worden op prijs gesteld. De provincie wil de beleefbaarheid van het watersysteem verhogen;
  • 4. Kosten waterbeheer: De financiering van het waterbeheer voor de oppervlaktewateren, de aanleg en het onderhoud van keringen en de waterhuishouding in algemene zin liggen primair bij de waterschappen.


De nadruk wordt verder gelegd op specifieke gebieden die meer aandacht nodig hebben bij een ruimtelijk project:

  • Drinkwateronttrekking: de provincie wil aan de voorkant van de ruimtelijke ontwik- kelingen staan, zodat drinkwateronttrekking niet als een belemmering worden ervaren. De bescherming van grondwater voor menselijke consumptie is ook een prioriteit;
  • Waterwingebieden: Bij de winputten, is alle andere activiteiten dan ten behoeve van de openbare drinkwatervoorzieningen niet toegestaan;
  • Grondwaterbeschermingsgebieden (met stedelijke functies): (risico)afweging en maatwerk in de ruimtelijke ontwikkelingen zijn voor deze gebieden kaderstellend;
  • Intrekgebieden (met stedelijke functies): In deze gebieden, is het mogelijk om andere functies toe te staan, mits een duurzame functieverweving mogelijk is bijvoorbeeld extensieve recreatie. Daarnaast hecht de provincie veel belang aan (risico) afwegingen in stedelijke gebieden;
  • Innamezone waterwinning: het water in deze gebieden moeten voldoen aan de eisen van oppervlaktewater;
  • Boringsvrije zone drinkwatervoorziening/ industrie/ Sallands Diep: In de boringsvrije zones is het beleid gericht op het behoud van de beschermende bodemlagen. Doorboren van deze bodemlagen is niet toegestaan.


In het plan zijn deze programma's verder uitgewerkt in maatregelen, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de provincie Overijssel.

In de Omgevingsverordening is ondere andere regelgeving opgenomen voor de drinkwatervoorziening en grondwaterbeschermingsgebieden. Voor bestemmingsplannen c.q. wijzigingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken. Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij deze gebieden zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.

5.1.4 Waterschap

Op 14 december 2021 is het waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Drents Overijsselse Delta vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende vier programma's:

  • Voldoende water: Dit programma draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap op de hoeveelheid : goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte;
  • Schoon water: In het programma 'Schoon Water' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol, alsmede de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch).
  • Waterveiligheid: Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit het primaire en het regionale watersysteem.
  • Duurzame toekomst: Het waterschap hecht veel aan energietransitie: energieneutraal zijn tegen 2025, circulaire economie en bescherming van de biodiversiteit zijn voorbeelden van beleidstukken voor de komende jaren.

Deze vier thema's zijn uitgewerkt in verschillende deelgebieden, waarmee de doelstellingen vertaald zijn in concrete opgaven en maatregelen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; verordening, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

5.2 Waterparagraaf

5.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.2.2 Watertoetsprocedure

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Uit de digitale watertoets komt naar voren dat voor beide locaties de 'normale procedure' en 'advies overstroombaar gebied' van toepassing is. De watertoets van Het Anem ong. is opgenomen in Bijlage 8, de watertoets van de locatie Hooiberglaan ong is opgenomen in Bijlage 9 bij deze toelichting.

Als toevoeging is de watertoets met daarin de uitgangspuntennotitie opgenomen in Bijlage 10 en Bijlage 11 bij deze toelichting.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak is aanmerkelijk minder dan de norm van 1.500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi’s heeft daarbij de voorkeur, indien dit mogelijk is. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

In de beoogde situatie worden de woonwagens aangesloten op het hemelwaterriool. Het water wordt geborgd en afgevoerd. Hiermee wordt wateroverlast voorkomen. Bij beiden locaties is omliggend veel groen aanwezig. Door infiltratie wordt wateroverlast voorkomen.

Advies overstroombaar gebied

Het plangebied ligt in een overstroombaar gebied. Onder overstroombaar gebied wordt verstaan: gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan.

In de overstromingsrisicoparagraaf moet worden aangegeven hoe rekening wordt gehouden met waterveiligheid en voorzieningen voor noodsituaties (vluchtlocaties, aangepast bouwen, evacuatieroutes, bescherming van vitale infrastructuur, geleiding van water naar gebieden waar het minder schade toebrengt). Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen.

Aanvullingen na overleg met het waterschap

Naar aanleiding van het overleg met het waterschap is bij de locatie voor het Anem de geurcirkel opgenomen rondom het gemaal. Binnen deze cirkel worden geurgevoelige voorzieningen uitgesloten.

Daarnaast is er dieper ingegaan op de randvoorwaarden bij de verdere ontwikkeling van de Hooiberglaanlocatie. De locatie heeft nu een waterbergende functie voor omliggende planontwikkelingen (Abersonlocatie en de Hooiberglaan), maar is ruimer opgezet dan voor deze locaties noodzakelijk is. Binnen dat gebied wordt verharding toegevoegd voor de woonwagenstandplaatsen. Deze toegevoegde verharding wordt gecompenseerd door de aanleg van een berging aan de westzijde. Uitgangspunt is daarbij dat die bergingscapaciteit in ieder geval berekend wordt op basis van de opvang die noodzakelijk is voor de eerdere ontwikkelingen en de compensatie die nu noodzakelijk is voor deze woonwagenlocatie.

Bij de verdere uitwerking van de inrichting ook het gesprek met omwonenden willen aangaan, zal dit in een latere fase gedetailleerd worden. Daarbij zullen wij echter wel de opmerkingen die uit het nadere overleg zijn voortgekomen als randvoorwaarden hanteren:

  • Compensatie van de bestaande waterbergende functie die verdwijnt door de toevoeging van de woonwagenstandplaatsen, deze compensatie wordt aan de westzijde gerealiseerd.
  • Daarbij wordt ook voorzien in compensatie van de toevoeging van de verharding voor de woonwagenlocaties indien de bestaande overcapaciteit onvoldoende is om daarin te voorzien.
  • Daarbij wordt het gebied zodanig ingericht dat vanuit het water eerst wordt opgevangen aan de oostzijde, om vervolgens via de verbinding langs de Hooiberglaan naar de westzijde te stromen. Als ook dit gebied volledig benut is, dan pas wordt het overtollig water via een overstort de zuidzijde van het gebied met de woonwagenlocaties afgevoerd naar het oppervlaktewater.
  • Het gebied ligt dicht bij de Zandwetering. Er is sprake van een hoge grondwaterstand. Uitgangspunt is dat het gebied alleen bij regen en overstort water bevat. Daarna moet dit infiltreren of geleidelijk worden afgevoerd.
5.2.3 Overstromingsrisicoparagraaf

Het plangebied is gelegen in een 'overstroombaar gebied' (zie afbeelding 5.1). Op basis van de risicokaart van de Atlas Leefomgeving bedraagt de overstromingsdiepte meer dan 5 meter ter plaatse van Het Anem ong. en de Hooiberglaan ong.

De voorgenomen ontwikkeling leidt tot een toename van het aantal personen in beide gebieden. Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. Voor de locatie Hooiberglaan ong. betreft dit vier woonwagenstandplaatsen. Dit betreft een kleinschalige ontwikkeling en een geringe toename in personendichtheid. Er vindt daarmee geen onevenredig grote toename van het groepsrisico plaats. Daarnaast worden geen functies gerealiseerd voor mensen die minder zelfredzaam zijn. De woonwagens worden beoogd voor reguliere bewoning. De toekomstige bewoners van de woonwagens zijn genoeg zelfredzaam om het plangebied te kunnen ontvluchten. Het plangebied grenst daarnaast aan de openbare weg, waarbij er voldoende mogelijkheid is om het plangebied vlot te kunnen ontvluchten ten tijde van een overstroming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0018.png"  
Afbeelding 5.1: Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlasleefomgeving)  

Evacuatie en (nood)maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plan dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.

De volgende maatregelen zullen worden genomen:

  • Voldoende hoog aanbrengen vloerpeil;
  • Aansluiting van de standplaatsen op de dichtstbijzijnde wegen (Het Anem en Hooiberglaan) waardoor de bereikbaarheid gewaarborgd blijft.

Daarnaast wordt met de veiligheidsregio afgesproken om bij de risicocommunicatie voor dit gebied burgers te informeren over wat te doen bij een mogelijke overstroming. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie. Dit wordt bij de risicocommunicatie meegenomen en wordt meegenomen bij het regionaal coördinatieplan. In de toekomst wordt verkend in hoeverre en op welke manier hoge gebouwen in het gebied schuilmogelijkheden kunnen bieden.

Geconcludeerd wordt dat de ligging van het plangebied in een overstroombaar gebied geen belemmeringen met zich meebrengt ten aanzien van de ontwikkeling.

5.2.4 Conclusie

Via de digitale watertoets is de 'normale procedure' aangevraagd voor beide locaties. Het waterschap is hiermee geïnformeerd. Eventuele adviezen van het waterschap worden in de planvorming betrokken. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor het voornemen.

Hoofdstuk 6 Wijze van bestemmen

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden'.

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

6.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
6.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti- dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

6.2 Opzet van de regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, goothoogte etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde(n) mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn of onder welke voorwaarden toegestaan zijn;
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde(n) mag afgeweken worden van de aangegeven bestemming en/of specifieke gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor de desbetreffende bestemming is gekozen.

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Anti-dubbeltelregel (Artikel 7);

Dit betreft een regel voor gronden die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan.

Algemene bouwregels (Artikel 8);

In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Dit artikel bevat onder andere regels over ondergeschikte bouwdelen en meetverschillen. Tevens zijn regels omtrent parkeren opgenomen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 9);

In dit artikel wordt aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met de geldende bestemmingen. Tevens zijn de regels parkeren opgenomen.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10);

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 11);

In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten het bestemmingsplan te wijzigen.

Overige regels (Artikel 12);

In dit artikel worden de overige regels beschreven.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In het overgangsrecht is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe", dat is vastgesteld op 12 april 2021. Voor de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf' is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Olst", welke is vastgesteld op 16 februari 2009.

Dit bestemmingsplan kent de enkelbestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - Woonwagenstandplaats' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'. Deze bestemmingen worden hierna kort toegelicht.

Artikel 3 Groen

Op de locatie Hooiberglaan ong. wordt het woonperceel omgeven door de bestemming 'Groen'. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen met daarbijbehorende bouwwerken en verhardingen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

Op de locatie Hooiberglaan ong. is de bestaande weg bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Ook is een gedeelte van de huidige sportbestemming bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor straten en paden waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het wijkverkeer, met daarbij behorende andere-bouwwerken, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen.

Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd woonwagenstandplaats met daaronder begrepen kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis en de bijbehorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonwagens' mag het aantal woonwagens niet meer bedragen dan het aangegeven aantal. Ter plaatse van de locatie Het Anem ong. zijn drie woonwagenstandplaatsen toegestaan, voor de locatie Hooiberglaan ong. zijn vier woonwagenstandplaatsen mogelijk gemaakt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1

De met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Vooroverleg, inspraak en zienswijzen

8.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

8.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

8.1.2 Provincie Overijssel

Het plan wordt in het kader van vooroverleg naar de provincie Overijssel toegezonden.

8.1.3 Waterschap Drents Overijsselse Delta

In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de 'normale procedure' van toepassing is (zie paragraaf 5.2.2 van deze toelichting). Het plan wordt voorgelegd aan het waterschap.

8.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid.

8.3 Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 22 juni 2023 tot en met 2 augustus 2023. Tijdens de inzagetermijn zijn zeven zienswijzen binnen gekomen. De zienswijzen zijn samengevat en gebundeld in een rapportage welke is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting betreffende 'Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen'. In deze rapportage is tevens een beoordeling van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen opgenomen.